‘Als ik nog een keer hoor dat woorden ertoe doen”, hoorde ik laatst grommen, „dan pak ik mijn geweer.” Er zit een element van verhulling in dat mantra, want hoewel het lijkt te verwijzen naar een vorm van objectiviteit, vaak blijkt uit de inhoud dat de spreker vindt dat een bepaalde visie op de realiteit onvoldoende doorklinkt in de woorden. Stukjes maatschappelijk debat verengen zich tot twisten om woordgebruik, het plakken van etiketten of dat juist niet doen.
Intussen legt iemands woordkeuze wel degelijk gewicht in de schaal en dat geldt zeker voor NRC : journalisten zijn nu eenmaal kooplui, werkzaam in de woordenbranche. En daar wordt de krant op afgerekend. Dat bleek vorige week bij de Hitlergroet van Elon Musk.
(Dit met excuses aan degenen die bij dit onderwerp naar een vuurwapen tasten omdat de ontwikkelingen in de Verenigde Staten zoveel ingrijpender zijn dan dat gebaar.) NRC publiceerde de ochtend nadien een kort artikel, Musk stak zijn rechterarm in de lucht. Was het een Hitlergroet? (22/1).
Daarin stond uitgelegd waarom het armgebaar van Musk tijdens een toespraak voor aanhangers van Donald Trump „verdraaid veel leek” op een Hitlergroet, maar er stond niet dat het een Hitlergroet was . Het argument was dat we geen inzicht hadden in het Muskse innerlijk en dus niet zeker weten wat hij met zijn gebaar over wilde brengen. Er waren lezers die dat zagen als een bagatellisering, afkomstig van een kennelijk kopschuwe krant die weigerde het beestje bij de naam te noemen.
Ik zag niet zozeer vergoelijking in die formulering, maar eerder een onderscheid tussen wat we hadden gezien (dat was verdraaid helder) en wat we niet kunnen weten. Het was ook een antwoord aan degenen die meenden hier met onbedoelde onhandigheden van doen te hebben. Het artikel bevatte verder vooral een compacte geschiedenis van de Hitlergroet.
Wat dat betreft was de kop weliswaar uitnodigend, maar ook eentje die verkeerde verwachtingen wekte. Het artikel behandelde niet zozeer de vraag of wat Musk deed een Hiltergroet was, maar meer de kwestie: ‘Wat is een Hitlergroet?’ Toch net iets anders; ook hier doen de woorden ertoe. Het hoofdveld waarop de woordenstrijd wordt uitgevochten is – het zal niemand verbazen– Gaza.
Zo stelde een lezer twee weken geleden vragen naar aanleiding van een artikel over de (toen nog aanstaande) gevangenenruil, waarin stond: „In Israëlische gevangenissen zitten ruim tienduizend Palestijnse gevangenen, onder wie honderden minderjarigen, en drieduizend zonder aanklacht of proces. Onder hen zijn dus ook gevangenen die als gijzelaars beschouwd kunnen worden.” Hij vond dat te kort door de bocht: er is niet aangetoond dat Israël deze mensen gevangen zet om ze kunnen ruilen tegen de Israeliërs die door Hamas worden vastgehouden.
Die twee groepen konden niet worden gelijkgesteld. Daar valt wat voor te zeggen, al staat daartegenover dat Israël wel degelijk de verdenking op zich laadt dat de mogelijkheid van uitruil meespeelt bij het vasthouden van grote groepen Palestijnen. Moet dat motief bewezen worden om mensen als gijzelaars te beschouwen? Vergelijken is bovendien nog geen gelijkstellen.
Overigens krijgt NRC óók kritiek op verhalen die in Israël gevangen Palestijnen géén ‘gijzelaar’ noemen. En wordt erop gewezen dat er in de consequent als ‘gijzelaars’ aangeduide Israëliers behalve burgers ook soldaten zitten. Zo zijn er veel woorden die oordelen, of dat lijken te doen.
Lezers stellen (soms retorische) vragen over ‘krijgsgevangenen’ en ‘strijders’; mensen die zijn ‘gedood’ of juist ‘vermoord’. Lezers hebben verschillende meningen en ook de redactie van NRC is geen homogene groep (zie over de nuances dienaangaande het scherpe afscheidsessay van chef Opinie Lotfi El Hamidi): niet in opvattingen en ook niet in woordkeuze. NRC laat auteurs veel ruimte om op basis van wat ze zien en horen hun eigen woorden te kiezen, zegt plaatsvervangend hoofdredacteur Melle Garschagen.
„Maar het bleek dat er met name bij de woordkeuze over Israël, Gaza en het Midden-Oosten behoefte was aan meer houvast. De expertise van onze journalisten – die onze ogen en oren in het conflict zijn – is essentieel. Mensen die erover schrijven staan onder druk, door de scherpe opvattingen en emoties die er leven.
” De hoofdredactie werkt, na overleg met correspondenten en andere specialisten op de redactie aan een richtlijn. Die bevat overigens, geheel in de liberale NRC -traditie, weinig bindende onderdelen. Terugkerend element in de woordgerichte debatten is de genocidevraag.
In de editie van 30 november concludeerde het hoofdredactioneel commentaar : „De situatie in Gaza vertoont inmiddels veel kenmerken van een genocide.” Ondanks die kwalificatie is het niet de bedoeling dat NRC in redactionele artikelen over Gaza ‘genocide’ voor eigen rekening neemt, zegt plaatsvervangend hoofdredacteur Melle Garschagen. „Het is ook een juridische term.
We kunnen uiteraard wel melden dat personen of mensenrechtenorganisaties de term gebruiken. De vraag of er een genocide plaatsvindt is hoe dan ook journalistiek relevant. Daar doen we onderzoek naar en schrijven we over.
” Complicatie: net als in de kwestie-Musk speelt de beoordeling van motieven een rol. Wat de hoofdredactie betreft, maakt een artikel duidelijk waarom er voor een zegswijze is gekozen. Zo kan de asymmetrie in de Gaza-oorlog benoemd worden met „oorlog met genocidale trekken”, maar moet het artikel duidelijk maken waarom voor die term is gekozen.
Dat klinkt logisch, al wil je ook niet dat een verhaal zucht onder de uitleg over de woordkeuze. Want de woorden die er het meest toe doen, zijn de woorden die ons soepel en helder door de wereld leiden. Arjen Fortuin Reacties: ombudsman@nrc.
nl.
Technologie
Van Hitlergroet naar genocide – berichten van de slagvelden van het woord
‘Als ik nog een keer hoor dat woorden ertoe doen”, hoorde ik laatst grommen, „dan pak ik mijn geweer.” Er zit een element van verhulling in dat mantra, want hoewel het lijkt te...