Op het eerste gezicht lijkt het een ongewone liaison: Ars Musica dat Bryce Dessner als festivalartiest binnenhaalt. Maar de gitarist van The National heeft óók een leven als componist van onder meer een pianoconcerto en een symfonisch werk. “Muziek maak je door in dialoog te gaan.
” Het internationale festival voor hedendaagse muziek Ars Musica bombardeert dit jaar Bryce Dessner tot festival-artiest. De gitarist die met de Amerikaanse indierockband The National en nummers als 'I need my girl' en 'Bloodbuzz Ohio' een wereldwijd publiek verleidt, is in andere kringen immers vooral bekend als componist van een pianoconcerto, het symfonische St. Carolyn by the sea , en het kwartet Sonic wires .
Reduceer de man dus niet tot een rocker die eens in de klassieke vijver komt vissen. Voor dat soort hokjesdenken is de gitarist vreselijk allergisch. Waar anderen vooral verschillen zien tussen hedendaags gecomponeerde stukken en populaire nummers, ziet Dessner overlap.
“De chemie van een band en de chemie van een orkest zijn zeer gelijkend. Mensen vragen zich soms af wat een orkest nu zo bijzonder maakt en waarom ze absoluut eens een keer zo'n concert moeten meemaken. Wel, om precies dezelfde reden als die waarom je naar een band gaat kijken, maar dan vele malen uitvergroot.
Je ziet er gelijkgezinde muzikanten samen spelen. Je ervaart de manier waarop ze samen fraseren en stemmen, en de wijze waarop ze zich allemaal verbonden voelen met elkaar, de partituur en de dirigent.” Waarom blijft de scheiding tussen die verschillende vormen van muziek schrijven zo hardnekkig? Bryce Dessner: Dat heeft volgens mij met perceptie te maken.
Er heerst in de klassieke muziek – of hoe je dat genre vandaag ook wilt noemen – nog vaak dat idee van de componist als een solitair, mannelijk meesterbrein. Een heel patriarchale visie op wat een componist hoort te zijn. Volgens mij heeft dat mensen weggejaagd.
Het is niet bepaald uitnodigend of drempelverlagend als je het gevoel krijgt dat je naar een meesterlijk doordacht idee moet komen luisteren. En ik geloof ook niet dat dat het metier van de componist is. Als componist zoek je een connectie met de muzikanten op het podium en met de toehoorders in het publiek.
Dat doe je niet in totale isolatie, maar net door in dialoog te gaan met elkaar. Maar niet alleen de klassieke muziek is in dat bedje ziek. Ik weet bijvoorbeeld dat mijn vriend Justin Vernon (Bon Iver, red.
) heel erg afziet van het feit dat ze hem altijd wegzetten als de wereldvreemde eenzaat die in zijn hut in het bos muziek schrijft. Dat is gewoon niet waar. Zijn er dan geen verschillen tussen hoe je schrijft bij The National en voor een symfonieorkest? Dessner: In de band gebeurt het creëren altijd collectief.
Zelfs als ik het ben die de song schrijft, komt er nog altijd veel input van de andere leden. Dat maakt het proces ook zo mooi, hoe we op die manier samen groter worden dan de som van de delen. Als componist ligt die verantwoordelijkheid veel meer bij mij alleen.
Zeker wanneer je werkt voor een orkest en je ideeën moet vertalen naar een partituur, is het heel belangrijk dat je daar helder en direct in communiceert. De samenwerking verschuift dan naar later in het proces, nadat je de partituur geschreven hebt. Dan gaat het erom hoe een uitvoerder jouw noten gaat interpreteren.
Ik kan wel een sol op een notenbalk tekenen, maar een muzikant kan die op zoveel verschillende manieren spelen dat het mijn stuk ingrijpend anders doet klinken. Dat soort beslissingen neemt een klassiek muzikant ontelbaar veel keer tijdens een uitvoering. Op Ars Musica mag je die beslissingen zelf nemen, want je staat als uitvoerder mee op het podium.
Dessner: Het idee van een componist die zijn eigen stuk niet zelf uitvoert, is nog maar een zeer recente ontwikkeling. In de renaissance en de barok improviseerden ze erop los. Mozart voerde zijn eigen concerto's uit en bedacht aan de piano zelf de cadensen.
Er is gewoon iets ontwapenends aan iemand die zijn eigen muziek speelt, vind ik. Als elektrisch gitarist steek je ook daar weer probleemloos die (ingebeelde) grenzen tussen genres over. Want in de bijt van de klassieke muziek is dat instrument een vreemde eend, terwijl je in een rockband niet zonder kan.
Dessner: Als twintiger was ik inderdaad de uitzondering. De hele reden dat ik toen met componisten als Philip Glass en Steve Reich mocht optreden, was omdat ik een van de weinige elektrische gitaristen was die partituren konden lezen en affiniteit hadden met kamermuziek. Ondertussen ben ik de eerste elektrische gitarist die met het New York Philharmonic heeft mogen optreden in de honderdvijftigjarige geschiedenis van het orkest.
Dus ja, de gitaar is zeker cruciaal in alles wat ik doe. Veel orkesten zijn vandaag nog steeds bang als ik met mijn gitaar kom aanzetten, omdat ze die associëren met lawaai. Het feit dat een instrument elektrisch versterkt is, is bijna een belediging voor een akoestisch symfonieorkest.
En natuurlijk, als je denkt aan de schurende, resonerende muziek van The Velvet Underground of Sonic Youth – bands die mij zeker beïnvloed hebben –, snap ik die bekommernis. Maar de manier waarop ik het instrument in het merendeel van mijn composities gebruik, is net heel delicaat, een beetje zoals je een harp in een orkest zou gebruiken. Dankzij een volumepedaal kan je het instrument bovendien ook uiterst stil gebruiken.
Zo keert de perceptie rond wie en wat waar zou thuishoren gelukkig langzaamaan. Heb je echt het gevoel dat de perceptie keert? En dat de grenzen tussen genres steeds meer vervagen? Dessner: Ik heb wel het gevoel dat het sinds mijn generatie de goede kant opgaat, ja. Ik ken heel wat componisten met een conservatoriumdiploma die vandaag het liefst beats producen voor popmuzikanten in Los Angeles.
Omgekeerd kom je in aanraking met autodidacten die thuis vanachter hun computer via de elektronica gefascineerd raken door orkestratie en timbre, en zo hun weg vinden in de symfonische muziek. Je voelt dat we ons op een heel interessant kruispunt bevinden. En Brussel is zelf het uitgelezen kruispunt om dat allemaal te laten samenvloeien.
De muziekcultuur hier is zo veelzijdig. Zowel met de band als als componist is het een van mijn favoriete plekken om op te treden. Is dat nu niet het rockbandlid dat spreekt? Dessner: Ik weet hoe het klinkt, maar ik meen het oprecht.
( Lacht ) Brussel is een muzikale tweede thuis voor mij, en dat zeg ik niet zomaar overal. Daarom vind ik deze uitnodiging van Ars Musica ook zo bijzonder. Het voelt alleen maar juist om al die creatieve kanten van mezelf hier te tonen.
Bryce Dessner speelt op 23, 24 en 30/11 op het Ars Musica -festival (> 3/12, arsmusica.be), het livealbum Rome van The National komt uit op 13/12.
Bovenkant
The National-gitarist Bryce Dessner op Ars Musica: 'Brussel is mijn tweede muzikale thuis'
Bryce Dessner is in de eerste plaats bekend als gitarist en songschrijver van de Amerikaanse rockband The National, maar op Ars Musica mag hij tonen dat hij ook een leven heeft als componist.