De wereldhandel dreigt te verzanden in een groeiend web van invoertarieven en andere handelsrestricties. Deskundigen zijn bezorgd dat een nieuwe golf handelsoorlogen voor de deur staat, die tot nog meer ellende kan leiden. Rem Korteweg, handelsspecialist en onderzoeker bij de geopolitieke denktank Clingendael, slaat alarm: „Het risico op wereldwijde handelsoorlogen neemt toe, en dat is een groot gevaar.
In de jaren twintig droegen handelsoorlogen bijvoorbeeld bij aan de economische depressie, die weer voorafging aan de Tweede Wereldoorlog.” Ook de hoofdeconoom van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), Pierre-Olivier Gourinchas, waarschuwde vorige week in een persconferentie voor de „escalatie van handelsspanningen”. Hun zorgen zijn niet ongegrond.
Wie het nieuws volgt, kan de indruk krijgen dat een totale handelsanarchie is uitgebroken. Zo werd een recente reeks invoerheffingen op Chinese elektrische auto’s direct beantwoord door Chinese heffingen op Europese brandewijn, en de dreiging van zo’n heffing op varkensvlees. In de VS heeft Donald Trump al aangekondigd dat hij bij terugkeer in het Witte Huis goederen uit het buitenland met 10 tot 20 procent wil belasten – en die uit China met 60 procent.
Dergelijke maatregelen strijden met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), die handel soepel, voorspelbaar en vrij wil houden. Toch blijven juridische repercussies vaak uit. Dat was vroeger wel anders.
Ooit hoefde de WTO, zelfbenoemd scheidsrechter van de wereldhandel, maar met haar scepter te zwaaien als één van de 164 aangesloten landen een klacht indiende. Partijen kwamen dan vaak samen tot een oplossing, of ze accepteerden de uitspraak van het gezaghebbende geschillenorgaan. Sinds haar oprichting heeft de WTO meer dan zeshonderd kwesties behandeld.
Zo bemiddelde ze in de twintig jaar durende ‘bananenoorlog’ (1993-2012) tussen de VS en de EU, waarbij de Europeanen hun import uiteindelijk in lijn brachten met de WTO-regels. En in 2021 beslechtte de organisatie jaren juridische strijd tussen Airbus en Boeing, door vast te stellen dat beide vliegtuigbouwers onrechtmatige staatssteun ontvingen. Dat leidde tot afspraken over compensatie via importheffingen.
Maar nu zien experts dat de invloed van de WTO tanende is. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Toen 123 landen in 1995 in Genève de wereldhandelsorganisatie oprichtten, was dat onder een gunstig gesternte. De Koude Oorlog was ten einde, en globalisering werd de nieuwe mantra.
Internationale handel moest toegankelijker en eerlijker worden. En dat lukte: tussen 1996 en 2021 daalden de handelstarieven wereldwijd met 44 procent. Stok achter de deur was het WTO-geschillenorgaan, dat landen via juridisch bindende uitspraken kan dwingen zich aan de regels te houden.
Bij weigering riskeren landen handelsbelemmeringen en sancties, zoals verhoogde douanerechten. Maar al in 2001 werd de bijl aan de wortel van dit systeem gelegd. Dat jaar werd China lid van de WTO.
De uitnodiging daartoe vloeide voort uit de wens het land beter te integreren in de wereldeconomie. Groei van de internationale handel zou iedereen meer welvaart brengen, was de gedachte. Maar die goede bedoelingen bleken in volgende jaren nogal naïef.
De VS begonnen zich gaandeweg te ergeren aan de staatssteun voor Chinese bedrijven. „Die konden daardoor tegen kunstmatig lage prijzen exporteren”, zegt Korteweg. De expansie van China op buitenlandse markten werd zo in Amerikaanse ogen door de Chinese overheid ondersteunde marktverstoring.
Tot frustratie van de VS bleek het met een beroep op WTO-regels niet mogelijk adequate stappen tegen de Chinese praktijken te ondernemen. De Amerikanen verweten dat de rechters van de zogenoemde Beroepsinstantie ( Appellate Body ), die deze regels verkeerd zouden uitleggen. De VS troffen daarop zelf maatregelen om de Chinese import te keren, en weigeren sinds 2019 nog nieuwe rechters te benoemen in de Beroepsinstantie.
Daardoor is dit beroepsorgaan onderbemand en niet in staat uitspraken te doen. Inmiddels liggen liefst 31 zaken op de plank, zonder dat er rechters beschikbaar zijn. Bernard Hoekman, directeur handel bij de Wereldbank, vindt het niet terecht China steeds als boeman aan te wijzen.
„Het is eigenlijk een behoorlijk trouw lid van de WTO en houdt zich grotendeels aan de gemaakte afspraken”, stelt hij. Hoekman legt de schuld eerder bij de Amerikanen. „Zij hebben het probleem van Chinese staatssteun opgeblazen en zijn vervolgens weggelopen.
Toen China lid werd, had Amerika er gewoon beter over moeten onderhandelen.” Hoekman is pessimistisch over de toekomst van de Beroepsinstantie. „Het systeem is kapot en ik zie weinig kans op herstel.
” Toch ontwaart hij een lichtpuntje. Mogelijk kan het Multi-Party Interim Appeal Arbitration Arrangement (MPIA) een alternatief bieden. Hierin hebben zich sinds 2020 54 landen gebundeld, waaronder de EU-lidstaten, Canada en China.
Korteweg omschrijft het als een ‘doen-alsof-clubje’, een groep die – als betrof het de WTO – landen toch de kans biedt handelsgeschillen informeel op te lossen. Dat MPIA heeft voor- en nadelen. Het gezelschap is kleiner, de groep doet geen juridisch bindende uitspraken.
Ook verzwakt ze de positie van de wereldhandelsorganisatie in feite. Maar belangrijk voordeel is dat de groep de remmende invloed mist van VS – die liever bilaterale afspraken maken. Bovendien heeft geen van de groepsleden een veto, waardoor overleg ook sneller resultaat kan hebben.
Die ontbrekende Amerikaanse invloed is vooral belangrijk in het licht van de Amerikaanse verkiezingen. Komt Trump aan de macht, dan dreigen wereldwijd fiks hogere importtarieven. „Als dat gebeurt, is het game over voor de WTO”, zegt Hoekman.
.
Bovenkant
Wereldhandelsorganisatie WTO verliest haar relevantie
Importheffingen remmen de internationale handel en met Donald Trump als president dreigen nieuwe Amerikaanse beperkingen. Kan de vleugellamme WTO nog een rol spelen? „Het systeem is kapot.”