Verharding bij de Rotterdamse politie vergroot het risico op ‘discriminatie, seksisme en buitensporig geweld’ tegen burgers

Het stadhuis eiste dat de Rotterdamse politie „misdaad keihard aanpakte”. Het resulteerde onder meer in onveiligheid voor agenten én burgers, zo blijkt deze vrijdag uit een onderzoek. „Vertekening van het wereldbeeld van agenten is door hun werk haast onvermijdelijk.”

featured-image

De „keiharde aanpak” van zware misdaad die jarenlang een „eis” was van scheidend burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam en de druk die dat met zich meebrengt, is volgens agenten één van de oorzaken van het grensoverschrijdende gedrag binnen het Rotterdamse politieteam centrum. Dat schrijven onderzoekers in de ‘publieksversie’ van een onderzoek naar misstanden bij het team – dat uit 230 mensen bestaat – dat deze vrijdag openbaar is gemaakt en waarover NRC al eerder publiceerde. Bij agenten leidt de politieke druk die ze via hun leidinggevenden voelen, in combinatie met de harde werkelijkheid waarin de politie haar werk moet doen, tot „verharding en vertekening van het wereldbeeld”.

Niet alleen raken daardoor veel agenten overbelast, ook de sociale verhoudingen binnen het team worden ongezond. Het resulteert in roddelen, onderlinge zwartmakerij, buitensluiten, seksualisering van de onderlinge omgang en discriminatie. De bevindingen komen uit een rapport dat het onderzoeksbureau Governance & Integrity dit jaar op verzoek van de politietop maakte van het team, een van de 170 basisteams van de Nationale Politie.



Na aanhoudende klachten van agenten over racisme, pesten, seksisme en veel geweld zijn 75 agenten geïnterviewd om een ‘teamscan’ te maken over het werkklimaat. Vanwege alle ophef die ontstond nadat NRC vorige week melding had gemaakt van het onderzoek, is besloten het deels openbaar te maken. De agenten van het basisteam Rotterdam-Centrum worden in hun werkgebied, van vijf vierkante kilometer, geconfronteerd met veel uitgaansgeweld van dronken of door drugs benevelde mensen en overlast door daklozen en verwarde personen.

„Het geweldsniveau van de incidenten die zich voordoen binnen het werkgebied wordt als hoog ervaren. Situaties escaleren snel. Verbaal, maar ook fysiek.

” De onderzoekers schrijven dat op straat sprake is van „een toename van onbeschoft gedrag” die agenten niet onberoerd laat. De geconstateerde verharding van hun wereldbeeld is volgens het rapport „haast onvermijdelijk, ondanks de aandacht die er binnen de politie is voor het tegengaan van etnisch profileren”. Dit „vertekende wereldbeeld is ook van invloed op de omgang met elkaar”.

De onderzoekers noemen een reeks van factoren die het handelen van de politieagenten in Rotterdam moeten verklaren. Het politiebureau Centrum (Doelwater) ligt naast het monumentale stadhuis waar burgemeester Aboutaleb uitgroeide „tot een strenge handhaver”, die eiste dat hard werd opgetreden tegen de zware misdaad. De topfunctionarissen binnen de politieorganisatie zouden volgens agenten vooral proberen om „in de gratie [te] vallen van de Rotterdamse politiek en in het bijzonder van de burgemeester”.

De agenten in het team – van wie de helft minder dan drie jaar ervaring heeft – ervaren hierdoor bijzondere druk: ze worden nauwlettend door politiek en pers in de gaten gehouden en moeten uitermate moeilijk werk doen. De overbelaste politiemensen voelen een grote kloof met de leiding. Het rapport schetst hoe dit alles leidt tot een sociaal onveilig klimaat.

„Medewerkers met een andere etniciteit of gender zijn welkom, zolang ze hun werk goed doen, maar ze moeten zogezegd wel tegen een grapje kunnen en het liefst eraan meedoen.” De medewerkers die racistische grappen maken „worden daar niet op aangesproken. Leidinggevenden staan er zelf bij te lachen, wordt gezegd”.

Agenten begrijpen ook vaak niet de in hun ogen „disproportionele straffen” die ze krijgen na racistische gedragingen. „Zij voelen zich soms zelf slachtoffer of spreken van onveiligheid omdat je ‘niets meer mag zeggen’.” De verhoudingen binnen de politie brengen daarnaast voor de Rotterdamse burgers het risico van „discriminatie, seksisme en buitensporige geweldstoepassing door de politie” met zich mee.

Als burgers klagen over racisme, zeggen agenten nogal snel vergoelijkend tegen elkaar dat mensen lichtvaardig „de discriminatiekaart trekken”. Door de „dominante machocultuur” onder agenten is in het uitgaansgebied ook veel sprake van seksisme. „Vrouwen die als ‘mooi’ worden beschouwd, worden op straat anders bejegend.

” De onderzoekers concluderen dat de bescherming van agenten en burgers „sterk voor verbetering vatbaar is”. In het rapport staat daartoe een lijst van tien aanbevelingen. De leiderschapsstructuur moet worden veranderd en versterkt en de personeelszorg moet beter.

Ook moet er meer werk worden gemaakt van het „daadkrachtig bestrijden van discriminatie” binnen de politie. „Stop met het overvragen van gepeste of gediscrimineerde medewerkers: het is hun probleem noch hun taak om het te stoppen. Die taak ligt bij de anderen.

Zorg dat discriminatie en intimidatie altijd stopt.” Deze week is in het basisteam een nieuwe interim-teamchef aangesteld: commissaris Gert van der Geer. De aanstelling was nodig omdat vorige week de twee oude teamchefs wegens alle „interne en externe ophef” opstapten .

In een e-mail aan de agenten van zijn team kondigde Van der Geer woensdag als eerste maatregel aan een „andere invulling” te gaan geven aan de jaarlijkse ‘teambindingsdag’, die voor begin oktober gepland staat. Agenten drinken tijdens dit jaarlijkse personeelsuitje „veel te veel”, staat in het rapport. Van der Geer kondigt aan „dat er tijdens de bindingsdag geen alcohol geschonken mag worden”.

De commissaris zegt te hebben begrepen dat dit besluit de agenten „zwaar valt”, maar acht het nodig om „elk risico op nog meer gedoe” uit te sluiten. „Ik gun ons niet dat er enige aanleiding is om weer beschadigd te worden, ook al is die kans heel klein.” „Ik zie en ervaar”, schrijft de commissaris „elke dag de positiviteit van dit team en de motivatie om mee te denken en te werken aan de toekomst.

”.