‘Het werk heeft me gered,” schreef Charley Toorop in 1932 aan een vriend. Met het werk bedoelde ze De maaltijd der vrienden , een nieuw schilderij waar ze aan werkte in een voor haar zware tijd. Ze was verzwakt door angina, tobde veel over de gezondheid van haar dochter Annetje, maar gelukkig was daar dit kunstwerk.
„Een groot mooi open doek wordt het, ook wel een dokument”, vervolgde ze opgetogen over dit geschilderde samenzijn van haar kunstenaarsvrienden. Net als de 19de-eeuwse schilder Fantin-Latour, bevriend met Manet en Baudelaire, zo wilde ook zij „een samenwerken van veel verschillende krachten” bijeen zetten, een eerbetoon voor de eeuwigheid. Maar: het was wel een raar schilderij.
„Curieus los samenhangend”, noemde toenmalig kunstexpert Hammacher het gezelschap. Dit is geen gezellige maaltijd, eerder lijkt het alsof Toorop losse koppen heeft opgestapeld in een ondiepe doos. De formaten kloppen niet, er is geen onderling contact, hoewel dit toch echt intimi zijn: de families Fernhout-Toorop en Raedecker, de schilders Pyke Koch en Wim Oepts, Gerrit Rietveld, Eva Besnyö, dichter Adriaan Roland Holst en haar kinderen.
De enige die ontbrak was Joris Ivens, die zat in de Sovjet-Unie dus kon niet poseren. Misschien is dat de reden dat Rietveld een wel erg groot hoofd kreeg, om ook Ivens’ lege plek te bedekken. Al legde Toorop dat anders uit: „Hij is ook een groot man.
” De waardering was wederzijds, bewees Rietveld in 1963 in Amersfoort. Vier jaar eerder was daar een door hem ontworpen tentoonstellingspaviljoen geopend. Een strakke witte kubus met veel glas, waar De maaltijd der vrienden in 1963 het centrum werd van een groepstentoonstelling.
Rietveld schreef een inleiding in de catalogus, en behalve Toorops schilderij waren er werken van de kunstenaarsvrienden. Precies wat het schilderij beoogde: je presenteren als groep, zichtbaarheid opeisen. Wat een vriendschappelijk gebaar, zo’n tentoonstelling die gehoor geeft aan die wens.
Maar hoe moeten we de herkansing bekijken die deze winter te zien is in Amersfoort? Nu, in 2024, bestaat het paviljoen 65 jaar en is dat toenmalige tentoonstellingsidee hernomen. Vanuit Toorops Maaltijd der vrienden is opnieuw een groepstentoonstelling bedacht, met kunstwerken van Toorop en haar vrienden, aangevuld met daarop geïnspireerde werken van fotografen van nu – ook bijvoorbeeld een groepsportret, of kale landschappen à la Edgar Fernhout. In een hoek van het paviljoen staat als hommage een gedekte tafel in Rietveldachtige stijl, geplaceerd met naambordjes van de geportretteerden – ook best curieus.
De geportretteerden zijn dood, hun stoelen leeg. Kun je zo’n tentoonstelling ook vriendschap noemen? Of beter, wat betekent vriendschap in de kunst? En waarom ziet die er bij Toorop zo star uit? Om te beginnen bij het laatste: die harde hoekigheid was een stijlkeuze waarmee ze een harde moderne wereld weergaf. Daarbij gaf die starheid haar geportretteerden iets religieus, wat paste bij Toorops cultus van vriendschappen.
Haar inspiratie had ze uit 19de-eeuwse voorbeelden gehaald. Terecht, daarin werd vriendschap in de kunst van groot belang, hoewel het al eerder begon. In de 16de eeuw, de tijd van het humanisme, mochten behalve heiligen ook gewone mensen geportretteerd worden.
Kunstenaars gingen elkaar en anderen naschilderen. Er ontstond zelfs een piepklein subgenre, dat van de vriendschapsschilderijen. Vaak twee mannen naast elkaar, mooie kleren aan, die wat zitten te zitten.
In kunsthistorische literatuur is het wel ‘een laconieke sfeer’ genoemd. Geen wonder dat dit een wel erg klein subgenre bleef. Tegelijk is het niet zo dat kunstenaarsvriendschappen als onnozel golden, integendeel.
Rafaël schilderde begin 16de eeuw vrienden samen als symbool van aanwezigheid aan het hof; vriendschap als gecultiveerde levensvorm. Lange tijd paste het verbeelden van emotie niet bij vriendschappelijk intellect. Verbeelden ging middels symboliek, zoals iemand een belangrijke hoek rechts in een schilderij gunnen.
Dat is in onze tijd lastiger te lezen dan affectie. Modernere kunst biedt daarvoor meer herkenning. Met het 19de-eeuwse realisme en impressionisme werd de kunst losser, de scènes alledaagser, minder geposeerd.
Zo schilderde Mary Cassatt in 1880 twee vriendinnen die thee drinkend samen in een linkerhoek zitten, alsof ze aan eenzelfde kant staan. Je ziet een band. Dit voel je.
Dat kwam dus door artistieke ontwikkelingen, maar er was meer aan de hand. Het schilderen van kunstenaarsvrienden kreeg extra urgentie door de opkomst van de markt, kunstenaars zaten niet langer bij een hof of kerk, en moesten dus zelf zorgen voor hun eigen zichtbaarheid. Daarom gingen ze zich verenigen.
Groepsportretten lieten die ‘publieke relaties’ zien: een letterlijke toepassing van de latere term public relations . En zoals bij PR wel vaker gebeurt, zijn feiten niet per se heilig. Josef Danhauser schilderde in 1840 rond pianist Liszt een huiselijk samenzijn van lieden die toch echt niet zo knus bij elkaar over de vloer kwamen – een schilderij als middel om aan te geven wie zich met wie wilde associëren.
Je moest ergens bij horen. Het stevigst deed Gustave Courbet dat met de allegorie van zijn atelier in 1854-55: een reusachtig groepsportret waarop hij zich omringde met spilfiguren uit de kunstwereld. Vanaf toen werd het vriendschapsportret vaste prik.
Fantin-Latour schilderde ze meermaals, en daar haalde Toorop haar inspiratie uit. Vriendschapsportretten werden in feite visuele pamfletten, een getuigenis: kijk, hier zijn we, op weg naar eeuwige roem. Dat kon in verf, later natuurlijk ook met foto’s.
Nina Leen fotografeerde voor tijdschrift Life de New York School. Deze abstract-expressionisten, vooral eenlingen, waren helemaal niet een school maar werden wel zo gepositioneerd, en deze ultrastoere glamourfoto hielp hun inderdaad op weg naar roem. Het decor voor zulke allianties werd het kunstenaarsatelier, dat als artistiek epicentrum het hof had vervangen.
Zoals de atelierwoning De Vlerken van Toorop in Bergen. „Het atelier van Piet Mondriaan is een wulpsch boudoir vergeleken bij haar intérieur”, verzuchtte Adriaan Roland Holst over de inrichting waar Toorop Rietveld zijn stempel op had laten drukken. Zulke artistieke interieurs waren dé plek waar kunstenaars elkaar opzochten, en voor de modernen was dat een must.
Immers, als avant-gardisten hadden ze alle oude regels en tradities bij het grof vuil gedaan, en zaten toen met de vraag: hoe kom je tot een kwaliteitsoordeel? Criteria waren afgeschaft. Hoe wist je of je goed bezig was? De enigen die jou begrepen en konden helpen, waren collega-avant-gardisten. En daarom zochten ze elkaar op, keer op keer.
Vriendschap werd een motor voor de moderne kunst. Zo gaf Matisse mogelijk Picasso het zetje om zijn fameuze Les Demoiselles d’Avignon te schilderen. En Henry Moore tipte Willem de Kooning om grote sculpturen te gaan maken, ook een succes.
Dankzij zijn vriend Francis Bacon kon Lucian Freud volharden in zijn confronterende schilderstijl van blote lijven: kunst is durven, en dan heb je steun nodig. Vriendschappen in de kunst kunnen dus anders werken dan bij niet-kunstenaars. In een interview met kunsttijdschrift De Witte Raaf in 2008 zei kunstenaar Joëlle Tuerlinckx dat vriendschappen in de kunst een kwestie van verwarring zijn.
Je kunt je enorm verwant voelen met iemand, en toch die persoon niet kennen: de verwantschap heeft met je artistieke werk te maken. Het gebeurt maar zelden dat je als kunstenaar bevriend raakt met een vakgenoot zonder dat er iets gemeenschappelijks in het werk zit, en misschien is dat wel egocentrisme, denkt ze. Dat klinkt wel erg negatief, maar inderdaad is het kunstenaarschap een solistisch beroep en dat maakt vriendschap complex: verwantschap kan dun ijs zijn.
Tuerlinckx geeft aan dat wat kunsthistorici ‘stilistische ontlening’ of ‘beïnvloeding’ noemen, kan aanvoelen als plagiaat, diefstal. Want behalve raadgever is je collega ook je concurrent. Bacon en Freud raakten gebrouilleerd toen de carrière van de jonge bewonderaar Freud een vlucht nam.
Ze hebben het nooit meer goed gemaakt. Een andere verwarring was de zo grenzeloze bewondering die Van Gogh voor Gauguin voelde, dat Gauguin die verstikkende adoratie uiteindelijk maar ontvluchtte. Is verwarring een reden dat Toorops vriendschapsportret er zo ongezellig uitziet? Nee.
Eerder is het zo dat ze haar intimi ieder voor zich wilde laten stralen. In plaats van een samenzijn is het veertien keer een soloportret met veertien keer spotlights. Wie het doek goed wil bekijken, hoeft daar niet voor naar Amersfoort te gaan.
De tentoonstelling is weliswaar rond dit specifieke kunstwerk georganiseerd, maar in tegenstelling tot 1963 (en 1994, bij een tweede expositie rond het schilderij in Bergen) schittert het doek door afwezigheid: Het origineel is in het Depot van Museum Boijmans Van Beuningen gebleven en is daar op aanvraag te zien. In Amersfoort hangt een reproductie, extra uitvergroot, wat niet helpt. Wel zijn er mooie bruiklenen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, in een goedbedoelde maar weinig professionele expositie.
Vriendschapsportretten waren behalve hommages altijd PR-middelen, maar hier wordt de functie enigszins omgedraaid. Het schilderij is geschilderd om aandacht voor de geportretteerden te vragen, maar is nu beroemd en wordt opgevoerd als PR-middel voor dit paviljoen. Dat is namelijk de afgelopen jaren in het slop geraakt en kan wel weer wat liefde, of vriendschap, gebruiken.
Jammer, want het is een mooi pand waar het doek goed zou passen. Toorop en Rietveld lijken misschien heel verschillend maar hun beider werk viel onder de vage paraplu-term Nieuwe Zakelijkheid: hij maakte strakke meubels en architectuur, zij koele schilderijen van moderne mensen. De kilte in haar stijl paste bij het cultuurpessimisme van de door crisis geteisterde jaren dertig.
Maar, zoals Toorop toen al aangaf: vriendschap én kunst konden helpen. Haar vrienden tilde ze daarin op tot een soort Middeleeuwse heiligen die met hun krachtige koppen en glimmende ogen door ons heen kijken. Vastgelegd voor de eeuwige roem.
.
Vermaak
Vriendschapsportretten als visuele pamfletten: ‘Kijk, hier zijn we, op weg naar eeuwige roem’
Gaat het om vriendschap, dan wordt vaak ‘De maaltijd der vrienden’ van Toorop erbij gehaald. Maar waarom ziet haar vriendenportret er zo star uit? En wat heb je eigenlijk aan vrienden in de kunst?