Tienduizenden oude bommen maken van Salomonseilanden een echt mijnenveld

Bijna tachtig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog maken achtergebleven bommen nog steeds slachtoffers op de Salomonseilanden. De VS en Japan hebben toegegeven verantwoordelijk te zijn, maar de initiatieven om de oude explosieven op te ruimen blijven beperkt.

featured-image

De geur van Maeverlyn Pitanoes kokoscake hangt in de smalle steegjes van een buitenwijk van Honiara, de hoofdstad van de Salomonseilanden. Ze staat in haar keuken, een losstaand houten gebouwtje op palen pal aan het water, en legt hout op de oven die van een olievat is gemaakt. Pitanoe (53) heeft hoge jukbeenderen en een gladde huid.

In haar opgestoken haar draagt ze een tropische bloem. In contrast met haar jeugdige voorkomen strompelt ze rond in de kleine, rokerige ruimte. Het mengen van het deeg gaat moeizaam, want van haar linkerhand mist ze drie vingers.



Op haar arm heeft ze lange, gekartelde littekens. Op haar rechterbeen heeft ze een diep litteken van haar heup tot haar scheenbeen. Pitanoe raakte gewond door een bom die jarenlang onopgemerkt in de tuin van vrienden lag, en op een middag ineens explodeerde.

„Het is al bijna drie jaar geleden, maar ’s nachts lig ik nog steeds vaak wakker van de pijn.” Het zijn oorlogswonden van een conflict dat zich op de Salomonseilanden afspeelde toen Pitanoe nog niet was geboren en waar de lokale bevolking niets mee te maken had. Op de eilandengroep ten noordoosten van Australië liggen nog tienduizenden niet-ontplofte explosieven, overgebleven uit de Tweede Wereldoorlog.

Regelmatig komen ze onverwacht tot ontploffing. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten de Verenigde Staten en Japan hier de bloedige Slag om Guadalcanal, vernoemd naar het grootste en dichtstbevolkte eiland. Japan had het gebied, dat toen nog een Brits protectoraat was, begin 1942 ingenomen om de zeeroute tussen de Verenigde Staten en Australië te blokkeren.

Aanvankelijk waren de geallieerden vooral bezig met het gevecht tegen nazi-Duitsland en kon Japan het gebied zonder weerstand innemen. Maar vanaf augustus dat jaar arriveerden duizenden Amerikaanse mariniers en begon een maandenlange uitputtingsslag op het hete, tropische eiland. Tegen de tijd dat het de geallieerden begin 1943 lukte om de Japanners te verjagen, waren zo’n dertigduizend militairen omgekomen en meer dan duizend vliegtuigen en schepen vernietigd.

Operation Watchtower was een van de eerste overwinningen van de geallieerden op Japan. Op een berg met uitzicht op hoofdstad Honiara staat het Amerikaanse oorlogsmonument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de slag. Een beschrijving van de veldslagen is gegraveerd in grote marmeren stenen.

Ieder jaar wordt hier de slag herdacht. Maar tijdens die herdenking wordt nauwelijks gesproken over wat de strijdkrachten achterlieten. Voor lokale bewoners zoals Maeverlyn Pitanoe is het land letterlijk een mijnenveld.

Voor het eerst in lange tijd is ze terug op de plek waar ze getroffen werd door de bom, een uitgestrekte tuin met een paar grote mangobomen. Pitanoe heeft een witte bloem geplukt die ze nerveus ronddraait in haar verminkte hand. Ze wijst de plek aan waar de barbecue stond.

Door de hitte kwam de bom tot ontploffing. „Ik kan me de explosie niet herinneren, alleen het sissende geluid van de bom staat me bij. Voor ik het wist, lag ik meters verderop op de grond.

Toen ik mijn armen omhoog hield, hing mijn vel los tot aan mijn middel. Ik zag alleen mijn botten.” Even later werd ze wakker in het ziekenhuis.

„Mijn zoon was zo snel mogelijk gekomen toen hij hoorde wat er was gebeurd. Maar na één blik op me, ging hij weer weg. Hij kon de aanblik van mijn open wonden niet aan.

” Ternauwernood overleefde ze de explosie, maar haar twee vrienden niet. Een van hen overleed ter plekke, de ander bezweek een week later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. „Hij lag niet ver van mij vandaan.

Ik kon hem horen schreeuwen van de pijn.” De autoriteiten schatten dat de oude explosieven gemiddeld twintig doden per jaar veroorzaken, al denken deskundigen dat het aantal veel hoger ligt door onderrapportage. Ook het aantal gewonden laat zich moeilijk in kaart brengen.

Dat komt doordat de oude explosieven worden gebruikt om mee te vissen. De verroeste bommen worden uit elkaar geschroefd en met het kruit wordt een provisorische bom gemaakt waarmee vissen worden opgeblazen. Omdat de levensgevaarlijke praktijk verboden is, vanwege de grote schade die de bommen aanrichten aan de vissen en het koraal, gaan slachtoffers niet naar de politie of het ziekenhuis.

Door armoede voelen sommige mensen zich genoodzaakt dit soort risico’s te nemen. De eerste decennia na het einde van de oorlog was er zo goed als geen aandacht voor de rommel die is achtergelaten. Inmiddels hebben de Verenigde Staten en Japan toegegeven verantwoordelijk te zijn, maar nog steeds zijn de initiatieven van deze landen om de oude explosieven op te ruimen beperkt.

In plaats daarvan heeft Australië de afgelopen jaren het voortouw genomen door de lokale politie op te leiden en te helpen met het opruimen van de explosieven. De politie van de Salomonseilanden heeft een speciaal team van ruim dertig agenten die worden ingeroepen als ergens een explosief wordt gevonden. Sinds 2011 zijn er bijna vijftigduizend explosieven gevonden.

Toch wordt nog veel gemist: het team gaat niet actief op zoek, maar komt alleen in actie als er een melding gemaakt wordt. Naar schatting liggen er alsnog zeker honderdduizend explosieven verspreid over de Salomonseilanden. De meesten liggen op Guadalcanal, maar ook op tientallen andere eilanden zijn explosieven achtergelaten.

De lokale politie heeft niet de mankracht of de middelen om te reageren op meldingen die vanaf andere eilanden worden gedaan. In september komen tweehonderd Australische militairen voor drie weken naar het land om explosieven onklaar te maken. Tobias Hewitt werkt voor de non-profitorganisatie HALO Trust, die landmijnen en bommen in kaart brengt in heel de wereld.

Sinds een jaar probeert hij met een team van 26 mensen het aantal onontplofte explosieven op de Salomonseilanden in kaart te brengen. „Het gaat alleen om de explosieven die op de oppervlakte liggen, we graven niet naar bommen. Als we iets vinden, geven we het aan bij de politie.

Zij hebben een team dat de explosieven veilig verwijdert”, zegt hij. Door erosie komen bommen regelmatig naar boven, maar de duizenden exemplaren die dieper in de grond liggen worden nu niet meegeteld. De organisatie is actief op de Salomonseilanden dankzij een subsidie van één miljoen dollar (omgerekend 900.

000 euro) die de Verenigde Staten in 2022 beschikbaar stelden. Onlangs kwam daar nog eens omgerekend 2,3 miljoen euro bij, waardoor het team tot juli 2026 actief kan blijven. „Dit is de eerste keer dat het probleem echt in kaart wordt gebracht”, zegt Hewitt.

Zowel de VS als Japan hebben informatie gedeeld over de locaties van gevechten die hier hebben plaatsgevonden, zodat er gericht gezocht kan worden. Niet alleen de explosieven zijn een ongewenste nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog. Ook de wrakken van 111 schepen die zonken tijdens de Slag om Guadalcanal liggen al meer dan tachtig jaar te roesten op de zeebodem.

De schepen hadden duizenden liters olie aan boord. Sommige wrakken lekken olie in het water, maar het vermoeden is dat er nog heel veel opgesloten zit in de romp van de schepen. Men is bang voor een gigantische milieuramp als ook deze olie vrijkomt.

Tot nu toe is er nog niets gedaan om de wrakken op te ruimen. Duidelijk is dat er onvoldoende financiële hulp is om de monsterklus te klaren. Volgens deskundigen duurt het in dit tempo nog tientallen jaren voordat alle oude explosieven zijn verwijderd.

Sinds 2011 hebben de VS omgerekend ruim 6,1 miljoen euro bijgedragen aan het opruimen van de explosieven. Japan heeft onlangs ruim 710.000 euro gedoneerd aan het land.

Australië heeft de afgelopen jaren ruim 9 miljoen euro bijgedragen. Volgens deskundigen is het slechts een druppel op een gloeiende plaat. Ook de regering van de Salomonseilanden zelf investeert weinig in het opruimen van de oude explosieven.

Het ontwikkelingsland is erg instabiel en er is een prangend tekort aan onder meer gezond voedsel en medicijnen. De dreiging van onontplofte bommen wordt gezien als ondergeschikt aan de andere problemen waar het arme land mee kampt. Slachtoffers en nabestaanden staan er alleen voor.

Er is geen financiële hulp van de overheid, betrokken landen of hulporganisaties. De ontploffing heeft Pitanoes leven, net als dat van veel andere slachtoffers, ingrijpend veranderd. Ze was docent aan een universiteit, maar moest haar baan opgeven omdat ze het fysiek niet meer aan kon.

Nu maakt ze lunchpakketten en kokoscake, die ze voor een klein bedrag verkoopt. Het is een worsteling om rond te komen. „Ik krijg geen hulp van de overheid, of wie dan ook.

” Ze wil andere slachtoffers helpen en een onderwijsprogramma maken dat jongeren waarschuwt voor de explosieven. Maar vanwege haar verwondingen ontbreekt het aan energie en geld om haar droom waar te maken. „Ik wil dat de landen hun puinhoop komen opruimen.

Ze komen hier oorlog voeren, en wat is onze beloning? Het gaat ten koste van onze levens.”.