Waarom zij vechten voor hun buurtschool: ‘In een klas met dertig word je al snel een nummer, hier zijn mijn zonen echt een persoon’

featured-image

Voor heel wat kleine buurtscholen is het knokken om de poorten open te houden. Op 1 september zijn er weer enkele die daar niet in slagen, tot groot verdriet van de ouders. ‘De kindjes werden hier nog met tractor en kar opgehaald door de boer.

’ “Heel Liezele stond deze ochtend op zijn kop”, vertelt Heidi Van Assche (57), kleuterjuf in de lokale buurtschool. De reden? Een verhaal in Het Laatste Nieuws dat de school vermeldde in een lijstje van vijf die in september de boeken sluiten. In zekere zin klopt dat ook: het officiële instellingsnummer is geschrapt.



“We sluiten ons aan bij de basisschool van Lippelo als tweede vestiging. Aan onze werking verandert in feite niks.” Dat de emoties even door de straten van het kleine dorp in Puurs-Sint-Amands gierden, zegt iets over de maatschappelijke waarde van zo’n kleine buurtschool.

“Je moet er zelf in groot geworden zijn om dat helemaal te snappen”, zegt Van Assche. De schoolpoort is voor haar een kruispunt van kleine gesprekjes en grote vriendschappen. “En wij als personeel kennen zowel de kinderen als de ouders door en door.

Als een kleuter in mijn klas met iets zit dan heb ik dat meteen gezien. Die geborgenheid is eigen aan onze werking.” Geborgenheid is een woord dat vaak terugkeert bij kleinschalige scholen, en zo zijn er best wat in Vlaanderen, tonen cijfers van het Departement Onderwijs.

Ongeveer één op de vijf scholen telt minder dan honderd leerlingen, zo’n driehonderd vestigingen (8 procent) tellen zelfs minder dan vijftig leerlingen. Leerlingenaantallen zijn belangrijk voor de financiering voor scholen of vestigingen. Wie de lat niet haalt – de grens hangt onder meer af van de bevolkingsdichtheid – krijgt twee ‘genadejaren’ om de kar te keren.

Als dat niet lukt, volgt er in de praktijk meestal een (pijnlijke) sluiting. “Heel wat kleuters zaten bij ons omdat de ouders of zelfs de grootouders zelf in het Madeliefje zaten”, zegt Karolien Noël-Dero, die tot 2021 de Schendelbeekse vestiging van het Sint-Catharinacollege in Geraardsbergen leidde. De gebouwen staan al drie jaar leeg, maar het schoolnummer verdwijnt op 31 augustus pas officieel.

“Sommige ouders kozen heel bewust voor onze kleine school, soms omdat hun kind extra zorgnoden heeft. Zij moesten op zoek naar een alternatief.” Ook in Zammele, Kortessem, is dat vanaf september het geval.

De sluiting van kleuterschool ’t Belhameltje heeft echter niks te maken met leerlingenaantallen, zegt directeur Sadia Geboers. “Het gebouw is verouderd, en de kosten wogen voor de gemeente niet op tegen het aantal kinderen.” Protest van de ouders bracht echter niets op.

Het financiële plaatje baart heel wat buurtscholen zorgen. Op vlak van gebouwenbeheer – denk aan brandveiligheid – moeten ze dezelfde maatstaf behalen. Ook het lerarentekort speelt kleine scholen parten, ziet onderwijsexpert Pedro De Bruyckere (Universiteit Utrecht).

“Als iemand vertrekt of uitvalt, is het makkelijker om het werk over een groot team te verdelen. Ook naar ondersteuning van nieuwe leerkrachten is dat het geval.” “Je hebt inderdaad geen parallelleerkracht met wie je nieuwe dingen kunt uitzoeken”, zegt Van Assche, die zowel de bewaking van de speelplaats als de organisatie van het schoolfeest opneemt.

Maar voor haar weegt die manusje-van-allesrol niet op tegen de charme. “Dat zie ik ook bij een nieuwe collega. Zij kiest bewust niet voor een mastodontschool.

” Een school in de wijk is ook een vorm van sociale cohesie. “Onze kindjes werden langs alle kanten uitgenodigd, om aardbeien te gaan plukken of om naar de kinderboerderij te gaan. Dan werden ze zelfs opgehaald met kar en tractor om daar een hele dag te ravotten”, vertelt Geboers.

Ook ouders vallen voor die charme. “Iedereen op school kent mijn naam en als een van mijn zonen ruzie heeft gehad op school, komt de juf tot bij ons thuis om de situatie uit te klaren”, vertelt Elly De Bondt (38), die opgelucht is dat de school in Liezele blijft voortbestaan. “In een klas met dertig denk ik dat je al snel een nummer wordt, hier zijn mijn zonen echt een persoon.

Bovendien kunnen ze met hun fiets of te voet naar school.” “Ik ben zelf ook naar een wat kleinere school geweest en ben ervan overtuigd dat je warme vriendschappen moet opbouwen met de mensen in je buurt”, zegt De Bondt. “Mijn kinderen spelen dagelijks met onze buurmeisjes op school, later fietsen ze misschien samen naar het middelbaar of terug van hun eerste fuif.

Mijn beste vrienden zijn ook nog steeds degenen bij wie ik in de kleuterklas zat.” Puur pedagogisch gezien is er weinig bewijs dat het een beter is dan het ander, zegt De Bruyckere. “Maar er wordt wel steeds vaker gesproken over het belang van basisscholen die ingebed zijn in de samenleving, en daar zijn die buurtscholen vaak erg sterk in.

Al zie je ook wel dat grotere scholen daarmee bezig zijn, door bijvoorbeeld activiteiten op te zetten in woon-zorgcentra.” Samenwerken met andere scholen zou volgens De Bruyckere al een stuk van de problemen rond professionalisering kunnen ondervangen. Dat is ook waar Vlaams Parlementslid Loes Vandromme (cd&v) al langer op aanstuurt.

“Zo’n bestuurlijke optimalisatie kan kleine scholen versterken in hun personeelsbeleid”, zegt Vandromme, die in de dunbevolkte Westhoek woont. “Een vestiging die sluit, betekent hier soms een half uur extra reistijd. Zeker bij de allerkleinsten is dat een grote zorg.

” Geselecteerd door de redactie.