We weten het, maar het kan niet vaak genoeg benadrukt worden: de beknotting van de vrijheid van de vrouw is géén natuurlijk verschijnsel, Het komt niet logisch voort uit zwangerschap of uit een andere biologische vanzelfsprekendheid. En het vrouwenonderdrukkende patriarchaat is óók al geen gevolg van de landbouw. In een prachtig beknopt overzichtsboekje over prehistorische en historische man-vrouwverhoudingen maakt de economische historicus Jan Luiten van Zanden korte metten met die mythes.
In dit mooi gecomponeerde verhaal van netto minder dan 160 pagina’s raast de Nederlandse emeritus hoogleraar economische geschiedenis door millennia van gender-geschiedenis en hij laat daarbij heel veel zien. Bijvoorbeeld dat het patriarchaat pas ontstond in de afgelopen 5000 jaar, met het ontstaan van de grote landbouwstaten in het Midden-Oosten, Noord-India en China. Een gelijkheid tussen man en vrouw die al miljoenen jaren bestond, werd toen de dupe van grootschaligheid en een geheel nieuwe nadruk op oorlogvoering en centraal gezag.
En nog altijd is de invloed van die cruciale uitbarsting van ‘beschaving’ te bespeuren, aldus Luiten van Zanden. Want hoe dichter een gebied ligt bij een van die drie patriarchale oergebieden des te onvrijer de vrouwen er zijn. In het Hollandse hoekje van Noordwest-Europa – bijna 4.
000 kilometer van Babylon – komen we dus best goed weg. Niet voor niets begint Luiten van Zanden zijn boekje met de treurige toestand van vrouwen zonder enige bewegingsruimte in Afghanistan, waar de cultuur nog altijd diepgaand patriarchaal is, klemvast zittend tussen Noord-India en het Midden-Oosten, . Het beeld dat je van die geschiedenis bijblijft is de U-vorm van de statistiek van de vrouwelijke gelijkheid: lang geleden was die hoog, toen ging die omlaag (5.
000 jaar geleden) en pas recentelijk ging die weer omhoog. Maar het knappe van Dochters van Lucy is dat het daarbij ook de vele verschillen in tijd en plaats laat zien. Zoals ook Angela Saini vorig jaar in De patriarchen beschreef, bestaat er niet één type patriarchaat met één heldere geschiedenis.
In Luiten van Zandens analyse is bijvoorbeeld de islamitische cultuur nog altijd zo patriarchaal omdat die godsdienst precies in dat patriarchale kerngebied is gebleven. Het is geen toeval dat juist in het islamistische Indonesië – ver genoeg weg van het kerngebied – vrouwen van oudsher juist wel relatief veel rechten hebben. Een interessant detail is dat in deze analyse het christendom – ook geboren in het hart van het Midden Oosten – juist wel geluk heeft gehad, vanuit vrouwelijk emancipatiestandpunt bekeken.
Sowieso gaf het vroege christendom vrouwelijke gelovigen al relatief veel ruimte – zeker vergeleken met de omringende patriarchale klassieke cultuur. En in de vroege Middeleeuwen werd de invloed van die vrouwvijandige Midden-Oosterse cultuur op het christendom vervolgens afgeremd door een toeval van de geschiedenis – precies die opkomst van de islam, waardoor een flink deel van het christendom moest zien te overleven in West-Europa. In dat Middeleeuws-Latijnse christendom, met zwakke staatsmacht en de van oudsher al relatief gelijke sociale structuur van de Kelten en Germanen ‘kon ook de vrouwelijke agency tot bloei komen’, schrijft Luiten van Zanden.
Belangrijke factor werd de relatief vrije huwelijkswetgeving van de katholieke kerk, waarin een vrouw niet zonder haar toestemming kon worden uitgehuwelijkt. Mede daardoor was in Europa de gemiddelde huwelijksleeftijd relatief hoog. Kindhuwelijken zoals in Afghanistan zijn vrijwel altijd nadelig voor de vrouw, net als trouwens polygamie.
Ook konden Europese vrouwen – zeker in het noordwesten – beschikken over hun eigen eigendommen en deelden ze mee in erfenissen. Economische macht is een belangrijke factor voor gelijkheid en autonomie. De geschiedenis van vrouwelijke vrijheid kent vele wendingen, want na die relatief gunstige Middeleeuwen werd het voor vrouwen na 1500 weer een stuk stroever.
Door vooral culturele en religieuze ontwikkelingen werd de maatschappij een stuk hiërarchischer – maar nog het minst in Nederland en Engeland. Luiten van Zanden gaat zelfs zo ver dat hij de gunstige economische ontwikkeling in die landen mede op het conto schrijft van de relatief grote economische vrijheid van vrouwen die er bleef bestaan. Dat door de economische bloei in de zeventiende en achttiende eeuw vervolgens de industriële revolutie werd ontketend, was weer wel een domper voor de ‘vrouwelijke agency’.
Het hoofdstuk daarover heet niet voor niets: ‘de kostwinner en de huiselijkheid’. In de nieuwe industrie nam de werkgelegenheid voor vrouwen af en tegelijkertijd ontstond er een sterke cultuur van huiselijkheid: vrouwen horen thuis bij de kinderen. Die klassieke rolverdeling is dus amper tweehonderd jaar oud.
En dat die ook eigenlijk nooit vanzelfsprekend was bleek in de wereldoorlogen van de 20ste eeuw, toen in vele landen de vrouwen de ‘mannelijke’ plaatsen in de economie moeiteloos konden overnemen omdat de mannen in het leger vochten. In dit grootse maar beknopte overzicht van miljoenen jaren man-vrouwverhoudingen komt de meest recente geschiedenis met haar vele feministische golven er bekaaid van af. Die recente strijd voor gelijke rechten, voortgedreven door beter onderwijs en algehele democratisering is ook wel het meest bekende verhaal.
Een mooie vondst van Luiten van Sanden is daarom dat het op het eind vooral gaat over de relatief ónbekende onderdrukking en emancipatie van vrouwelijke sporters in de twintigste eeuw. Een gouden boekje dus, voor iedereen die snel bijgepraat wil worden over man-vrouw-verhoudingen door de eeuwen heen..
Bovenkant
Vijfduizend jaar geleden kwam er een einde aan de gelijkheid tussen man en vrouw
Economisch historicus Jan Luiten van Zanden geeft in zijn nieuwe boek een helder overzicht van de man-vrouwverhoudingen door de eeuwen heen.