Wonderfeel-directeur Tamar Brüggemann: ‘Tien jaar wrikken aan vastgeroeste ideeën over klassieke muziek’

Wonderfeel in ’s Graveland, festival voor klassieke muziek in ongedwongen setting, bestaat tien jaar. Co-directeur Tamar Brüggemann beschrijft de festivalweek, zonder klassieke canon maar mét kampvuur: „Ik schiet bijna weer vol als ik aan Im Abendrot denk – volgens mij moet ik even wat eten.”

featured-image

Mijn dagen draaien om Wonderfeel. Van het moment dat ik ’s ochtends na een kop koffie de hort op ga totdat ik ’s avonds laat mijn bed weer in rol. Sinds een aantal weken zindert het zo heerlijk op kantoor, en die festivalkoorts loopt rap op, want deze vrijdag begint ons driedaagse festival voor klassieke muziek (met wat jazz en pop en poëzie) écht.

Onze tiende editie alweer. Eigenlijk de negende, want de zesde ging niet door. Door corona.



Maar we hebben besloten stug door te tellen uit respect voor die stille zomer. In die tien jaar zijn we als team forse hobbels tegengekomen, van zomerstorm tot hittegolf, die ons weerbaar en wendbaar hebben gemaakt. En hecht.

Dit schiet allemaal door mijn hoofd als ik in De Hulk – zo noemt collega Naomi haar groene Kia Picanto – naar Den Haag rijd om daar namens de Verenigde Nederlandse Podiumkunstenfestivals verhaal te halen. Waarom krijgen de festivals structureel te weinig geld? De kaarten voor de komende vier jaar zijn weer geschud: slechts 4 procent van het hele cultuurbudget van onze overheid gaat naar festivals. Godzijdank behoort Wonderfeel tot de gelukkigen, maar een aantal collega-festivals krijgt het moeilijk.

Kapitaalvernietiging ligt op de loer. Hoeveel wendbaarheid kun je van een sector vragen? Festivalkoorts heeft blijkbaar twee gezichten. Ik draai aan de volumeknop en ‘Here Comes The Sun’ schalt door De Hulk.

Mijn eerste stop vanmorgen was de Wimperfabriek. Zo heet het en zo ziet het er ook uit: aan de lopende.