Van een dartel bezoekje aan oud-Wenen tot het debuut van Jeneba Kanneh-Mason: de klassieke albums van maart

De cultuurredactie selecteert voor u de beste of opvallendste albums uit de wereld van klassieke muziek.

featured-image

De cultuurredactie selecteert voor u de beste of opvallendste albums uit de wereld van klassieke muziek. Robert Gund en Wilhelm Grosz? Zelfs doorgewinterde klassiekfans fronsen nu de wenkbrauwen. Toch behoorde de eerste tot de intimi van Brahms en Mahler en schreef de tweede na een klassieke carrière songs die door Sinatra en de Beatles werden opgepikt.

Liedbariton Christian Immler – denk: fluwelen diepte en intellectueel raffinement – en toetser Helmut Deutsch piepten achter de coulissen van het Wenen van begin 20ste eeuw, in een poging te bewijzen dat je niet Johannes of Richard hoeft te heten om plaatwaardig te zijn. Gund zweert trouw aan niemand. Hij dartelt buiten de schaduw van zijn entourage, gooit het keurslijf van de traditie af en toch landt elke noot als een vertrouwde vriend.



Immlers kristalheldere dictie schept orde in Gunds creatieve anarchie, maar doet het ook prima in het werk van Grosz: romantiek-op-het-randje-van-sentiment. Voor liefhebbers van het Duitse Lied is deze plaat als een verborgen steegje in Wenen: een welkome afwisseling met aanschuif-attracties en toeristenvallen. (sta) Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen.

U heeft hiervoor geen toestemming gegeven. ________________________________ Het was al een tijdlang reikhalzend uitkijken naar het debuutalbum van pianiste Jeneba Kanneh-Mason. De telg uit de Britse muzikantenfamilie gooit net als haar broers en zussen immers al een hele poos hoge ogen op internationale concertpodia.

Toch is Fantasie niet de verwachte schokgolf. Het programma – “ pieces I feel very connected to ” – mist wat consistentie en durf. Chopin, Debussy, en zelfs een componiste als Florence Price zijn laaghangend fruit.

Dat wil niet zeggen dat deze voor de hand liggende werken niet degelijk zijn uitgevoerd. Jeneba Kanneh-Mason vertolkt de muziek met brio, en van het bekende derde deel van Chopins Pianosonate nr. 2 gaat de nodige dodelijke droefenis uit.

Maar ze slaagt er niet in haar zelfverklaarde “improvisatorische gevoel” op de luisteraar over te dragen. Daarvoor klinken de melodielijnen te weinig vloeiend en de binnenstemmen te beredeneerd. (jc) Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen.

U heeft hiervoor geen toestemming gegeven. ________________________________ Ooit was het een evidentie dat de componist ook zelf achter het klavier plaatsnam voor eigen schrijfsels, maar de meeste uitvoerders zijn die traditie de voorbije eeuw verleerd. Niet pianist Stephen Hough, hij doorspekt zijn recitals al een hele carrière lang met zelfgeschreven muziek.

Op zijn nieuwste album staan zelfs alleen eigen werken. Vooral het Pianoconcerto ‘The world of yesterday’ is een opvallende creatie. De geblokte, celmatige structuur van het werk lijkt eerst houvast te bieden, maar Hough laat de symfonie al snel onvoorspelbaar uit elkaar vallen, met een onberekenbare pianopartij als gewenste stoorzender.

Zijn virtuoze spel vol ritmische capriolen creëert balans tegen de warme, conventionele orkestkleuren. Ook in de solostukken voor piano flirt Hough met de traditie zonder in clichés te vervallen. De harmonieën van zijn Sonatina zwenken als een wildemuis-achtbaan en het vingervlugge ‘Capriccio’ barst van de moderne energie.

(jc) Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. U heeft hiervoor geen toestemming gegeven. ________________________________ Geen wonder dat Giovanni Sollima affiniteit voelt met Vivaldi.

Net als de barokheld combineert de cellist zijn solomuzikantschap met compositiewerk, en als Italiaan met Arabische roots pikt zijn antenne uiteenlopende muziektradities op – niet zo gek anders dan Venetiaan Vivaldi, die in de handelsmetropool blootgesteld moet zijn geweest aan een bonte mix van invloeden. Op Al-Bunduqiyya (Arabisch voor Venetië) speurt Sollima naar verbindingen tussen de lagunestad en de Middellandse Zee met in zijn kielzog barokensemble Il Pomo d’Oro. Met de reconstructie van een verloren Vivaldi-celloconcerto vanuit één overgebleven altvioolpartij als insteek, zwalpt de tracklist tussen barokke concerti, Cypriotische dansen, Albanese volksmuziek en improvisaties die als kwikzilver tussen de tradities glippen.

Toch is de ietwat massieve reconstructie niet het hoogtepunt van deze plaat. Frisser zijn de authentieke dubbelconcerti van Vivaldi, waarin Sollima en violist Guglielmo zowel solist, sparringpartner als orkestlid zijn : een spel dat de muziek boeiend houdt ondanks Vivaldi’s voorspelbare receptuur . Het idee om compositie en improvisatie, oost en west, kunst en folk tot één betekenisvolle soundscape te vlechten, komt nog het mooist tot z’n recht in Sollima’s eigen When we were trees : een revisité van vivaldiaans luisterspektakel die zichzelf niet al te serieus neemt.

(sta) Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. U heeft hiervoor geen toestemming gegeven..