Het verhaal van de Tweede Wereldoorlog is toe aan een renovatie. Het blijft essentieel om het verhaal te vertellen, vinden vier directeuren en één hoofdconservator van musea en herinneringscentra die zich bezighouden met oorlog, bezetting en Jodenvernietiging: als moreel ijkpunt voor de tegenwoordige tijd. Maar andere vertelvormen zijn nodig, nu de meeste bezoekers minder direct verbonden zijn met de gebeurtenissen dan de generaties voor hen.
Kamp Amersfoort is in 2021 uitgebreid en een heus museum geworden. De Anne Frank Stichting verscheept deze maand een replica van het Achterhuis naar New York waar in januari een tentoonstelling opent voor „Amerikanen die niet in de gelegenheid zijn om het Anne Frank Huis in Amsterdam te bezoeken”. Het Verzetsmuseum heeft vorige maand een nieuwe opstelling gemaakt over de oorlog en de Nederlandse koloniën – en is daarmee „compleet”, zoals een radioreclame belooft.
Het Nationaal Holocaustmuseum is dit jaar geopend. En Herinneringscentrum Kamp Westerbork presenteerde vorige maand een nieuw ontwerp voor het barre barakkenterrein. Is de oorlog daarmee klaar voor de 21ste eeuw? Welke middelen gebruiken de vijf om een nieuw, jonger publiek te interesseren? En wat zijn hun grenzen daarbij? Een liquidatiespel waarin bezoekers op Duitsers kunnen schieten? Toch maar niet.
Met kunstmatige intelligentie avatars maken van voormalige gevangenen en die ‘in gesprek’ laten gaan met bezoekers? Het overwegen waard. Een portret van Hitler in een Anne Frank tentoonstelling? Wel in New York, niet in Amsterdam. Ronald Leopold, directeur van de Anne Frank Stichting die het Achterhuis in Amsterdam beheert, maakt zich weinig zorgen.
Hij is verantwoordelijk voor een „iconische plek” waar jaarlijks zo’n 1,2 miljoen bezoekers op afkomen, van wie een groot deel uit het buitenland. Nee, zegt Leopold in zijn kamer met uitzicht op de altijd aanwezige rij voor het museum, Anne Frank dreigt niet vergeten te worden. Hij denkt dat in de loop van de 21ste eeuw uiteindelijk twee krachtige „dragers” voor de kennis over de Jodenvervolging zullen overblijven: Auschwitz, voor de vernietiging, en Anne Frank, voor de slachtoffers.
„De belangstelling neemt niet af, de kennis neemt af.” Daarom zoekt ook zijn organisatie naar manieren om jongeren met de context van de geschiedenis van Anne Frank in aanraking te brengen. „We kijken altijd of we het goede evenwicht houden tussen die ene mens uit die ene familie in de specifieke historische omstandigheden van Amsterdam in die tijd, en aan de andere kant het meer generieke, algemeen menselijke dat ook door de Jodenvervolging wordt beroerd.
Maken we er niet te veel een geschiedenisles van, waardoor de zingeving verloren gaat? In Amerika ligt dat evenwicht ergens anders dan in Nederland.” In het Achterhuis aan de Prinsengracht zijn de ruimtes leeg gelaten. Bewust, „want je wilt laten zien dat de mensen die daar woonden er niet meer zijn, en dat dat een reden heeft”.
Maar voor de Anne Frank-tentoonstelling in het Center for Jewish History in New York vond Leopold dat hij de geschiedenis meer invoelbaar moest maken. Daarom heeft hij een replica laten bouwen waarin straks ook een fiets, een kattenmand en een tandartsboor komen te staan (de laatste onderduiker die erbij kwam was een tandarts). „We wilden in New York geen exacte ervaringskopie van het Achterhuis neerzetten.
We wilden daar vooral het gevoelselement benaderen: hier leefden ménsen.” In de tentoonstelling lopen de bezoekers niet alleen door de kamers van het achterhuis en over een glazen plaat met daaronder een kaart van Europa met alle vernietigingskampen, maar zien ze ook een groot portret van Hitler. „Dat zou je in Nederland nooit doen.
En in Duitsland al helemáál niet. Daar wel. De Amerikanen moeten weten om wie het gaat.
” Over Hitler „hebben we een hele discussie gevoerd”, zegt Annemiek Gringold, hoofdconservator van het Nationaal Holocaustmuseum. Ze staat voor een vitrine met voorwerpen die een beeld oproepen van de aantrekkingskracht die Hitler ook op Nederlanders uitoefende. Van een fakkel voor de Olympische vlam (de fakkelestafette werd bedacht voor de Spelen van Berlijn in 1936) tot een bruin reliëf met het gezicht en de naam van de nazileider erop.
Het museum, gebouwd op de plaats van een kweekschool die een schakel vormde in de reddingsoperatie van Joodse kinderen, werd in maart dit jaar geopend. Daarmee is Gringolds creatie de modernste van de opstellingen. De bezoekers worden aangemoedigd om de vier trappen op te lopen naar het begin van de tentoonstelling, een fysieke inspanning die je „bewust maakt van waar je bent”, zegt Gringold.
Die staat van bewustzijn is iets anders dan de ‘inleving’ die op andere plekken wordt opgewekt, zegt Gringold. Zo moet de bezoeker van Kamp Amersfoort zich „oncomfortabel” voelen, vindt directeur Micha Bruinvels. De gevangenen die hier vanaf augustus 1941 aankwamen kregen van de SS’ers die hen bewaakten willekeurige klompen, te groot of te klein voor hun voeten.
Om dat fysieke ongemak over te brengen is op de voormalige appelplaats een onregelmatig patroon van smalle bakstenen in de grond gelegd, waardoor de moderne bezoeker als vanzelf begint te strompelen. Voor de ondergrondse tentoonstelling in Amersfoort moeten de bezoekers een smalle trap tussen betonnen muren afdalen om in een tamelijk donkere ruimte te komen – allemaal om een gevoel van „onveiligheid” op te wekken, zegt Bruinvels. Rond het terrein van het voormalige kamp Westerbork zijn hekken met prikkeldraad neergezet – „zo begrijp je waar je bent”, legt directeur Bertien Minco uit.
In het Verzetsmuseum begint de route in een ‘straat’ waar nazivlaggen boven hangen. Het zijn allemaal manieren om het inlevingsvermogen te prikkelen van bezoekers die niet vooraf al weten wat de bezetting of de Jodenvervolging precies inhoudt, en die geen geduld hebben om lange teksten te lezen. De teksten in het Verzetsmuseum en het Holocaustmuseum zijn vooraf getest op doelgroepen – veertienjarigen op vmbo-niveau, in het geval van het Verzetsmuseum.
Dus ‘bedoeling’ in plaats van intentie, en ‘afvoeren’ of ‘wegvoeren’ in plaats van deporteren. Het ‘aankleden’ van een historische locatie is een precaire aangelegenheid, onderstrepen de directeuren. Want inleving bewerkstelligen ja, maar als je niet uitkijkt „kom je uit bij de amusementsindustrie”, zegt Minco.
„Je wilt geen experience-museum”, zegt Gringold. „Geen kitsch of gimmick”, zegt Bruinvels. Het strompelen over de appelplaats in Amersfoort is geen experience maar immersive , een onderdompeling.
In de gang naar de kweekschool, waar de bezoekers tussen de authentieke betegelde muren naar de zalen van het Holocaustmuseum lopen, worden oplichtende voetstappen geprojecteerd, grote en heel kleine, voor de kinderen die door deze gang in veiligheid werden gebracht. Er klinkt een ijle soundscape met buitengeluiden en vooral de tram: immersive . Het hele Achterhuis is immersive .
Op het terrein van Kamp Westerbork is een wagon neergezet, een herinnering aan de treinen waarmee Nederlandse Joden vanuit dit kamp naar vernietigingskampen in het oosten van Europa werden gestuurd. „Moesten bezoekers ín die wagon, daar hebben we lang over gediscussieerd”, zegt Minco. Conclusie: nee.
„We willen geen re-enactment , geen ervaring oproepen. Voor ons gaat dat de grens over. Wij willen dat bezoekers beschouwers blijven.
” De onderdompeling op Westerbork zal zich na de herinrichting beperken tot in het gras gemaaide contouren van de barakken, tien door stenen afgebakende plattegronden van barakken en enkele complete houten barakken, die ze hadden teruggekocht van boeren die ze als schuur gebruikten. Ander sleutelbegrip voor het nieuwe vertellen: interactiviteit. Bezoekers van nu willen niet alleen maar kijken of luisteren, maar ook iets dóen.
Bij het Verzetsmuseum, zegt directeur Liesbeth van der Horst, is zelfs nagedacht over „een soort liquidatiespel, waarbij bezoekers op een wegvluchtende Duitse militair zouden schieten”. Het achterliggende idee was dat de bezoekers zich zouden moeten verplaatsen in de positie van iemand uit het verzet, om te ervaren hoe zwaar de keuze is om geweld te gebruiken. Maar uiteindelijk vreesde Van der Horst dat het vooral een attractie zou worden, „een schiettent”, en dat wilde ze natuurlijk niet.
In het Verzetsmuseum staat wel een interactieve tafel, onder een foto van verzetsgroep De Persoonsbewijzencentrale. Hier kan de bezoeker een persoonsbewijs vervalsen om onderduikers te redden. „Interactiviteit stimuleert ook goed kijken”, zegt Van der Horst.
Micha Bruinvels denkt na over een heel nieuwe vorm van interactiviteit in Kamp Amersfoort. Hij kwam op de gedachte toen hij een documentaire zag over deep fake . „Wij hebben twee- à driehonderd uur aan gefilmde interviews met voormalige gevangenen van het kamp.
Zouden we die niet door middel van kunstmatige intelligentie kunnen presenteren in een avatar? Een jonger gemaakt 3D-portret van de geïnterviewden, in gevangenistenue, met wie het publiek dan ‘in gesprek’ kan gaan. „Stel je voor, zo’n jonge bezoeker staat te praten met de avatar, verveelt zich even en zegt: ‘Ik ga even een sigaretje roken, hoor’. En dat die avatar dan zegt: ‘Een sigaret? Die kostte twee boterhammen.
’ Dan heb je zo’n jongere meteen weer bij de les.” Ze weten ook allemaal dat ‘persoonlijke verhalen’ meer aanspreken dan uitleg. Alle tekstbordjes in het Verzetsmuseum vertellen (in maximaal 100 woorden) het verhaal over een thema aan de hand van een persoon op een foto.
Van der Horst heeft daarbij nadrukkelijk laten zoeken naar meer mensen van kleur, om het meer diverse publiek van 2024 aan te spreken. Een groep Indonesische verzetslieden, om een ‘koloniale lijn’ in de tentoonstelling gezichten te geven. Het verhaal van een Marokkaanse krijgsgevangene die in Zeeland dwangarbeid verrichtte – „die hadden we niet in de tentoonstelling opgenomen als er nu niet zoveel Marokkanen in Nederland hadden gewoond.
” De verbreding van de focus speelt ook in plaatsen van herinnering als Westerbork en Amersfoort, waar de directeuren van plan zijn ook de naoorlogse geschiedenis te tonen. In beide kampen zijn na de bevrijding NSB’ers en SS’ers gevangen gezet. Beide kampen speelden ook een rol bij de naoorlogse omgang met Molukkers.
In Amersfoort werden deze soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) gedemilitariseerd – „hun strepen werden hier van hun schouders getrokken”, zegt Bruinvels – en in Westerbork kregen ze huisvesting in dezelfde barakken waar in de oorlog de Joden opgesloten waren. „De Molukkers kregen te maken met dezelfde overheid die zo kil de uit de kampen teruggekeerde Joden ontving”, zegt Minco. „Hun geschiedenis is me echt onder de huid gaan zitten.
” Ronald Leopold heeft in 2017 besloten de focus van het Anne Frank Huis te verleggen van de geschiedenis van een onderduikplek, naar de mensen die er verbleven. Hij heeft daarom – na diep aarzelen – ja gezegd op een voorstel van tv-maker Harry de Winter, om een video-dagboek van Anne Frank te maken. Hij heeft nóg langer geaarzeld toen hij, na het succes van die eerste reeks, moest besluiten of hij ook een video-dagboek wilde over de periode ná het achterhuis, toen Anne geen dagboek meer bijhield.
Heeft hij toch gedaan. In deze tijd draait het allemaal om sociale media, zegt Leopold. Dus? Een Facebook-account van Anne Frank? „Nee, dat niet”, zegt hij.
„Nog niet.” Maar hij zegt erbij dat hij in 1980 ook ‘nee’ had gezegd op het video-voorstel van Harry de Winter. De tijd rekt de marges op.
Het Holocaustmuseum, het Verzetsmuseum en Westerbork worstelen in meer of mindere mate met Anne Frank. Juist omdat ze wereldberoemd is, houden ze haar wat op afstand. „Ze was in Westerbork jarenlang een beetje taboe”, zegt directeur Minco.
„Die hééft toch al een museum, was het idee.” Voordat ze van Westerbork met de trein naar Auschwitz werd gedeporteerd, werkte Anne Frank er in Barak 56, de werkbarak. Daar haalde ze batterijen uit elkaar.
Er staat daar nog altijd geen bordje over haar, zegt Minco. „Maar we gaan er wel meer mee doen. Jongeren willen het toch graag weten.
” Bij de opstelling over een blinde Joodse vrouw die brailleschrijver was bij de Joodse Raad, constateert Gringold nadrukkelijk dat die „geen Anne Frank-gehalte” heeft. Dat is goed, vindt ze. „Het is lastig je te verhouden tot bekende personen als Anne Frank of Elie Wiesel of Etty Hillesum.
” Want dat is waar alles om draait in deze musea en centra: de verhouding van de (jonge) bezoeker tot het verleden. Tot dít verleden. Wat in de periode van de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, is van een andere orde dan de geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog of de ineenstorting van het Romeinse Rijk.
Deze geschiedenis moet worden herinnerd omdat ze onverminderd relevant is voor de maatschappij van de 21ste eeuw. „Ons museum heeft een morele opdracht”, zegt Liesbeth van der Horst over het Verzetsmuseum. „Ook, of misschien wel juist in deze tijd, nu de rechtsstaat weer onder druk staat.
Kom je in verzet of niet? En wij willen de bezoekers meegeven dat het niet zo eenvoudig is, verzet.” „De Shoah is niet uniek”, zegt Annemiek Gringold van het Holocaustmuseum. „Ze is wel zonder precedent, maar niet uniek.
Maar mensen hebben dat gedaan, mensen zoals wij, tegen andere mensen zoals wij. Daarom toon ik de daders in niet-iconische foto’s, zoals Hitler wandelend in burgertenue, en de hoogste SS’er in Nederland, Hanns Rauter, met zijn dochters, een gezellige vader. Daarom laten wij van de Joden die zijn vermoord juist dingen zien die hun leven weerspiegelen.
Voordat ze werden vervolgd en vermoord waren ze verpleegsters, postbodes, moeders, verliefd. Zo krijgen ze hier een waardige nagedachtenis en zijn ze niet alleen maar slachtoffers.” Kamp Amersfoort is „het eerste museum in Nederland waar daders en slachtoffers door elkaar staan”, zegt directeur Bruinvels.
En dat is de bedoeling: het moet voor de bezoeker niet meteen duidelijk zijn hoe het zit. „Wij proberen te vertellen dat het niet zwart-wit is. Je moet er zelf over nadenken.
” Leopold denkt terug aan de jaren 70 en 80 toen de Anne Frank Stichting met de geschiedenis in de hand scherprechter speelde, en te pas (soms te onpas) incidenten als racistisch of fascistisch betitelde. „Naarmate de oorlog verder van ons af komt te staan, heb je minder aan een eenvoudig: ‘Dat mag nooit meer gebeuren’. Onze opstelling is geen preek, wij proberen onze bezoekers tot nadenken te bewegen.
” Aan het slot van de opstelling in Amersfoort leidt een deur naar een futuristische ruimte. Zestien witte kuipstoeltjes rond een arena van melkwit licht. Groepen kunnen deze ruimte boeken, en dan krijgen ze een virtual reality-bril op, waarmee hun hedendaagse situaties wordt voorgelegd.
„Een dilemma-workshop”, zegt Bruinvels. Voorbeeld: Er gebeurt een groot ongeluk in de buurt. Vertrouw je op berichtgeving in de traditionele nieuwsmedia of op berichten via social media? De les is steeds: „Pas op met oordelen.
Je kunt aan de foto niet zien of iemand een boef is of een dader.”.
Bovenkant
Strompelen over bakstenen om iets van de oorlog te ervaren
Nederlandse oorlogsmusea en herdenkingscentra zoeken naar nieuwe manieren om het wezen van de Tweede Wereldoorlog over te brengen op nieuwe generaties. Over Hitler „hebben we een hele discussie gevoerd".