WHO: condoomgebruik onder Europese jongeren neemt af

Bij onderzoek in 2014 zei 70 procent van de seksueel actieve 15-jarige jongens een condoom te gebruiken. In 2022 was dat aantal gedaald tot 61 procent. Onder 15-jarige meisjes nam het condoomgebruik af van 63 naar 57 procent.

featured-image

Het aantal 15-jarigen in Europa dat tijdens de seks een condoom gebruikt, is tussen 2014 en 2022 flink gedaald. Dat blijkt uit een donderdag gepubliceerd rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De organisatie noemt de afname van een „zorgelijk hoog niveau”.

Bij onderzoek in 2014 zei 70 procent van de seksueel actieve 15-jarige jongens een condoom te gebruiken. In 2022 was dat aantal gedaald tot 61 procent. Onder 15-jarige meisjes nam het condoomgebruik af van 63 naar 57 procent.



Om de vier jaar ondervraagt de WHO 15-jarigen uit Europa, Centraal-Azië en Canada. Het recente onderzoek behelst de antwoorden van 242.000 15-jarigen uit 42 Europese landen.

Van hen geeft een vijfde van de jongens en een zevende van de meisjes aan al eens seks te hebben gehad. Het gebruik van de anticonceptiepil in de onderzochte periode is stabiel gebleven. Nederlandse meisjes gebruiken van alle meisjes in Europa het vaakst de anticonceptiepil.

Seks zonder condoom of andere voorbehoedsmiddelen vergroot het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen en ongeplande zwangerschappen, schrijft de WHO. In heel Europa neemt het aantal soa’s snel toe , bleek dit voorjaar uit een ander onderzoek. Zo signaleerde het RIVM onlangs dat in Nederland het aantal gonorroe-diagnoses in twee jaar tijd vrijwel is verdubbeld.

De WHO noemt de resultaten „niet verrassend”. De organisatie wijst vooral op het belang van goede seksuele voorlichting en signaleert dat deze in steeds meer landen onder druk staat. In meerdere landen wordt volgens de WHO „aangepaste voorlichting aangeboden, in de valse veronderstelling dat voorlichting seksueel gedrag onder jongeren zou aanmoedigen.

” In het hoofdlijnenakkoord dat PVV, VVD, NSC en BBB hebben gesloten staat dat „doelen over relationele en seksuele voorlichting neutraal en beter toegesneden” moeten zijn „op de leeftijd van leerlingen, in het bijzonder in het basisonderwijs”..