Wat zeggen al die liedjes over Amsterdam en de Amsterdammers?

featured-image

Wat zeggen al die liedjes over Amsterdam en de Amsterdammers? In het lied De Stad brengen René Froger en Billy Dans een ode aan Amsterdam. Ze zijn niet de eersten. In liedjes over Amsterdam wordt er naar goed gebruik flink gemopperd.

redacteur cultuur en media In ‘Amsterdam, Amsterdam, is van alles aan de gang’ (Maggie McNeal), ‘veel bier en drama’ (Jacques Brel), ‘je krijgt op je kanis, je fiets wordt gejat’ (Danny de Munk). Maar ach, dat deert niet. Want ondanks alles is het ‘Amsterdam, holadié’ (Tol Hansse).



Zo ongeveer luidt de samenvatting van tientallen songteksten over Amsterdam. Zondag begint de viering van 750 jaar Amsterdam, onder meer met optredens in Ziggo Dome. René Froger en Billy Dans zullen er hun lied De Stad laten horen.

Wat zeggen liedjes van deze en vorige eeuw over de Amsterdammers en de stad? Amsterdammers komen er in de liedjes over de stad zelden goed vanaf. Ze maken ruzie, maar het is ze vergeven, want in hun hart zijn het gouden gabbers. Zo was dat ook al in liedjes uit de jaren dertig van de vorige eeuw.

Amsterdam, en vooral de Jordaan, leek ‘een groot bekvechtend gekkenhuis, met omes en tantes die elkaar voortdurend naar het leven staan – om tenslotte toch weer in grote saamhorigheid feest te vieren in het café op de hoek’, schrijft de geschiedenissite Ons Amsterdam. Dat beeld wordt gekoesterd in latere odes. Het valt dan ook niet mee om samen te leven met al die vreemde vogels op straat.

Tol Hansse voert in Big City in 1978 enkele fraaie personages op. De ‘temeier met haar vent in de WW’. En ‘de haringman op zijn stekkie, met zijn bleek vertrokken bekkie’.

De viskraam keert vaker terug. Liesbeth List ziet ‘zeelieden bikken, zilv’ren haringen slikken, bij de staart, uit de hand’. Dat dit beeld niet klopt, Amsterdammers eten hun haring in stukjes gesneden, is haar vergeven.

Al is er veel gedoe en gemekker tussen Amsterdammers, de jofele, gevatte types menen het niet zo kwaad. Zoals Johnnny Jordaan in 1955 in het nummer Bij ons in de Jordaan zingt , voelen zij zich ‘verbonden met elkander’. “Want zit je in de zorgen of in de ratsmodee.

Dan helpt de een zoveel ‘ie kan de ander. Zo zijn de Jordanezen, ze leven met je mee.” Tegelijkertijd keren in odes aan Amsterdam de nachtvlinders geregeld terug, de eenzamen ook.

“Het is stil in Amsterdam. De mensen zijn gaan slapen. De auto’s en de fietsen.

Zijn levenloze dingen. De stad behoort nu nog. Aan een paar enkelingen.

Zoals ik.” Die ‘ik’ is Ramses Shaffy. Hij zong ‘t Is stil in Amsterdam in 1966.

Ach, dat oude Amsterdam, met zijn mooie grachten, gezellige cafés, torenspitsen, Amstel en IJ. In de jaren vijftig waren Johnny Jordaan en Tante Leen in heel Nederland populair met hun stemmige liedjes over het leven in de Jordaan. Accordeon erbij, en inhaken maar, mensen.

René Froger en Billy Dans verwijzen ernaar in hun meezinger De Stad . “Johnny Jordaan en Tante Leen, ik zing altijd die liedjes mee.” Die liedjes waren populair omdat zij een tijdsbeeld vertolkten dat langzaam verdween.

Ook in de jaren vijftig veranderde Amsterdam en dat werd betreurd door het smartlappengilde uit die tijd. “Waar nu op het Rokin/ Die dure auto’s staan/ Ging vroeger ‘t pontje heen en weer”, zong Tante Leen in 1955 in Mijn oude Amstelstad . Wim Sonneveld zong in 1962 Aan de Amsterdamse grachten met weemoed over de tijd die voorbijgaat.

“Alleen de bomen, de bomen, hoog boven het verkeer. En over het water gaat er een bootje net als weleer.” De aanjager van deze nostalgie was de Amerikaanse popmuziek die het geluid van de accordeon verdrong en voor een nieuwe jeugdcultuur zorgde.

Nostalgie is sowieso nooit ver weg in liedjes over Amsterdam. “Je bent mijn geheugen van steen. Elke stap die ik zette elke vriend die ik sprak.

Elke liefde die kwam en verdween”, zingt Peter Beense in 2010 in Ik kan blijven kijken . Anno 2024, het jaar van het 750-jarig bestaan van Amsterdam, is de sloophamer van de moderniteit nog altijd volop aanwezig, zoals in het nummer De Pijp uit 2020 van Sophie Straat. “De lucht van de visboer/ Herinnert mij aan hoe het was.

De markt was van ons. Met een tientje was je er rijk. Maar die vislucht is blijven hangen/ En doet mij steeds verlangen/ Naar een plein zonder yup en toerist/ En al dat gezeik.

” Geur speelt een belangrijke rol in odes aan Amsterdam. De visboer waar Straat over zingt, de haringen van Hansse en List en de uitlaatgassen en duivenstront in het lied Amsterdams Parfum van Jenny Arean uit 1994. Maar, zingt Arean, Amsterdam is wel háár geliefde ‘stinkstad aan het IJ’.

Een jaar lang Amsterdam 750 De oudste vermelding van de naam Amestelledamme is te vinden op een document van graaf Floris V van Holland. De datum op dat document: 27 oktober 1275. Volgend jaar 27 oktober bestaat Amsterdam dus 750 jaar, reden om vanaf zondag een jaar lang de verjaardag van de stad te vieren.

Het openingsconcert is zondagagavond in Ziggo Dome met optredens van onder anderen André Hazes, Sef, S10, René Froger, Sophie Straat en het Metropole Orkest, gevolgd door een jaar lang straatfeesten, (buurt)festivals concerten en tentoonstellingen. Op 27 oktober 2025, de echte geboortedag, wordt het jaar afgesloten met een groot feest. Principiële smartlappen, zo noemt kunstenares Sophie Schwartz (26) de levensliederen die ze onder de artiestennaam Sophie Straat uitbrengt.

Het zijn hedendaagse aanklachten tegen woningnood, seksisme en racisme ..