Zijn hindoes veilig in Bangladesh? Angst en nepnieuws zijn moeilijk te ontrafelen

Hindoes in Bangladesh vrezen voor geweld na de val van autocraat Sheikh Hasina. Nepnieuws valt in vruchtbare aarde in een land waar het regime religieuze spanningen graag uitbuitte.

featured-image

Het voorportaal van de woning van Shama Mondal in de Bengaalse hoofdstad Dhaka is kort en klein geslagen. Het huisje, in een buurt waar volgens bewoners „zo’n dertig” hindoegezinnen wonen, werd aangevallen door een menigte van tientallen mensen, volgens het gezin Mondal vanwege de tempel in de woning. De nis met het altaarbeeld van de hindoegodin Devi is niettemin ongeschonden.

Shama gaf in een video op Facebook „islamisten” de schuld van het geweld. Dit soort berichten maakt dat student Bono Choudhury niet onbevangen geniet van de omverwerping van de autocraat Sheikh Hasina, die op 5 augustus onder druk van massale protesten het land ontvluchtte. „Eerst vierden we feest over het vertrek van Hasina, we waren zo blij.



Maar binnen een paar uur zagen we al de eerste berichten op sociale media, die ons angst aanjoegen.” In de hal van Dhaka University zet hij zijn boekentas op de grond – voor dit gesprek moet hij even zitten. Zijn vriend Shanjay Das (21) knikt.

Hij wil wel wat explicieter zijn: „We hebben een soort gezegde dat een patroon in Bangladesh beschrijft: ‘Als een regime verandert, branden de huizen van hindoes’. Dat is gechargeerd. Maar het is óók waar we bang voor zijn.

” Beide jongemannen studeren aan de Dhaka University, maar de studentenprotesten die leidden tot de val van Hasina maakten ze mee in hun geboortesteden, in het noorden en oosten van het land. „Bij ons was het minder agressief dan in de hoofdstad, maar wij waren natuurlijk woedend over wat het regime de studenten hier heeft aangedaan”, zegt Choudhury over het politiegeweld dat de toenmalige premier op demonstranten afstuurde. Ze vierden de val van Hasina met hun vrienden, maar nu worstelen de economiestudenten met een controversieel en moeilijk te ontrafelen onderwerp, dat in de nasleep van de politieke omwenteling de kop heeft opgestoken: zijn religieuze minderheden veilig in het overwegend islamitische land, dat nog moet kalmeren onder de interim-regering? In de afgelopen weken kwamen berichten naar buiten over geweld tegen hindoes en vernieling van hun eigendommen en gebouwen.

Het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten noemt in een voorlopig rapport ook de beschadiging van enkele gebedshuizen in het land. Dergelijk geweld tegen religieuze minderheden – in Bangladesh vormen hindoes ongeveer 8 procent van de bevolking van 168 miljoen, gelovigen van andere religies (zoals christenen en boeddhisten) samen 1 procent – werd door de studenten achter de succesvolle protestbeweging met klem veroordeeld . Toen de door Hasina’s regering aangestuurde politie na haar val niet meer functioneerde, vormden jongeren in het hele land burgerwachten, die zich opstelden voor hindoetempels of ’s nachts patrouilles liepen door de straten met veel bewoners uit minderheidsgroepen.

Student Choudhury nam zelf deel aan zo’n bewakingsgroepje, en kent moslimvrienden die dat ook deden. „Dat waardeer ik zeer van ze, dat zij zich voor onze veiligheid inzetten. Maar wat ik lastig vind, is dat alle aandacht dáár naar uitgaat, en mensen daarmee verwachten dat mijn zorgen al weg zijn.

Terwijl: mag ik niet gewoon mijn angsten uiten?” Dat leidt tot ontzettend moeilijke gesprekken met hun vrienden, zeggen de twee hindoestudenten: de anderen vinden dat hun alertheid afdoet aan dit revolutionaire moment in Bangladesh. Of, nog scherper, dat ze zich antirevolutionair opstellen. „Gast! Ik heb met je meegestreden!” roept Das verontwaardigd.

Zulke twijfels over de loyaliteit van hindoes komen voort uit diepe historische breuklijnen in Bangladesh, die terug te voeren zijn tot voor de onafhankelijkheid van Bangladesh. Het land maakte zich in 1971, na een bittere taalstrijd en onafhankelijkheidsoorlog, los van Pakistan waartoe het als gebied met een overwegend islamitische bevolking sinds 1947 hoorde na de opdeling van de Britse koloniën in Zuid-Azië. Hindoes golden daarna als belangrijke steunpilaar voor Awami League, de partij van Sheikh Hasina, die wordt gezien als een seculiere partij.

Zijzelf greep die verbintenis gretig aan: toen in de jaren 2000 wereldwijd zorgen waren over islamistisch fundamentalisme, gebruikte zij die om haar internationale imago op te vijzelen. Maar ondertussen ventte Awami League de onderliggende spanningen tussen bevolkingsgroepen in de Bengaalse maatschappij politiek uit. En analisten wijzen erop dat haar antiterreurbeleid steeds meer repressie met zich meebracht.

Dit alles maakt het lastig om de achtergrond van de golf van nieuwe berichten over geweld tegen hindoes te ontrafelen. In zijn dorp in het noordelijke district Rangpur bijvoorbeeld zijn voor zover Choudhury weet twee hindoegezinnen aangevallen. Bij één geval ging het om een verstokte Awami League-aanhanger, die partijbijeenkomsten organiseerde.

Het andere huishouden, dat pal náást dat partijlid woont, omschrijft de student als „politiek neutraal”. De Hindu Buddhist Christian Unity Council van Bangladesh richtte een meldpunt op. Medewerkers turfden sinds een dag voor Hasina’s vertrek zeker 250 incidenten van geweld tegen religieuze minderheden, vertelt voorzitter Rana Das Gupta.

„Op basis van mediaberichtgeving en slachtoffers die ons belden.” De interreligieuze raad wil dat de interim-regering die sinds twee weken aan de macht is, snel optreedt. Daarna moet er een „gestructureerde bescherming van minderheden” komen.

In de inventarisatie zijn de hindoestudenten die omkwamen door het politiegeweld tegen de protesten, niet opgenomen. Verreweg de meeste meldingen kwamen uit rurale gebieden. Als NRC vraagt welke incidenten in hoofdstad Dhaka bekend zijn, wijst de raad de weg naar het huis van het gezin Mondal.

Daar hebben buren in de tussentijd geholpen het puin te ruimen. Mohammad Babu houdt ’s avonds nog de wacht, vertelt hij. Volgens hem werden andere hindoes in deze buurt niet aangevallen.

Hij heeft een andere lezing over de gebeurtenissen dan Shama Mondal: „Volgens mij is het de aanvallers te doen om land. Zij wilden profiteren, terwijl iedereen feestvierde over de val van Hasina. De Mondals wonen hier al lang, maar er zijn eerder ruzies geweest over wie de eigenaar is van dit perceel.

” Zelf is Babu moslim: „Maar dat maakt mij allemaal niet uit. Ik wil het hier veilig houden, ik woon met mijn gezin al jaren naast deze mensen.” Veel incidenten van religieus geweld die op sociale media werden gedeeld, hadden een context van andere lokale disputen, concludeerden factcheckers van de BBC en persbureau AFP .

Bengaalse en internationale media spreken na bestudering van die beelden van politiek geweld. Maar de hindoe-christelijk-boeddhistische raad vindt dat onderscheid, dat ook de huidige regeringsleider Mohammad Yunus gebruikte, „totaal onbehulpzaam”. De organisatie stelt een „gedubbelcheckte lijst” met alle incidenten in het vooruitzicht, die de interim-regering volgens voorzitter Gupta zal dwingen het probleem van religieus geweld serieuzer te nemen.

Professor Din Mohammad Sumon Rahman, docent mediastudies aan de private University of Liberal Arts Bangladesh, betwijfelt of zo’n lijst duidelijkheid zal verschaffen. „In de context van Bangladesh, na al die jaren, is het haast onmogelijk om ‘politieke’ en ‘religieuze’ motivaties te ontwarren”, zegt hij. Sumon Rahman geeft leiding aan FactWatch Bangladesh , dat zich onder meer in samenwerking met Facebook bezighoudt met het verifiëren of ontkrachten van nepnieuws.

„De bevolkingsgroepen zijn zo lang tegen elkaar opgezet, er is zoveel wantrouwen. Je kunt niet debunken hoe mensen zélf incidenten interpreteren”, stelt hij. Juist daardoor valt nepnieuws in vruchtbare aarde.

Net als de angst en onzekerheid die hindoes voelden in de onoverzichtelijke machtswisseling greep zulke desinformatie terug op „ confirmation bias ”, stelt hij. Hij is onomwonden: „Bepaalde partijen hebben er profijt van om moslims in Bangladesh af te schilderen als enge islamisten.” Zo kunnen Hasina en Awami League aantonen dat haar beleid rust bracht voor het land.

Het is ook een schrikbeeld buiten Bangladesh. Veel desinformatie bleek afkomstig van social media accounts in India, waar rechtse en hindoe-nationalistische influencers de angsten aanwakkerden onder het eigen Indiase publiek. Studenten Bono Choudhury en Shanjay Das zagen de berichten over bedreigde Bengaalse hindoes snel veranderen.

Aantallen werden overdreven, zeggen ze, de toon werd sensationeel. Das: „Verschrikkelijke geruchten over genocide tegen hindoes, etnische zuiveringen, groepsverkrachtingen..

. Dat is allemaal niet waar. Natuurlijk had dat als bedoeling om ons uit elkaar te drijven, en om Bangladesh zo zwak te maken.

” „Zuid-Azië komt snel in een greep van zulke haat tussen gemeenschappen”, besluit Das. „Daar moeten we vanaf.” De twee hindoestudenten voelen zich op hun universiteit, de bakermat van de nieuwste machtswisseling in Bangladesh, niet bedreigd.

Maar de frictie die hun angst over mogelijke incidenten oproept, herinnert de twee wel op een ongemakkelijke manier aan hun positie als minderheid. Choudhury besluit: „Het zou goed zijn als onze zorgen worden erkend – gewoon, als iets dat speelt in de maatschappij. Dat is eigenlijk heel simpel, en dan kan de eenheid van de revolutie weer hersteld.

”.