Ver voor Tinder wist Henry VIII al: het portret is een onbetrouwbaar houvast op de huwelijksmarkt

Via portretten hoopte koning Henry VIII de juiste huwelijkspartner te kunnen kiezen. In de geslaagde tentoonstelling ‘Six Lives’ in de National Portrait Gallery gaat alle aandacht naar de zes vrouwen van deze roemruchte Engelse koning.

featured-image

In de 16de eeuw bestond de fotografie nog niet, en toch hangen er zes fotoportretten van middeleeuwse vrouwen met dagdromende ogen. Ze voelen vreemd en ver, maar ook ‘echt’, want fotografie suggereert nu eenmaal de werkelijkheid. De Japanse fotograaf Hiroshi Sugimoto fotografeerde ze bij Madame Tussauds en presenteert ze als zes legoblokjes.

Ze horen bij elkaar, ze wachten op de koppelende klik om samen één te worden. Die klik kwam van Henry VIII, koning van Engeland van 1509 tot 1547. Met Sugimoto’s mensgrote portretten trapt de National Portrait Gallery een indrukwekkende tentoonstelling af rond zijn zes vrouwen.



Een brutale zet, want het Londense wassenbeeldenmuseum modelleerde de koninginnen zoals ze eeuwenlang figureren op postzegels en serviesgoed, op tassen en theedoeken. Daar deed Sugimoto een schepje bovenop. Op zijn foto’s zijn ze mummies, gebalsemd door de tijd.

In de 16de eeuw was een mens een vluchtig ding. Er werd veel en jong gestorven. Besmettelijke ziektes als de pest plunderden de mensheid en elk nieuw leven was in principe levensbedreigend voor wie ervoor in het kraambed lag.

Binnen die realiteit staan de vrouwen van Henry VIII voor een spectaculaire, want extra gruwelijke geschiedenis. Steekwoord: ‘onthoofd’ – maar dat waren er ‘maar’ twee. Één koningin stierf zelf, van twee andere ontdeed de koning zich door het huwelijk ongeldig te laten verklaren.

Katherine Parr (de laatste koningin) overleefde hem. Drie jaar na hun trouwen werd ze zijn weduwe. Maar schuif nu Henry opzij.

Deze expositie heet niet ‘Six wives’, de titel is Six Lives . Met per koningin een zaal, waar haar leven wordt getraceerd via sieraden, spullen, documenten, wandkleden en vooral via portretten. Het begint met een dubbelportret in laat-middeleeuwse stijl uit 1520, van een jonge Henry en Katherine van Aragon, dochter van Spaanse koningen.

Strak, uitgestreken, onpersoonlijk. Wie kwaad wil noemt Henry louche en Katherine chronisch geërgerd. Het is het enige dubbelportret van alle zes huwelijken.

Het is sensationeel hoe zich in de volgende zalen de portretkunst voor onze ogen ontwikkelt. De schilders kijken hun modellen recht in het gezicht en gaan op jacht naar hun eigenheid, ze speuren naar karakter, genieten van hun outfits. Althans, van de vrouwen.

Van Henry VIII is inmiddels elk portret min of meer een aftreksel van hetzelfde schilderij. Uitgangspunt is het doek ten voeten uit van zijn favoriete schilder Hans Holbein de Jongere, die hem vleide met de afbeelding van een indrukwekkende man. Hij staat onwrikbaar wijdbeens, en vanzelf dwaalt het oog naar de bult tussen zijn benen die uit zijn rijkversierde kostuum of harnas piept.

Zo’n harnas was in die tijd een gewoon kledingstuk, maar dat van de koning krijgt een extra accent. Bovendien rust op heuphoogte in zijn rechterhand een handschoen die lijkt op een stevige penis. In de schilderkunst is niks toevallig, Henry wordt neergezet als een potente man, zich bewust van zijn almacht en van zijn voornaamste levenstaak: zorgen voor nageslacht.

Portretkunst is belangrijk, aan het hof. Tegenwoordig weten gekroonde hoofden hoe ze hun voordeel kunnen doen met de macht van de portretfotografie – met prinses Diana als lichtend voorbeeld, waar de rest van het Britse koningshuis een puntje aan kan zuigen. In de Middeleeuwen gaven adel en kroon schilders gerichte opdrachten.

Uiterlijk vertoon was van het grootste belang, macht zien is macht erkennen. Vandaar de hoofdrol voor met adembenemende brille geschilderde kostbare, ingenieus geplooide kostuums, die stijf staan van edelstenen en parels. Mouwen van sabelbont, tressen van gouddraad.

Soms lijkt tussen al die weelde het gezicht van de geportretteerde niet meer dan een charmante bijgedachte. Het is gewaagd dat uitgerekend The National Portrait Gallery met deze expositie zaal na zaal het tapijt wegtrekt onder wat portretkunst inhoudt. Want er valt heftig van te genieten, maar je kunt er niet op vertrouwen.

Zo bestaat er van Anne Boleyn, (koningin nummer twee) maar één afbeelding uit haar eigen tijd, een vaag reliëf op een bronzen munt, met een afgesleten neus. Haar portret uit de geschiedenisboeken is een fantasie van later datum. Van Katherine Howard (nummer vijf) is niet één portret bewaard gebleven, ‘haar’ portret toont een onbekende vrouw.

Het bij de tentoonstelling uitgegeven boek Six Lives beschrijft dat deze twee koninginnen constructies zijn, interpretaties achteraf. Van Anne Boleyn en Katherine Howard, allebei onthoofd als echtbreeksters, werden op bevel van de koning alle sporen gewist. Maar niet compleet, dat lukte niet.

Ze doemen op in details, bijvoorbeeld met hun initialen op colliers die de koning om een nieuwe hals hing. De officiële portretten dienden primair als bron van informatie, maar wat was de bedoeling? Hilary Mantel is de auteur van de vermaarde trilogie over Henry’s hof, waarvoor ze twee maal de Booker Prize ontving; voor Wolf Hall (deel 1) en Het boek Henry (deel 2). Ze concludeert dat adellijke vrouwen primair werden bekeken als „ breeding stock ”.

Fokmateriaal. De taak van een koningin was Henry’s macht luister bij te zetten met een stevig functionerende baarmoeder. Het portret is een onbetrouwbaar houvast op de adellijke huwelijksmarkt.

Hoe suggeert een schilder zulk geschikt fokmateriaal? Dat is nattevingerwerk. Schoonheid geldt als een equivalent voor vruchtbaarheid, maar veel verder kom je niet. Jane Seymour (nummer drie) is geen schoonheid op haar portret van Hans Holbein de Jongere.

Daarentegen is Anna van Kleef (nummer vier) op haar Holbein-schilderij juist beeldig (bij gebrek aan het origineel uit het Louvre, zien we hier de zorgvuldige kopie van de impressionist Edgar Degas). Nu ja, haar schoonheid volgens mij in elk geval, iemand in de 21ste eeuw. In de 16de eeuw is de koning juist verzot op Jane Seymour.

Wat zou kunnen duiden op in die tijd andere normen voor wie ‘mooi’ was en wie niet. En Anna van Kleef? Holbeins schilderij van haar beviel hem „beter dan het origineel”, citeert het boek Six Lives een ooggetuige. Bij de zoektocht naar een vierde echtgenote voor Henry VIII speelt de portretkunst een hoofdrol.

Volgens een getuige heeft de koning „een beter humeur”, sinds hij het portret ontving waarmee de schilder Guillem Scrots de recent verweduwde Christina van Denemarken vereeuwigde. Groen licht dus, maar de onderhandelingen lopen spaak. Christina eist garanties want, onthult een document: „Zijne Majesteit verloor in zo korte tijd drie Koninginnen dat ze niet op zijn Oordeel durft te vertrouwen.

” Wat ze gelijk heeft, maar zo’n insinuatie is onverdraaglijk voor een koninklijke delegatie en men verlaat het Deense hof met lege handen. Intussen maakt dat indrukwekkende portret van een vrouw in de rouw nog altijd deel uit van de kunstcollectie van het Britse koninklijk huis en is hier te zien. Voor een volgende poging wordt neergestreken bij de Duitse hertog van Kleef, met de opdracht te informeren naar „de schoonheid en kwaliteiten van de oudste twee dochters”.

Dit leidt tot een huwelijksovereenkomst voor Henry met Anna van Kleef. Missie geslaagd. Zou je denken.

Maar Henry vindt haar direct na de eerste ontmoeting al „niet mooi”, hij noemt haar „die knol”. Onder het huwelijk kan hij niet uit, maar hij weigert het te consumeren. Na zes maanden is hij van haar gescheiden, en klaar voor zijn volgende huwelijk, met Katherine Howard.

Net als eerder Anne Boleyn en Jane Seymour jut hij die uit de hofdames. Een van de leukste, meest verrassende hoofdstukken in het boek Six Lives is gewijd aan die dienaressen-voor-dag-en-nacht van de koningin. Ik lees hoe ze, met gemiddeld zo’n 25 vrouwen, worden aangenomen als decor voor de hofhouding van de koningin.

Geselecteerd op geboorte (hoog), uiterlijk (blond en bleek) en uithoudingsvermogen (nachtrust schiet er vaak bij in), moeten ze muzikaal onderlegd zijn, hun talen kennen, kunnen dansen en paardrijden. Diplomatieke kwaliteiten zijn onontbeerlijk, want een hofdame is tegelijk vertrouwelinge voor de koningin en spionne voor de koning. Dat gedoe van Henry met de hofdames is verwarrend.

Huwelijken op zijn niveau zijn politiek, liefde is fictie, hooguit mooi meegenomen. Niettemin valt op dat Henry de vrouwen op vrijersvoeten benadert. Hij overlaadt elke aanstaande koningin met attenties, draagt toernooien aan haar op, stuurt briefjes, kortom hij speelt een soort romantisch spel.

De vrouwen en hun onderhandelende familieleden weten wat ze te doen staat. ’s Konings spel meespelen en er zo veel mogelijk invloed en macht uit slepen. Maar wat gaat er dan mis met Anna van Kleef? In het derde deel van haar historische Henry-trilogie, De spiegel & het licht , suggereert Hilary Mantel dat de Duitse prinses zichtbaar verschoot bij de eerste ontmoeting met de koning van Engeland annex haar aanstaande echtgenoot: ongezond, mank, veel te zwaar.

Onaangekondigd staat hij voor haar neus, in een buitenissige vermomming, ook dat nog. Waarop Henry ogenblikkelijk niks meer met haar te maken wil hebben. Het levert een briljant hoofdstuk op, maar is het geloofwaardig? De vraag is of Henry Anna’s reactie überhaupt op zou merken.

Zijn macht kende geen grenzen, letterlijk iedereen was aan zijn luimen overgeleverd, reacties van anderen deden niet ter zake. Merk je of een vlieg verschiet? Kan een vlo je beledigen? Anderzijds: macht legt het af tegen spot. Insubordinatie, hoe klein ook, zal de heerser opmerken en hij zal ermee afrekenen.

„Serieuze geschiedschrijving is meer dan de kale feiten”, schrijft de beroemde historica Mary Beard. De portretten van Anna van Kleef en Jane Seymour zijn zulke kale feiten. Feit: de portretten zijn naar het leven geschilderd.

Glibberiger feit: ze bestaan niet zonder ongrijpbaarheden, zoals het ‘subfeit’ dat een schilder geen machine is. Die schildert wat hij ziet en neemt mee wat hij voelt. Daarbij leefde Holbein in een wereld waar niemand zijn leven zeker was.

Als je iets zag wat je niet mocht zien, konden je ogen uitgestoken worden. Hoe schilderde Holbein het portret van Anna van Kleef? Hij zal hebben vastgelegd wat hij zag en voelde, maar hij had ook een koning te behagen die ongeduldig vlaste op een volgende bruid. Wat schilderde Holbein, wat liet hij weg? Waar keek Henry overheen dat Holbein wel degelijk had geschilderd? Antwoorden zijn er niet.

In The National Portrait Gallery worden de levens van zes koninginnen opgeroepen. Hun verhaal kun je vertellen, hun werkelijkheid is weg. Behalve deze.

Henry deed er alles aan om het te voorkomen, maar zijn kroon belandde op het hoofd van een zevende vrouw: Elizabeth I. Dochter van Anne Boleyn..