‘Wat we in Gaza zien is het opzettelijk uit de weg ruimen van het internationaal recht’

De regels van de moderne oorlogvoering worden herschreven, ziet vredesactivist Yehuda Shaul aan de strijdwijze van het Israëlische leger.

featured-image

Al ruim twee decennia volgt Yehuda Shaul (42) het Israëlische leger kritisch. En tot zijn niet geringe frustratie is dat leger door de jaren heen steeds minder terughoudend geworden met het gebruik van geweld, ook tegen burgers. Pijnlijk duidelijk werd dit het afgelopen jaar tijdens de Gaza-oorlog, waarbij inmiddels al ruim 40.

000 Palestijnen zijn gedood, merendeels vrouwen en kinderen. „We herschrijven de regels van de moderne oorlogvoering”, zegt Shaul, zelf oud-militair, tijdens een bezoek aan Amsterdam. Shaul, een rijzige man met een forse baard en een diepe stem, spreekt meestal nog over ‘wij’ als hij over het leger spreekt.



„De doctrine die nu geldt is die van nul risico nemen en alles doen wat de eigen troepen kan beschermen. Een hele stad kan nu als legitiem doelwit gelden, waardoor de essentiële beginselen van proportionaliteit en onderscheid van alle betekenis zijn ontdaan. Vaak wordt een heel gebouw, waar één strijder van Hamas woont, met de grond gelijkgemaakt.

Wat we in Gaza zien is het opzettelijk uit de weg ruimen van het internationaal recht.” Dikwijls maakt het Israëlische leger in Gaza gebruik van folders die vanuit de lucht worden afgeworpen om bewoners te waarschuwen dat ze voor een bepaalde tijd moeten zijn vertrokken. „En dan nemen we na die deadline simpelweg aan dat er dus geen burgers meer zijn achtergebleven, al weten we dat dit niet klopt”, zegt Shaul.

„Maar zulke feiten negeren we. Het patroon is dat we het doelwit met bommen murw maken voor de troepen erin trekken en we halen elk hoger gebouw dat in de weg staat neer. En wat die achtergebleven burgers betreft: we hebben toch folders met waarschuwingen verspreid? Daarmee hadden we onze plicht gedaan.

” Is dit nu de standaardpraktijk van het Israëlische leger? „In Gaza zeker. Alleen gevoelige doelwitten, zoals ziekenhuizen of complexen van de Verenigde Naties die speciaal op de kaart zijn gemarkeerd, vormen hierop uitzonderingen. Het is ook al de praktijk sinds eind 2008, begin 2009.

Maar we weten niet precies wat op dit moment de regels zijn over het aantal burgerslachtoffers dat er bij een aanval mag vallen, als bijkomende schade ( collateral damage ). Maar door technologische ontwikkelingen, met name kunstmatige intelligentie, worden er veel sneller nieuwe doelwitten geïdentificeerd dan vroeger. Waar mensen honderden doelwitten konden aangeven, geeft AI er duizenden aan.

Het gaat nu allemaal veel sneller en de grens voor het aantal burgerslachtoffers is versoepeld. Elk Hamaslid, of het een commandant is of een conciërge, kan nu doelwit worden, ook al bevinden zich er veel meer burgers in zijn nabijheid dan vroeger acceptabel zou zijn geacht bij een aanval.” Komt dit ook doordat veel van de besluitvorming hierover is gedecentraliseerd? „Er zijn veel zogeheten aanvalscellen, die autonoom opereren.

Vroeger bepaalden de allerhoogste officieren of zelfs de opperbevelhebber of doelwitten mochten worden aangevallen waarbij veel burgers gedood konden worden. Nu doen al militairen met de rang van majoor of luitenant-kolonel dat. Na 7 oktober vorig jaar voelde het leger bovendien dat het was tekortgeschoten in zijn taak en daarom zijn veel militairen psychisch minder geremd om zulke aanvallen goed te keuren.

Ook als de regels je in theorie toestaan om een Hamas-strijder of zelfs een vrachtwagenchauffeur van Hamas te doden, waarbij wel tien burgers kunnen omkomen, kun je als commandant van zo’n aanvalscel natuurlijk ook besluiten om dat niét te doen. Maar het màg nu wel, ook al negeer je het proportionaliteitsbeginsel bij zo’n aanval. Het is niet zo dat de regering met opzet zoveel mogelijk Palestijnse burgers doodt, maar er is veel meer speelruimte en velen maken daarvan gebruik.

” Heeft het leger zelf daar geen problemen mee? „Het leger is er juist trots op. Er zijn door de jaren heen verhalen in de Israëlische media geweest waarin bevelhebbers van het leger opschepten over het efficiënte systeem dat ze hadden opgebouwd. Ook in deze oorlog, weten we uit publicaties, dat er soms aanvallen zijn goedgekeurd op doelwitten waarbij van te voren duidelijk was dat er meer dan honderd burgers zouden sterven.

En dat waren lang niet allemaal aanvallen op de hoogste leiders zoals Yayha Sinwar, waarbij je er nog over zou kunnen twisten of het die tol waard was.” Golden er vroeger andere normen? „Zo’n twintig jaar geleden, tijdens de tweede Intifada, doodde Israël de militaire leider van Hamas, Salah Shehade, waarbij ook elf kinderen en drie vrouwen om het leven kwamen. Dat veroorzaakte toen een grote rel en leidde tot een petitie bij het Hooggerechtshof en een intern militair onderzoek.

De conclusie daarvan was dat er sprake was geweest van een fout bij de inlichtingendienst en dat de aanval niet zou zijn goedgekeurd als ze hadden geweten dat er zoveel burgers bij om het leven zouden komen. „Wat er nu gebeurt, wijkt ook af van ‘De geest van de IDF’ [Israel Defense Forces, het Israëlische leger, red.], dat een aantal filosofen en ethici aan het begin van de Tweede Intifada [2000-2005, red.

] samenstelden als ethische richtlijn voor de militairen. Daarin stonden zaken als: militairen moeten alles doen om onnodige schade aan burgers te vermijden.” Is de mentaliteit van Israëlische militairen ook veranderd? „Het leger is sterk van samenstelling veranderd en geradicaliseerd.

Bij de infanterie was in 1990 maar 2,5 procent van de officieren religieus, in 2017-2018 was dat al 38 procent. Die transformatie hebben we ook elders in het leger gezien. Dit heeft zeker zijn weerslag op de manier waarop het leger functioneert.

Het stelt zich doorgaans harder op tegenover de Palestijnen.” U wist samen met andere Israëlische veteranen twintig jaar geleden kwalijke praktijken van het leger in het openbaar aan de kaak te stellen via uw organisatie Breaking the Silence. Is zoiets ook na de Gaza-oorlog mogelijk? „Nu nog niet, maar als je 100.

000 militairen in de Gazastrook hebt gehad, zullen er zeker velen zijn die de stilte ook willen doorbreken, bijvoorbeeld mensen die bij die aanvalscellen hebben gewerkt. Dat is slechts een kwestie van tijd. In elke eenheid zal er iemand zijn die terugkijkt en tot de conclusie komt dat zulke zaken openbaar moeten worden gemaakt, juist ook door de intensiteit van het geweld daar.

Dat geldt voor deze generatie net zozeer als voor de onze.” Niet alleen in de Gazastrook, ook op de bezette Westelijke Jordaanoever treedt het Israëlische leger steeds harder op. „Het leger treedt nu veel harder op in operaties in plaatsen als Jenin en Tulkarem.

Daarnaast is er onder deze regering allerlei land geannexeerd en zijn veel onwettige buitenposten van kolonisten gelegaliseerd, waardoor er ook overheidsfondsen naartoe kunnen worden gesluisd. Alle aandacht gaat nu naar Gaza, Libanon en Iran en daarom voelen politici en kolonisten dat ze op de Westelijke Jordaanoever hun gang kunnen gaan. De minister voor nederzettingen, Orit Strook, zei nog onlangs dat het wonderbaarlijk is: overal waar we heen willen, krijgen we groen licht.

Het kamp dat aanstuurt op annexatie van de hele Westoever bij Israël voelt zich sterker dan ooit.” Kunnen de Palestijnen hier iets tegen doen? „Nee, en dat heeft ook te maken met de manier waarop het Israëlische leger opereert. De beter getrainde militairen, gewoonlijk dienstplichtigen, worden naar de frontlinie gestuurd, in Gaza en nu in Libanon.

De veiligheid op de Westelijke Jordaanoever wordt goeddeels overgelaten aan reservisten en aan zogenoemde regionale defensie-eenheden. Een stuk of zes, zeven. In die laatste zitten vooral lokale kolonisten, die soms zelfs wegens geweld tegen Palestijnen zijn veroordeeld.

Wat je dan ziet, zijn gewelddadige kolonisten die bijvoorbeeld twee jaar geleden naburige Palestijnse dorpen aanvielen die nu in uniform en met wapens hun omgeving beheersen. En die tegen jou als Palestijn met hun uniform en geweer in de aanslag zeggen: je bent binnen 24 uur vertrokken uit je dorp, anders schiet ik je neer.” Is het moeilijk voor vredesactivisten zoals u om nog in Israël te werken? „Zelf verschijn ik de laatste tijd niet meer zo vaak in het openbaar, maar ik heb vrienden die het vooral de eerste weken na 7 oktober heel zwaar hebben gehad.

Via sociale media werden hun namen, foto’s en adressen op websites en app-groepen verspreid. Sommige activisten moesten daarom verhuizen of, al dan niet met hun familie of partners, naar het buitenland vluchten. Nu is dat wel iets minder.

Maar ik moet er nog iets aan toevoegen. Een jaar of acht geleden, toen wij ook veel kritiek kregen en voor spionnen en verraders werden uitgemaakt, kregen we tijdelijk politiebescherming bij het kantoor van onze beweging, Breaking the Silence. Nu roepen we de hulp van de Israëlische politie niet meer in, omdat we die niet meer vertrouwen.

De politie is verworden tot een militie in handen van de extreemrechtse minister Ben-Gvir.” Heeft Europa volgens u genoeg gedaan om Israël te matigen? „Kijk, ook voor mijzelf waren de slachtpartijen die Hamas op 7 oktober aanrichtte afschuwelijk. Ik had een goede vriend die erbij is vermoord.

Hij vocht met anderen zeven uur lang in een kibboets tot ze geen kogels meer hadden en Hamas hen te pakken kreeg. Ik was toen ook woedend en nog steeds grijpt het me aan. Maar na verloop van tijd krijgt dan toch het gezonde verstand de overhand en besef je dat het probleem niet wordt opgelost door Gaza naar het Stenen Tijdperk te bombarderen.

Dat is precies het punt waarop Europa tegenover Israël tekort is geschoten, vind ik. In zo’n situatie moeten je beste vrienden je tegen jezelf beschermen en voorkomen dat je aan haat en woede ten onder gaat. Je laat een goede vriend toch ook niet dronken in de auto stappen? Europa had ons moeten afremmen en zowel Israël als de Palestijnen zullen er nog jaren een hoge prijs voor betalen.

”.