'Voor het eerst in tien jaar is mijn fiets gestolen'

De elektrische fiets van BRUZZ-columniste Kathleen Peters is gestolen. 'Brussel komt gewoon na tien mooie, probleemloze jaren zijn tol eisen', schrijft ze in een nieuwe column.

featured-image

De elektrische fiets van BRUZZ-columniste Kathleen Peters is gestolen. 'Brussel komt gewoon na tien mooie, probleemloze jaren zijn tol eisen', schrijft ze in een nieuwe column. Mijn fiets is gestolen.

Mijn trouwe stalen ros, versterkt met een elektrisch motortje dat me de afgelopen zeven maanden steevast de heuvel van de Botanique op duwde, staat niet meer op zijn vaste plek: het fietsnietje, schuin tegenover mijn appartement in Sint-Joost. In eerste instantie, toen ik de lege plek zag, was ik vooral verbouwereerd. Niet zozeer om de fiets zelf, want aan materiële zaken hecht ik me niet snel.



Het is meer de gedachte aan de momenten die ik ermee beleefde. Elektrisch fietsen is – als je het mij vraagt – dé manier om je vlot, makkelijk en snel door Brussel te bewegen. (Deelfietsen zullen het gemis tijdelijk verzachten.

) Ik woon al tien jaar in Brussel, en het is de allereerste keer dat mij dit overkomt. Er is – op een zak chips na – nog nooit iets van mij gestolen. En die zak chips – zoutsmaak – werd eigenlijk niet echt gestolen, maar gewoon uit mijn handen gegrist toen ik terugkwam van een fuif: er kwam een man om een euro bedelen, maar omdat ik niets kon geven, greep hij naar het eerste het beste.

Vervelend, maar het kan de zielige dronkaard maar gesmaakt hebben. Maar mijn fiets? Voor dat geld had ik verdorie veel chips kunnen kopen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het tien jaar geleden, bij de verhuizing naar de hoofdstad, veel erger had verwacht.

Brussel heeft natuurlijk zijn reputatie tegen op dat vlak en op aanraden van mijn mama, altijd en overal bezorgd, nam ik een aantal dwaze voorzorgsmaatregelen, om erger te voorkomen. Zo liep ik de eerste maanden als Brusselse student rond met een Nokia – zo'n onverwoestbaar bakje, met het spelletje Snake op – en zeker geen blinkende smart­phone die de aandacht kon trekken. Ook mijn identiteitskaart hield ik liever thuis, ik droeg altijd een kopie op zak.

En de ritsen van mijn Eastpak-rugzak bond ik met een driedubbele knoop vast, een maatregel die ik wel pas nam nadat ik had gevoeld dat iemand achter mij op de metro mijn rugzak open ritselde. Maar mijn zompige zwemgerief was waarschijnlijk niet wat hij hoopte te vinden. Mijn persoonlijke favoriet: een jas met veel binnenzakken, waar ik zowel mijn sleutels, als mijn portefeuilles en smart­phones in kwijt kan.

Met een beetje minimale waakzaamheid doet zoiets ook al wonderen. (Helaas kan ik mijn fiets nog niet in mijn jas steken. Daar moet ik nog een ander trucje voor vinden.

) Wat ik wil zeggen: ik ben blij dat ik niet al die jaren argwanend door de straten van Brussel moest wandelen. En ja, ik vind het heel jammer van mijn fiets, maar ik bekijk het liever zo: Brussel komt gewoon na tien mooie, probleemloze jaren zijn tol eisen, en neemt iets van me mee, want de stad weet zelf ook dat ze me al veel meer heeft gegeven. Want ja, Brussel stal dan wel mijn fiets, maar al veel eerder mijn hart.

.