Troostrijke tederheid bij de Nederlandse Bachvereniging

De Britse klavecinist en dirigent John Butt debuteert bij de Bachvereniging met drie intieme Bachcantates ‘die je een goed gevoel geven’.

featured-image

Vorige week stond hij op de Londense Proms nog zes koren te dirigeren met Händels Messiah , 250 zangers in totaal. Zaterdagavond in de Grote Kerk van Naarden had hij er vier. De Britse klavecinist, dirigent en Bach-specialist John Butt (1960) had er de muziek expres op uitgezocht voor zijn debuut bij de Nederlandse Bachvereniging.

Voor hun seizoensopening mocht Butt grabbelen in de lijst Bachcantates die nog op het to-do-lijstje stonden voor het gratis online platform van de vereniging ‘All of Bach’ (de tikker van gepubliceerde video’s staat na tien jaar op ruim 400 van de 1080 werken). Butt, die eerder Mattheuspassies dirigeerde bij het Concertgebouworkest en het Rotterdams Philharmonisch Orkest, koos drie intieme cantates uit: BWV’s 89, 164 en 157. Bescheiden instrumentatie, geen spetterende openingskoren, alleen een paar solisten, en teksten die afsluiten op een positieve noot.



Bach horen als muziek van het hoofd, daar heeft Butt niets mee. Hij wil de lijflijke, dansende Bach naar boven halen, laat hij weten in de programmatoelichting: „op zoek naar de groove”. Om het gemoed alvast in dansante stand te brengen, klonk als warmmaker een ouverture-suite van Johann Bernhard Bach.

Deze achterneef leverde begin achttiende eeuw vier stuks van deze populaire reeksen gestileerde dansen in Franse stijl. De vanavond uitgevoerde nummer drie zette Johann Sebastian Bach waarschijnlijk zelf op de lessenaar bij zijn Collegium Musicum in Leipzig. En wat zijn zulke orkestsuites toch fijn om naar te luisteren.

Het zijn tableaus met muzikale amuses, ieder deeltje een evocatief miniatuurwereldje: van het vreugdevolle Les plaisirs (met door Butt vet aangezette padabam-motiefjes in de violen) tot de dartele Rigaudon met vrolijk rondfladderende blokfluit. De Air , met een fraaie solo van traversospeelster Anna Besson, was van een troostrijke tederheid. Daarna leidde John Butt – zittend achter het klavecimbel en gesticulerend in Ton Koopman-stijl – de Bachvereniging met lichte tred door de drie Bachcantates.

Dansant? Zeker, maar niet echt groovy-er dan anders. Countertenor Alex Potter leverde een innige vertolking van zijn aria Nur durch Lieb und durch Erbarmen . Sopraan Carine Tinney was de hele avond een ‘ breath of fresh air ’.

Heerlijk, die ellenlange notentros aan het einde van haar recitatief Wohlan! mein Herz legt Zorn . Tenor Julian Habermann bracht het solistenkwartet uit balans. Zijn kristalheldere timbre zou de hoopgevende aria Ich halte meinen Jesum feste kunnen intensiveren, maar vanavond had er net zo goed ‘ Ich halte meine Noten feste ’ kunnen staan.

Habermann stond zozeer in zijn bladmuziek te turen dat hij het geruststellende geloof in Jezus als der beste Trost niet overtuigend wist over te brengen. Tijdens zijn duet met bas Matthew Brook was het speuren naar een muzikale connectie tussen de twee. Brook had er als hekkensluiter duidelijk schik in tijdens de eerste instrumentale minuut van Ja, ja, ich halte Jesum feste , te zien aan zijn pretoogjes en opkrullende mondhoeken.

Hoe kun je ook niet als vanzelf gaan glimlachen van deze opgewekt voorttuffende aria met meanderende zang-, viool- en traversolijntjes? Het daaropvolgende koraal bekrachtigde de hoopvolle kerngedachte van deze cantate nog eens: Mijn Jezus laat ik niet los. Eind goed, al goed..