Vrouwelijke 17de-eeuwse kolonialist Maria van Aelst krijgt in toneelbewerking weinig verdieping

In de theaterbewerking van de roman ‘De mannen van Maria’ volgen we een vrouw die in de 17de eeuw naar Batavia wordt gestuurd als ‘volksplanter’. De vlakke portrettering maakt het lastig om geboeid te blijven.

featured-image

Er is een meme die vaak opduikt in de context van Amerikaans imperialisme en oorlogszucht. Op de tekening zien we een man en een vrouw met een Arabische achtergrond, in een bergachtig gebied. In de lucht hangen drie vliegtuigen met de Amerikaanse vlag erop, die bommen boven het landschap loslaten.

De man kijkt met een blik van verwondering naar boven en zegt: „ They say the next ones will be sent by a woman! ” De vrouw slaat haar ogen neer en antwoordt: „ Really makes you feel like you’re part of history. ” Ik moest aan de satirische cartoon denken bij het zien van De mannen van Maria , de theaterbewerking van de gelijknamige roman van Anneloes Timmerije. De voorstelling is een initiatief van actrice Anna Drijver, die tevens de hoofdrol speelt, en werd aangekondigd met dezelfde heldhaftige publiciteitstekst als het boek: „Het waargebeurde verhaal van een vrouw die in een bikkelharde tijd zag wat haar mogelijkheden waren, haar eigen weg koos en deed wat geen enkele vrouw voor haar had gedaan.



” Expres of per ongeluk word je als kijker zo op het verkeerde been gezet. Wat hoofdpersonage Maria van Aelst namelijk heeft ‘gedaan’ is, zo blijkt uit de voorstelling: in het begin van de zeventiende eeuw net zo’n gruwelijke kolonisator van het latere Indonesië worden als de mannen om haar heen. Toneelschrijver Maxine Palit de Jongh traceert in haar bewerking hoe Van Aelst van slachtoffer van het patriarchale systeem zélf tot dader werd.

Als meisje wordt ze naar ‘de Oost’ verscheept als ‘volksplanter’: ze wordt op een ‘meisjesmarkt’ geveild aan de hoogste bieder om Batavia met witte kinderen te kunnen bevolken. Als haar eerste echtgenoot overlijdt, zet ze via een zaakwaarnemer een eigen handel in sieraden op, en laat zich in haar huishouden ondersteunen door enkele tot slaaf gemaakte vrouwen. Haar gruwelijkste daden komen voort uit haar seksistische indoctrinatie: omdat haar is ingepeperd dat haar enige bestaansrecht als vrouw voortkomt uit haar rol als moeder, drijft haar kinderloosheid haar tot het ontvoeren van de dochter van een van haar dienstmeisjes.

Hoewel Palit de Jongh twee passages heeft toegevoegd waarin dieren aan het woord zijn, als metaforen voor het land dat de Nederlanders exploiteren, blijft het eenzijdige perspectief van Van Aelst dominant in de voorstelling. Haar gebrek aan introspectie levert voor een hedendaagse theatervoorstelling onoverkomelijke problemen op: ze is in haar slaafse hunkering naar weelde, huwelijk en moederschap een voorspelbaar product van haar opvoeding en omgeving en wordt nooit een interessant individu. De conventionele spelregie van Olivier Diepenhorst biedt ook geen verdieping: het spel van Drijver toont weinig tegenkleur ten opzichte van de emoties die al in de tekst besloten liggen en neigt in haar portrettering van de personages die Van Aelst tegenkomt naar karikatuur.

Vanwege het gebrek aan opvallende regiekeuzes blijft onduidelijk wat Drijver nu precies zo interessant vond aan dit verhaal, en waarom ze het naar het toneel wilde brengen. De spanning tussen proto-feminisme en kolonialisme is te zwak uitgewerkt om te beklijven, waardoor je als kijker lang voor het einde je aandacht verliest..