Zie Moerwijk door de ogen van de kinderen die er wonen. ‘Dit gaat over onze levens’

featured-image

Zie Moerwijk door de ogen van de kinderen die er wonen. ‘Dit gaat over onze levens’ De wijk in Den Haag is vaak negatief in het nieuws. Maar op deze foto’s laten jonge bewoners vooral het goede zien.

‘De bakker geeft altijd brood, ook als je geen geld hebt.’ Op de grond van de lounge van het Fotomuseum in Den Haag liggen een stuk of honderd foto’s, verspreid over vijf categorieën: identiteit, spelen, thuis, buurt en vriendschap. Het is een kleine greep uit de duizenden foto’s die kinderen uit groep 7 en 8 van de P.



Oosterleeschool in het Haagse Moerwijk het afgelopen jaar onder begeleiding van fotografen Roos Koole en Jeffrey Grouwstra van Kijklab hebben gemaakt. Vijf kinderen zijn op een maandagmiddag mee om de tentoonstelling in de ruimte naast het restaurant mede te cureren. Een unicum, want het is de eerste keer dat er in dit museum een expositie te zien is die helemaal door kinderen is bedacht en gemaakt.

Moerwijk Forever ; zelfs de titel komt uit de koker van de kinderen zelf. “Dit gaat over onze levens”, zegt Halim (10) stellig als hij met zijn vrienden Robert (11) en Mohammed (11) de voorselectie keurt van de foto’s die over ‘spelen’ gaan. Welke foto hem het meest aanspreekt, vindt hij moeilijk, maar hij kiest voor een foto waar drie bewegende kinderen rondom een jongen in het midden onscherp opstaan.

“Dit is een beetje hoe ik school vind. Niet zo fijn, want we moeten elke keer stilzitten en dat vind ik vervelend. We waren hier om Robert heen aan het rennen.

Het lijkt nu net of hij een lege huls is. Mo heeft de foto gemaakt en ik heb geflitst.” Ook Robert kiest voor deze foto: “Als ik zou moeten zeggen wat er hier gebeurt, zou ik zeggen dat er een jongen zit die diep nadenkt en steeds mensen in zijn gedachten krijgt die er niet zijn.

Een hallucinatie.” De foto zal de muur van het museum uiteindelijk niet halen, maar zegt wel iets over de creativiteit, de energie en het experimentele karakter waarmee de foto’s gemaakt zijn. Over een serie foto’s van een vechtpartijtje zijn de jongens het alle drie eens: die horen er zeker bij.

“We vechten altijd op het schoolplein”, vertelt Robert. Zijn zelfportret met schaafwond op het gezicht is daar een goed voorbeeld van. “Ik had een dikke spin in een boom gevonden en ik deed alsof ik die op Bilal gooide.

Toen heeft hij me gevloerd.” Ook de foto waarop Halim doet alsof hij inbreekt en er een schaduw te zien is van iemand, heeft Roberts voorkeur. “Je ziet vanuit de verte iemand kijken, maar hij doet niets.

Hij durft niets te doen.” Halim voegt toe: “Er zijn heel veel diefstallen in onze buurt. Toen dacht ik: misschien moet ik dat laten zien.

En dan zie je meteen mijn passie voor basketbal. Doordat ik hoog kan springen, kon ik op het muurtje klimmen.” Ook de foto van een lekke autoband komt door de selectie.

Robert: “Mijn fietsband is wel zes keer lekgestoken met een mes. Dat gebeurt bij ons heel vaak.” Toch is opgroeien in Moerwijk, een wijk die door de gemeente Den Haag als ‘prioritair gebied’ wordt bestempeld, ‘met specifiek aandacht voor armoede en criminaliteit onder jongeren’, volgens Robert zo slecht nog niet.

“Je hebt hier alle culturen. Hier snappen mensen je. Ik zou voor geen goud willen verhuizen.

Het is niet een perfecte wijk, maar ik ben hier gelukkig.” Omdat zijn vader in Irak woont en zijn moeder in Armenië, woont Robert met zijn nichtje Annabel (11) bij zijn oom en tante. “Wij zijn christen, maar veel vrienden van mij zijn moslim.

Het is juist goed dat er veel culturen zijn in onze wijk, daar leer je veel van. De Turkse winkel zit naast de Marokkaanse winkel en daarnaast zitten een Surinamer en een Chinees. Dat vind ik het mooiste.

” Mohammed vindt het maar gek dat er zo veel aandacht is voor zijn wijk. “Als je ziet hoe wij met elkaar omgaan, hoe weinig ruzie we hebben, dan zie je dat iedereen respect voor elkaar heeft. Wij komen ook echt voor elkaar op.

” Op de vraag of hij zich veilig voelt in Moerwijk, zegt hij schouderophalend: “Tuurlijk.” Ook Robert is nooit bang. “Als ik Annabel naar zwemles breng, is het donker.

Dat vind ik niet spannend, want ik heb altijd vuurwerk bij me. Ik hou van vuurwerk.” Halim, die inmiddels een paar rondjes door het lege Fotomuseum heeft gerend, voegt zich met een sliding bij zijn vrienden.

Hij weet meteen waar het gesprek over gaat. “Ik vind Moerwijk eigenlijk best wel een goede stad. Er is altijd iemand die je helpt als je valt.

Ook als je wordt gepest, is er iemand die je helpt. Zelf sta ik ook op voor kinderen die gepest worden, want ik weet hoe het is om gepest te worden. Als ze met me willen sollen, kom maar op.

” Van al die verschillende culturen leert hij juist, zegt hij. “Ik ging een keer met een vriend buitenspelen. Hij zei: ‘de islam klopt niet’, ik zei: ‘het christendom klopt niet’.

Toen gingen we net zo lang voetballen tot we alles wat er bij het christendom en de islam gebeurd is, hadden besproken. We wisten: geen enkel geloof is fout, elk geloof is goed.” Annabel voegt toe: “Vroeger wist ik alleen dat christelijk bestond.

Als ik niet in Moerwijk zou wonen, zou ik niet weten dat moslims ook bestaan.” Het geloof is door de kinderen dan ook veelvuldig in beeld gebracht. Hoe belangrijk religie voor ze is, verbaasde Koole en Grouwstra.

“Een meisje had de Koran gefotografeerd omdat ze met een paar andere meiden soms een wedstrijdje Koranlezen doet. Voor de fun,” vertelt Grouwstra. “Ze kon onwijs goed verwoorden welke rol het geloof voor haar vervult en welke houvast het haar biedt.

” Belein (11) leest elke dag uit de Bijbel in het Engels. “Ik weet sowieso dat God altijd met mij is. Vrienden kunnen weggaan, God niet.

” Toch heeft ze in Moerwijk veel vrienden. Trots vertelt ze: “Hier is er niet één soort land waar iedereen vandaan komt, maar er zijn veel kleuren. Ik kom uit Ethiopië, dat is een land dat nooit gekoloniseerd is geweest.

Daarom hebben we alles van onszelf: eigen eten, eigen taal. Thuis spreek ik vloeiend Amhaars.” Volgens beide fotografen hebben de kinderen zelfvertrouwen opgedaan door de lessen.

Koole: “Aanvankelijk waren de lessen speels, gingen we op pad en schoten we beelden. Naast de lessen kregen de kinderen professionele camera’s en een flitsset mee om thuis beelden te schieten. Door de foto’s met ze te bespreken, kwamen ze erachter dat het waarde heeft hoe zij dingen ervaren.

Dat hun mening en visie ertoe doen. Ze werden daardoor zelfbewust: niet zomaar iets doen, maar echt iets maken. We hebben ze dan ook aangemoedigd om alles te proberen wat zij voor zich zagen.

” Rookbommen, een fotostudio op school nabouwen, in plassen stampen voor de reflectie; niets was te gek. “Voor een jongen als Halim, die moeite heeft met het schoolsysteem, boort dit fotoproject andere talenten aan. Hij heeft veruit de meeste foto’s gemaakt en verzon ook continu verhalen en scènes om in beeld te brengen.

Thuis maakte hij foto’s van speelsessies met zijn zusje, waarbij ze heel wild door de kamer sprongen. De levenslust spat ervan af. Zo dichtbij kom je niet als externe fotograaf.

” Dat beaamt ook projectleider Annemarie van den Eijkel van het Fotomuseum: “Wij volwassenen kijken meer van een afstand. Door de ogen van kinderen krijg je andere beelden te zien. Het bijzondere aan kinderen is dat ze nog niet een enorm filter hebben, waardoor vrij makkelijk het echte verhaal naar boven komt: heel puur en direct vanuit de eigen leefwereld.

” Belein en Annabel buigen zich samen met Koole over een selectie foto’s die de kinderen thuis hebben gemaakt. “Dat is mijn kamer!’ roept Annabel. Ze kan zich nog niet helemaal voorstellen dat straks misschien allemaal vreemde mensen haar speelgoed kunnen bewonderen.

“Het is wel een beetje persoonlijk.” Toch is ze behoorlijk uitgesproken als het om het doel van de tentoonstelling gaat: “Heel veel mensen zeggen dat Moerwijk een slechte wijk is. Wij willen de goede dingen laten zien.

De bakker geeft altijd brood, ook als je geen geld hebt. Er zijn genoeg speeltuinen en er is zelfs een heel groot Zuiderpark met een rozentuin. Ik kan gewoon naar mijn vriendin lopen en vragen of ze buiten wil spelen, en dan kunnen we overal naartoe.

” Belein geeft Annabel gelijk: “We zijn allemaal anders, maar toch samen.” Ze pakt de foto van haar knuffels op die ze gemaakt heeft. De relatief onschuldige foto heeft voor haar grote waarde.

Het betekent dat ze een thuis heeft, waar ze haar schouders kan laten zakken en zichzelf kan zijn. Ook heeft ze een foto gemaakt van haar favoriete eten: injera, een soort pannenkoek waar je allemaal sausjes op kunt doen. “Als ik dat eet, voel ik me sowieso thuis.

” Hoewel alle kinderen in Moerwijk zijn geboren en getogen, voelen ze zich toch ook buitenlander. Belein: “Dat komt omdat we allemaal onze eigen taal spreken.” Dat fotografie een middel is om onderwerpen bespreekbaar te maken, maakt het volgens Grouwstra specifiek in deze wijk belangrijk om dit project met de jeugd te uit te voeren.

“Er zijn altijd participatieprojecten door en voor volwassenen, terwijl er maar één groep is die de toekomst heeft: deze kinderen. Dat is vaak het perspectief waar we niet naar kijken, en dat is jammer, want ze kunnen fris kijken en weten heel veel. Van wie die auto is, wat die bakker voor de buurt doet, waar je terechtkunt als je hulp nodig hebt, wat er speelt achter de voordeur.

Ze weten de sociale structuren haarfijn bloot te leggen. Ook voor een wijkagent zou dat interessant kunnen zijn, maar kinderen wordt doorgaans niets gevraagd.” Hoewel de kinderen vooral veel kleurrijke, energieke en speelse beelden hebben gemaakt, merkte Koole ook de dubbelheid van het project.

“Twee kinderen, Victory en Lenah, noemen zichzelf de Ghetto Besties. Ze zijn zich er dus erg van bewust waar ze opgroeien. Ze weten dat ze hun vertrouwde wijk waar ze aan gehecht zijn, geen goede wijk is.

Hoewel ze er op een speelse manier mee omgaan, moet het geen selffulfilling prophecy worden. Dat zou ik droevig vinden.” Robert weet ook wel dat hij in een arme wijk woont.

“Soms vraag ik aan vrienden of ze komen spelen, maar dan zeggen ze dat hun ouders geen geld hebben voor benzine om ze te brengen, terwijl het maar vijf minuutjes rijden is.” Een week na het bezoek aan het Fotomuseum hangen de kinderen tijdens de fotografieles na schooltijd overal posters op. Eerst plakken ze de school vol en daarna stormen ze naar buiten om in de winkels van de Betje Wolffstraat, waar veel beelden zijn gemaakt, hun aanstaande tentoonstelling te laten zien.

“U komt in het museum!” roept Mohammed tegen de slager waar hij met zijn ouders altijd boodschappen doet. “Hij heet Sammed”, vertelt hij daarna. “Je moet zijn naam opschrijven.

” Maar de bakkerij is zijn lievelingswinkel. “Hij is echt aardig.” Bij een Indiaas restaurant ligt de pui eruit.

Annabel vertelde er al eerder over. “Dit is die voordeur die is opgeblazen”, ratelt ze enthousiast. “Nou, dat kan een mooi artikel worden.

Jeetjemina, je ziet al die scherven nog liggen.” Moerwijk Forever is vanaf 14 december te zien in het Fotomuseum in Den Haag. Info: www.

fotomuseumdenhaag.nl Een ouder vraagt zich vertwijfeld af wat er terechtkomt van de kinderen die de hele dag achter hun scherm zitten. Dat is toch nutteloos ?.