‘We beseffen niet half hoe goed ons voedsel is’

Ooit verzette hij zich tegen fastfood en industriële voedselproductie. In zijn recente boek laat hij veel stelligheden wankelen, maar kiest hij geen partij. „Het is niet of-of. Ik ben voor intensieve landbouw en voor extensieve landbouw, alles op de juiste plek.”

featured-image

Joris Lohman, een 39-jarige Randstedeling met een baard, bestelt in een Amsterdamse coffee spot een broodje kaas en een cappuccino. In welk hokje past hij? Havermelkelite? „Koemelk”, zegt hij er bij de bestelling maar meteen bij, zich bewust van hoe daarop wordt gelet bij iemand die een boek schreef over duurzaam voedsel. En dat boek is waarom hij hier zit.

Lohman studeerde af op het Europese landbouwbeleid, was betrokken bij Slow Food, een beweging tegen fastfood en industriële voedselproductie. Hij richtte Food Hub op, een opleidings- en adviesbureau voor voedsel en landbouw. En nu is zijn verzamelde kennis gebundeld in: Boter, kaas en havermelk, het handboek voor de verwarde eter .



Lohman probeert de complexe wereld van landbouw en voedingsindustrie te ontrafelen, mythes te ontkrachten, frames zichtbaar te maken en te kantelen. Hij wil hokjes afbreken. Ook het linkse hokje waar hij als Amsterdamse politicoloog zelf uit komt – de havermelkelite voordat die zo heette.

„Ik was al vrij snel niet zo tevreden over de aannames in mijn eigen hokje, waarin mensen om me heen allemaal riepen dat de boerderijwinkel of de biologische boer fantastisch is en de rest ongelijk had”, zegt Lohman. In zijn boek beschrijft hij hoe een medestudent hem de ogen opende. Zijn jullie ooit weleens op een boerderij geweest, vroeg ze, uit frustratie over de vooringenomenheid van haar medestudenten.

Ze nam de werkgroep mee naar de Beemster. „Die dag op de boerderij van haar vader veranderde mijn leven. Ik realiseerde me dat ik níks snapte van de landbouw”, schrijft Lohman.

„Alle kennis die ik had opgedaan uit boeken en documentaires, leek te vervagen.” Nu zegt hij: „Landbouw is roofbouw. Het is per definitie niet duurzaam.

Elke boer, ook een ecologisch werkende boer, weet donders goed dat het zo is.” Hij begint in zijn boek bij de basis: gewassen halen stikstof, fosfor en kalium uit de grond, stoffen die niet vanzelf terugkomen. Ze worden in aardappelen geëxporteerd, en geïmporteerd uit buitenlandse bodems; denk aan Braziliaanse soja in Nederlands veevoer.

„Bij elke vorm van land- of tuinbouw onttrekken we voedingsstoffen aan de bodem. Als je die niet terugbrengt met compost of mest – dierlijk of menselijk – moet je kunstmest gebruiken. Dat is geen pleidooi voor de agro-industrie.

Maar als je snapt waarom boeren kunstmest gebruiken, dan begrijp je ook dat we eigenlijk geen alternatief hebben.” Het zijn vaak verhitte discussies waarin Lohman verzeild raakt. Ook als het gaat over genetische modificatie of het gebruik van pesticiden.

Hij spreekt bij het omstreden glyfosaat meestal over gewasbeschermingsmiddelen, maar hij noemt ze ook landbouwgif en plantenmedicijnen. Bewust. Wetende dat hij met elk woord in een kamp getrokken kan worden.

„Als ik over gewasbeschermingsmiddelen spreek, zien mensen me als iemand die zich afzet tegen de groene kant. Je bent voor of tegen bio-industrie, voor of tegen intensieve landbouw. Maar vertel dan eerst eens wat dat is.

Een stal met heel veel dieren, is dat per definitie een probleem? Waarom hebben we een hoge dichtheid aan boerderijen in Nederland? Je moet dat toch eerst uitpluizen. En dan is het niet zo zwart-wit.” Een groot deel van zijn boek gaat over de tegenstellingen in het debat: aan de ene kant de ecologen, doemdenkers vaak, die in extensieve, natuurinclusieve landbouw het duurzame alternatief zien voor de allesverwoestende massaproductie.

En daar tegenover de techoptimisten, die geloven dat de wereld zich uit klimaat-, biodiversiteits- en stikstofcrises kan innoveren en natuur kan sparen met hoogtechnologische intensieve landbouw, met hoge opbrengsten per hectare. Lohman: „Ik probeer erboven te hangen door naar de feiten en de wetenschap te kijken, maar ik weet ook dat die feiten multi-interpretabel zijn, en dat ik ook mijn eigen waarden meeneem. Ik wil vooral de narratieven zichtbaar maken en laten zien dat elk verhaal door waarden gedreven is.

” De tegenstellingen beginnen al bij een verkeerd historisch besef, zegt Lohman. „Het verhaal dat je steeds hoort is dat de naoorlogse landbouwminister Sicco Mansholt grootschalige landbouw en massaproductie heeft aangejaagd vanuit het idee ‘nooit meer honger’, en dat we daardoor nu met een verschrikkelijk systeem zitten dat we moeten afbreken om een duurzamere voedselproductie te krijgen. Dat is een slecht verhaal, dat ik ook heel lang heb verteld.

Als je je gaat verdiepen, zie je dat het Mansholt ging om het verheffen van het platteland. Boeren moesten mee kunnen in de welvaartsontwikkeling. En de middelen daartoe waren schaalvergroting en mechanisatie.

” ‘Nooit meer honger’ heeft Mansholt nooit gezegd. En weinig mensen weten dat hij al voorstelde landbouwgrond om te zetten in natuur. Maar voor zijn groene ideeën was aan het einde van zijn carrière weinig belangsteling.

„Sicco, are you becoming a hippie?” , schijnt een collega-Eurocommissaris hem ooit gevraagd te hebben. Het punt dat Lohman ermee wil maken: er is een groter historisch verhaal, een groter systeem, waarin de boeren niet alleen vervuiler of slachtoffer zijn. Toen Carola Schouten (ChristenUnie) minister van Landbouw was (2017-2022), draaide alles om circulaire landbouw.

De kringloop van nutriënten moest zo dicht mogelijk bij de boerderij gesloten worden. „Ik was er zelf ook lang enthousiast over”, zegt Lohman. „Totdat het doorsloeg naar een te idealistisch beeld.

Want je moet wel accepteren dat extensieve landbouw met minder kunstmest tot lagere productie leidt. Dat kan een keuze zijn, de opbrengsten mogen soms best iets lager zijn als dat beter past bij de omgeving. Maar het is geen magische oplossing.

” Tegelijkertijd, vindt Lohman, laat de BBB het afweten door geen verduurzaming te willen afdwingen als andere Europese landen daar niet in meegaan. Veranderde Lohmans zoektocht naar kennis ook zijn beeld van de Rabobank, die boeren met haar leningen ‘dwingt’ tot investeren en uitbreiden? En van de agro-industrie die boeren ‘afhankelijk’ maakt van veevoer, zaden, kunstmest en pesticiden? „Ja, dat is een slappe analyse. Ik zeg niet dat de Rabobank en bedrijven als Agrifirm alleen maar goed bezig zijn.

Conservatieve krachten in de landbouw houden elkaar in een houdgreep met het verdedigen van het huidige verdienmodel en er is een doorgeschoten intensieve veehouderij die veel lokale milieuproblemen veroorzaakt. Maar er is een ander verhaal dan dat de agro-industrie boeren alleen maar uitknijpt.” Boeren zijn op de wereldmarkt ‘prijsnemer’, zegt Lohman.

Ze hebben weinig invloed op de keten en staan tegenover partijen met veel meer macht. „Dan kun je vervolgens zeggen: Albert Heijn melkt de boeren uit. Doet het goed op een feestje.

Maar ook supermarkten zijn internationaal in een concurrentiestrijd verwikkeld met kleine marges.” In bijna driehonderd bladzijden behandelt Lohman niet alleen de splijtzwammen in het landbouwdebat, hij beschrijft ook dilemma’s waarmee burgers en consumenten worstelen. Ook hier laat hij stelligheden wankelen met ongemakkelijke nuances: mensen zien koeien graag in de wei, maar de uitstoot van broeikasgassen in Nederland is verminderd door intensiever te produceren en koeien binnen te houden.

De opkomst van het westerse dieet dat mensen dik maakt, ging samen met een afname van het aantal ondervoede mensen in de wereld. En het klopt dat 80 procent van het aanbod in de supermarkt ongezond is, maar als je naar omzet kijkt, komt 45 procent uit groente, fruit en verse vis en vlees, schrijft Lohman. Kun je dan zeggen dat de supermarkt ons ziek maakt? „Goed eten lijkt iets exclusiefs, alsof je je enorm moet verdiepen en heel veel geld en tijd nodig hebt om de goede keuzes te maken.

Toch doet 90 procent van Nederland zijn boodschappen gewoon in de supermarkt. Dan is het goed om te weten dat het in Nederland best in orde is. Ga eens ergens anders in de wereld kijken, dan kun je je afvragen of het zin heeft om je druk te maken over de tomaten bij Albert Heijn uit een Nederlandse kas.

We beseffen niet half hoe goed ons voedsel is.” Op de vraag of je meer biologische producten zou moeten kopen, heeft Lohman geen eenduidig antwoord. „Op het gebied van landgebruik en CO 2 -uitstoot per product komen ze vaak slechter uit de bus dan gangbaar, maar met name op dierenwelzijn en lokale biodiversiteit scoort biologisch beter.

” Hij komt uit op: koop waar mogelijk biologische versproducten uit Europa, maar wees niet bang voor ‘gewone’ producten, en voor resten van gewasbeschermingsmiddelen. Ja en nee, enerzijds anderzijds, meer kringloop én meer innovatie. De lezer wacht tevergeefs tot Lohman een kant kiest, hij kiest er juist nadrukkelijk voor dat niet te doen.

„We hebben zoveel tijd verspild aan elkaar bevechten op subthema’s. Hou op, denk ik nu. We moeten alles doen.

Het is wel spannend om te zeggen: ik ben voor intensieve landbouw. Maar het is niet of-of. Ik ben voor intensieve landbouw en voor extensieve landbouw, alles op de juiste plek.

” Over de verduurzaming van de landbouw is Lohman optimistisch. „Die trend is onomkeerbaar.” Maar dat consumenten het voedselsysteem zullen veranderen door bijvoorbeeld minder vlees te eten, ziet Lohman niet snel gebeuren.

„Bij Slow Food dacht ik nog: als we nu gewoon anders gaan consumeren, zo moeilijk is het toch niet? Maar ik ben een beetje teleurgesteld geraakt in de invloed die dat heeft. In theorie klopt het: als nog maar 20 procent van onze eiwitten uit dierlijke producten komt, kun je de hele wereld voeden met een duurzamere landbouw. Maar is dat realistisch? Het helpt niet altijd om vast te houden aan wat je wil.

”.