Toekomst Chemelot niet vanzelfsprekend op lange termijn

Industriecomplex Chemelot kampt met twee hele grote problemen: een trage overheid en volledige afhankelijkheid van buitenlandse bazen. De weg naar een duurzame en circulaire productie is nog heel lang en kan zelfs doodlopend blijken.

featured-image

Industriecomplex Chemelot kampt met twee hele grote problemen: een trage overheid en volledige afhankelijkheid van buitenlandse bazen. De weg naar een duurzame en circulaire productie is nog heel lang en kan zelfs doodlopend blijken. Natuurlijk kan niemand zich op dit moment voorstellen dat er een einde komt aan de zware industrie op het Chemelotterrein.

Maar de wereldeconomie maakt een transitie door, waarbij nog maar weinig vanzelfsprekend is. 'Ondenkbare' veranderingen Dat de steenkoolmijnen zouden verdwijnen, dacht in 1955 ook niemand. En de textielindustrie leek ooit onlosmakelijk verbonden met de regio Twente.



Kijkend naar grote buurman Duitsland: wie durfde tien jaar geleden te denken dat de Duitse auto-industrie in 2025 moet vechten om te overleven? Dichter bij huis: VDL Nedcar draaide als een tierelier toen Volvo en later BMW er auto’s lieten maken, maar nu staat in Born het grootste leegstaande industriecomplex van Nederland. Lastige positie Koos van Haasteren, de eerste man van het piepkleine Chemelot-bureau (een handvol mensen), zit in een lastige positie. Hij luidt de noodklok over de slechter wordende concurrentiepositie van de industrie, maar hij kan zelf geen oplossingen bieden.

Van Haasteren is spreekbuis van buitenlandse bedrijven die eigenaar zijn van alle zestig grote fabrieken op Chemelot. Uit die fabrieken komen eindproducten, zoals kunstmest, en grondstoffen voor vloerbedekking, speelgoed, windmolens, kleding, smartphones en nog veel meer producten waarin kunststof is verwerkt. De toekomst van Chemelot ligt dus vooral in buitenlandse handen.

Zelfs de grond van het industriecomplex is niet meer in Nederlandse handen. DSM Firmenich is eigenaar en dat is sinds vorig jaar een volledig Zwitsers bedrijf. Nu het concern geen productie meer heeft in Sittard-Geleen, is de vraag hoe lang DSM Firmenich nog betrokken wil zijn bij Chemelot.

Historische argumenten spelen bij topmannen en -vrouwen zelden een doorslaggevende rol. Uitkopen Chemelot zei eerder dit jaar “dat het goed is dat de grond in handen komt van een partij die mee wil ontwikkelen en verduurzamen.” Het provinciebestuur lobbyt in Den Haag voor het uitkopen van DSM Firmenich en ziet hierin een rol van de overheid.

Allemaal in het licht van het veilig stellen van de toekomst van Chemelot. Het hoofdkantoor van Sabic, de grootste speler op het industriecomplex met naftakraker en kunststoffabrieken, staat in Saoedi Arabië. Kunstmestproducent OCI is beursgenoteerd, maar een schatrijke grootaandeelhouder uit Egypte maakt voor een belangrijk deel de dienst uit.

Fibrant, dat een grondstof maakt voor nylon, is onderdeel van de Chinese Highsun Group. Het hoofdkantoor van Borealis staat in Wenen. En de bazen van Sekisui zitten in Tokio.

In een aantal bedrijven zijn ook investeringsmaatschappijen aandeelhouder. Beperkte binding Het speelt zeker een rol wie aandeelhouder is. De binding met Nederland is bij deze bedrijven puur zakelijk.

Nieuwe investeringen zijn altijd een kostenafweging. De hoge energieprijzen voor de industrie maken deze rekensommen heel nadelig voor Nederland. Ook milieumaatregelen die verder gaan dan Europese regels pakken nadelig uit, waarschuwt het Chemelot-bureau.

“We slaapwandelen richting een niet eerder vertoonde industriële leegloop”, zegt Van Haasteren in het AD. “Nederland is een soort doornroosje. We leven in een sprookjeswereld en moeten wakker worden gekust.

Door iemand die ons dwingt het beest in de bek te kijken.” Mooie beeldspraak en een variatie op een thema dat de vorige Chemelot-voorman Loek Radix vaker heeft aangekaart. Tot nu toe landt dat verhaal matig in politiek Den Haag.

Tegenvallers De een na de andere tegenvaller volgt. Zo moet TenneT een alternatief plan bedenken nu het kabinet heeft besloten dat een grote stroomkabel van windparken op zee naar Limburg niet doorgaat. Dat was onderdeel van het ondergrondse buizenstelsel Delta Rhine Corridor.

Een alternatief realiseren gaat al snel meer dan tien jaar duren. Meevaller is dat de verzwaring van de hoogspanningsverbinding tussen Maasbracht (Clauscentrale) en Graetheide/Chemelot wél doorgaat, maar met vertraging. Het wordt nu begin jaren ’30.

Andere tegenvaller: de ondergrondse buis om CO2 van Chemelot te vervoeren naar opslag in zee ligt er ook pas jaren later. Elektrificatie fabrieken Zonder voldoende stroom kan Chemelot niet overstappen van vervuilende fossiele brandstoffen naar groene stroom. Zonder elektrificatie van fabrieken is een klimaatneutraal industriecomplex in 2050 nooit te bereiken.

Waterstof als schone grondstof is een ander voorbeeld. RWE werkt al jaren aan een plan voor een fabriek op Chemelot, maar door problemen met de milieuregels voor deze groene grondstof is het definitieve investeringsbesluit voor de FUREC-fabriek al meerdere keren uitgesteld. Eerder deze maand verscheen de Monitor Ondernemingsklimaat in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

Bedrijven geven als algemeen rapportcijfer een magere 6. Onder andere energie-infrastructuur en gebrek aan talent krijgen een negatieve beoordeling. Voorspelbaarheid van overheidsbeleid is een van de belangrijkste verbeterpunten, zeggen de bedrijven.

“Nederland behoort tot de wereldtop, maar vertoont een dalende trend in de afgelopen jaren”, aldus onderzoekbureau SEO. Chemelot wil de uitstoot van broeikasgassen terugdringen én moet volledig circulair gaan produceren vanaf 2050. Zodat uiteindelijk geen grondstoffen uit de aarde gehaald hoeven te worden om nieuwe producten te maken.

Maar door de lage energieprijzen in China en Amerika, is het onmogelijk te concurreren met nieuw plastic uit die landen. Gevolg: een grote drempel bij bedrijven om te investeren in innovatieve circulaire productieprocessen. Net als in Rotterdam De afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven bij verduurzaming van de industrie speelt ook in de Rotterdamse haven.

Bijna 80 procent van de grond is daar in gebruik bij buitenlandse bedrijven, blijkt uit onderzoek van het Financieele Dagblad . Hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans, van de Erasmus Universiteit, ziet een crisis ontstaan. “Binnen vijf à tien jaar is die manifest.

Te weinig arbeidskrachten, vertrekkende bedrijven, buitenlandse eigenaren die niet willen bewegen. Als Rotterdam dan toch nog iets wil bereiken, kunnen die bedrijven beter vertrekken. Dan kun je beter rücksichtslos zijn en zeggen: stop er maar mee.

Dat schept de ruimte om opnieuw te beginnen.” Deel dit artikel 💬 WhatsApp ons! Heb jij een tip of opmerking voor de redactie? Stuur ons een bericht via WhatsApp of stuur een mail naar [email protected] !.