Een triomf werd het, de Berlijnse uitvoering van Busoni’s Pianoconcert Op. 39 met pianist Kirill Gerstein en de Berliner Philharmoniker onder Sakari Oramo. Het stuk is dan ook Mahlers Achtste onder de pianoconcerten, een spectaculaire aberratie.
Vijf delen, drie kwartier muziek, een van de moeilijkste klavierpartijen uit de geschiedenis van het genre en in de finale een lofzang op Allah voor mannenkoor – met een glansrol voor de heren van het Rundfunkchor Berlin onder hun Nederlandse chef Gijs Leenaars. Het werd daar tijd voor een reprise. Na de wereldpremière in 1904 met de componist als solist speelden de Philharmoniker het stuk in 1921 voor het laatst.
Dit jaar is Ferruccio Busoni (1866-1924) honderd jaar dood. Pianoliefhebbers herinneren zich hem als een van de grootste pianisten van zijn tijd, klavierleeuwen koesteren zijn plechtige arrangementen van Bachs orgelwerken of de Chaconne voor viool. Voor ambitieuze herdenkingsplechtigheden is hij minder geschikt.
Zijn oeuvre is een ratjetoe zonder de klare ruggengraat van negen symfonieën of 32 pianosonates. Maar dat pianoconcert is een Ding. Het werd de afgelopen decennia omarmd door avontuurlijke virtuozen van John Ogdon tot Marc-André Hamelin.
Oramo en Gerstein namen het op met het Boston Symphony Orchestra . Toch werd het geen repertoirestuk en dat heeft vermoedelijk andere oorzaken dan de moeilijkheidsgraad of de logistieke drempels die de zegetocht van Mahlers veel massalere Achtste symfonie niet verhinderden. Het Busoni-probleem is ongrijpbaarheid.
Van Schönberg of Stravinsky weten concertgangers ongeveer waar ze staan. Busoni was teveel tegelijk in soms ondoorgrondelijke verschijningsvormen, een moeilijk verkoopbare paradox. Italiaans van geboorte, als import-Berlijner en intellectuele cultuurmens Duits van geest – maar zijn vier opera’s staan dichter bij Verdi en commedia dell’arte, zelfs in zijn onvoltooide Doktor Faust .
Hij was de reizende pianovirtuoos die de reizende pianovirtuoos verachtte, die gemaakte Duitse diepgang even slecht trok als Italiaanse lichtzinnigheid, die wegliep bij Puccini’s Madama Butterfly - ‘onfatsoenlijk’. Te intelligent voor de onderbuik, te koelbloedig voor spleen. Zijn goden? Bach, Mozart, Liszt en Verdi.
Aan zijn pamflet Entwurf einer neuen Ästhetik der Tonkunst (1907), waarin hij hardop droomde van nieuwe toonsystemen en machines die ze konden reproduceren, dankte Busoni zijn modernistische aura. Maar revolutionair bleef hij alleen in theorie. In strijd met zijn principe om nooit terug te kijken steekt in zijn muziek vaak meer herinnering dan toekomst.
De visionair Busoni is een bedwongen nostalgicus. Het pianoconcert, misschien is dat er zo uniek aan, brengt al die tegenstrijdigheden samen. Hoewel het aan veel pianoconcerten doet denken – in het eerste deel en het andante aan die van Brahms en Liszt – ervaar je het niet als een concert in de traditionele betekenis van competitieve dialoog.
De ontstaansgeschiedenis werpt enig licht. Busoni’s koorfinale is het overblijfsel van een nooit gerealiseerd Gesamtkunstwerk naar het gedicht Alladin oder die Wunderlampe van de Deen Adam Oehlenschläger (1799-1850). Van dat oriëntaalse stuk bleef alleen de Allah-hymne over, die in een westerse setting vast een ander opperwezen was geworden, maar van het oeridee meer dan de vorm verraadt.
Busoni wijst de weg naar verlichting met de grote woorden van de romantiek. In een brief aan zijn vrouw Gerda licht hij een tip van de sluier op. Op het titelblad van de partituur representeren drie tempelachtige antieke bouwwerken de materiële eigenschappen van het eerste, derde, en vijfde deel.
Tussen die tempels in, lichtvoetiger, de organische wereld van het tweede en vierde deel, in het ketende scherzo verklankt ‘als natuurspel van een wonderbloem en een wondervogel’, in de plat Italiaans tetterende Tarantella ‘als de Vesuvius en cypressen’. Links gaat de zon op, rechts symboliseert een gevleugeld wezen ‘de natuurmystiek van Oehlenschlägers koor’. De vraag wat de muziek daarmee wil zeggen is met Busoni’s vage uitleg niet beantwoord.
Tenzij hij in de geest van de romantici het plan had al het denk- en voelbare te eren met een klinkend monument, zoals in de finales van Liszts Faust-symfonie en Mahlers Achtste symfonie de woorden uit Goethes Faust II voor het kookpunt van zielkundige verheffing staan. Busoni’s koorfinale is naar hetzelfde recept Duits plechtig, het ‘pezzo serioso’ genoemde derde deel de bittere eenzang van een geest op zoek naar verlossing. Busoni noemde zijn concert ‘een wolkenkrabber’ en misschien moet je dat letterlijk opvatten als metafoor van een muziek die met alle beschikbare middelen zo hoog mogelijk wil reiken, naar daar waar welke god dan ook de innerlijk bevrijde mens bewaakt.
Hebt zu der ewigen Kraft eure Herzen , heft de Allah-hymne deftig aan. In dat eeuwige licht speel je dit stuk met recht zo glansrijk en heroïsch als Gerstein en Oramo. Anderzijds lijkt, gezien de stilistische bandbreedte van het werk, Busoni’s persoonlijke reis door de muziekgeschiedenis het parallelle thema.
In dat perspectief speelt de solist namens de componist de bijna theatrale rol van waarnemer die zijn historische bagage spelend assembleert tot monumentale beschouwing over het mysterie van zijn multiculturele panorama. Dan is dit een klinkende biografie waarin de Duitse en Italiaanse polen inzet worden van een zoektocht naar het ik die terugvoert naar de algemene menselijke opdracht van de Allah-hymne. Interessant is hoe Busoni in het stuk het materiaal niet dwingend lijkt te sturen, maar in Lisztiaans uitwaaierende klankfiguren als een spin in zijn web de aanwaaiende vondsten en herinneringen opvangt.
Die passieve overgave lijkt te wringen met de actieve regie van de solist in de traditionele concertvorm, maar correleert met de utopische ernst van de compositorische grondhouding in zijn ontvankelijkheid voor de magie van de eigen verbeeldingskracht en die van anderen. Die verwondering maakt het stuk. Subliem of triviaal, ontleend of verzonnen, alle muziek wordt in het pianoconcert met postmoderne inclusiviteit als godsgeschenk ontvangen.
Daarin lijkt Busoni op zijn tijdgenoot Mahler. Je hoort hem aan de vleugel via Gerstein tragisch maar manhaftig hopen op het wonder dat zijn vijfde grotemensenopera met de in zijn concert verdwenen Alladin had kunnen worden. Je zou dit stuk moeten ensceneren, dacht ik na afloop.
Dat zag ik verkeerd. Dat hadden de vertolkers al in de geest gedaan..
Vermaak
Waarom kent niemand het pianoconcert van Busoni? Het is een grootse zoektocht naar al het denk- en voelbare
Componist Ferruccio Busoni (1866-1924) is vooral nog bekend door zijn Bach-arrangementen. Zijn eigen pianoconcert hoor je zelden: te groots, te ongrijpbaar. Bas van Putten reed ervoor naar Berlijn en proefde muziek die met alle beschikbare middelen naar het hoogste wil reiken.