Twijfelend op zoek naar betere kennis

Eva Meijer

featured-image

We weten zo weinig. Ik ben onderweg om lezingen te geven over meersoortige politiek en lees op mijn hotelbed de kranten. Ineens valt me op met hoeveel overtuiging alle berichten worden gebracht – niet alleen onder de noemer opinie, ook recensies, zelfs nieuws.

Zo zit het! En niet anders! Terwijl we zo weinig weten over hoe de wereld in elkaar zit, en net als alle mensen altijd een paar passen achter de geschiedenis aanlopen. Na een workshop over denken met niet-mensen sprak ik met een collega over het belang van epistemische bescheidenheid, bescheidenheid over wat je weet, voor mensen in deze tijd. Steeds opnieuw wordt duidelijk dat we andere aardbewoners onderschatten.



Toch moet je iets soms met kracht brengen, zei ik. Ze zei dat zij dat alleen doet als er geweld dreigt (in de wereld of discussies). Dat is een goed uitgangspunt, maar daarnaast hebben verschillende sferen hun eigen logica wat betreft taal en twijfel.

In de academische filosofie gaat het om precies argumenteren en in relatie tot de ideeën van anderen je eigen ideeën formuleren. Dat is een traag en uitgebreid werk, gebaseerd op twijfel en kritiek. In een roman bouw je met woorden een andere wereld, die de bestaande ter discussie stelt.

Dat vraagt om existentiële twijfel. Volgens Marguerite Duras staat twijfel zelfs gelijk aan het schrijven, en de schrijver. Echt twijfelen vereist moed.

In het publieke debat is taal tegenwoordig eerder schild en wapen dan uitnodiging of uiting van nieuwsgierigheid. De mening heeft de kennis grotendeels verdrongen, waardoor de twijfel geen plek meer heeft. En verschillende soorten kennis krijgen evenveel gewicht.

Er is kennis die voortkomt uit de directe ervaring. Die staat momenteel centraal in onze samenleving. Voor columnisten en politici, in talkshows.

Deze kennis is belangrijk, maar wie niet reflecteert op haar ervaring en zich niet verdiept in anderen, zal vooroordelen herhalen. Ook goed oordelen staat op het spel, zoals een aantal ministers in het nieuwe kabinet laat zien. Zij kunnen niet schakelen tussen eigenbelang en algemeen belang, wat wel hoort bij een ministerspositie.

Er is ook academische kennis, praktische kennis, kennis van kunstenaars (die niet altijd in woorden te vangen is) enzovoort. Deze velden staan met elkaar in verbinding. Maar als je ze gelijkstelt vervuilt het debat.

Soms schrijf ik bijvoorbeeld over dieren en wordt er vervolgens een andere filosoof gevraagd naar zijn idee over mijn positie. De collega’s die worden gevraagd zijn nooit goed op de hoogte van de stand van zaken in de dierfilosofie: ze zijn het gewoon niet met mij eens op basis van achterhaalde denkbeelden. Het lijkt genuanceerd om iemand om een weerwoord te vragen.

Maar zo wordt er alleen een mening toegevoegd, waardoor mijn uitspraken ook tot mening worden gereduceerd. Dit is erg omdat het publieke debat juist de plek is waar we samen tot betere kennis en dus oordelen kunnen komen. Wittgenstein maakt in Over zekerheid een onderscheid tussen kennis en zekerheid.

Zekerheden zijn niet gefundeerd en niet te funderen, maar ze maken kennis mogelijk, ze creëren het referentiekader dat we nodig hebben om te kunnen kennen. Zekerheden zijn niet te betwijfelen – een zekerheid is bijvoorbeeld dat we ervaren. Kennis is daarentegen intrinsiek verbonden met het geven van redenen.

Om iets te kunnen weten, moeten we het kunnen betwijfelen. We zijn nu te zeker over wat betwijfelbaar is (zoals onze mening) en twijfelen over zekerheden (zoals dat andere wezens ook een ervaring hebben van de wereld). Daardoor zijn onze oordelen gemankeerd.

Dat ophelderen is een taak van de filosofie, maar tot betere kennis komen is een taak voor iedereen..