Schuilt de maatschappelijke meerwaarde van topsport echt in de medailles? Topsporters koesteren hun medailles, ook vanwege de ‘maatschappelijke waarde’ van het succes. Maar is de waarde van een podiumplaats echt zo groot? Je kunt nog zo goed zijn in je sport, met een medaille om je nek tel je pas mee. Deze confronterende boodschap komt van André Cats, directeur topsport van NOC-NSF.
Hij vindt dat verlies ‘mooie verhalen’ kan opleveren, maar hij zegt ook: “Met een medaille heb je een écht verhaal”. Welkom in de wereld van de absolute topsport, waar uiteindelijk alles draait om dat blinkende metaal. Die medaille is niet alleen van belang voor de sporter zelf, betoogt Cats.
Het straalt af op het land, op de fans. Het verrijkt mensen en inspireert anderen. In de woorden van de hoogste sportieve baas van Nederland: “Topsport heeft een enorme maatschappelijke waarde”.
Maar hoe groot is die waarde voor de samenleving precies? En valt dat eigenlijk te meten? Op zoek naar de antwoorden op deze vragen verzamelen enkele honderden (oud)-sporters, bestuurders, ambtenaren en onderzoekers zich op een doordeweekse dag in de Johan Cruijff Arena in Amsterdam, op uitnodiging van ZonMw. Dat is een organisatie die de ‘uitwisseling van kennis stimuleert ter bevordering van een gezond leven’. Sport en bewegen zijn daar onderdeel van.
De Arena is een bewust gekozen locatie, een plek die topsport ademt. Dat Cats hier, op dit podium, zijn verhaal afsteekt, wekt geen verbazing. NOC-NSF heeft vorige week 44 miljoen euro verdeeld over de verschillende sportbonden, in de hoop dat zij ook bij de volgende Spelen voor een medailleregen zorgen.
Cats: “Als je niet zichtbaar bent, ben je niet relevant”. Presteren zit in het DNA van topsport, maar de directeur zegt ook dat NOC-NSF ‘verrijken en inspireren net zo belangrijk gaat maken’, in de veronderstelling dat topsporters anderen uit hun stoel en in beweging krijgen. Lisanne Balk van het Mulier Instituut, dat sportonderzoek verricht, zegt eerlijk: “Of topsport werkelijk aanzet tot bewegen, daar is niet zoveel bewijs voor”.
Het zorgt vanzelfsprekend voor plezier en vermaak. Mensen kijken er graag naar op tv of in een stadion. Maar een goede prestatie zorgt op langere termijn niet voor meer sportende kinderen, verklaart zij.
Balk benadrukt ook dat dé maatschappelijke waarde van topsport niet bestaat. “Omdat een waarde altijd een positieve en negatieve kant heeft. Zo kan topsport voor saamhorigheid en verbinding zorgen, maar dat kan ook doorslaan in rivaliteit en agressie.
Een ander voorbeeld: sport bevordert inclusie, maar is tegelijkertijd een bron van discriminatie.” Maatschappelijke waarde is in feite een niet of nauwelijks te meten grootheid. Interessant is ook, vindt Balk, dat meer olympische medailles niet per se zorgen voor meer trots onder de bevolking.
De Nederlandse prestaties zijn steeds beter geworden, maar de waardering groeide niet mee. Sterker: uit recent onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat de groep die enigszins onverschillig staat tegenover sportprestaties, iets groter lijkt te worden. Wat goed zou zijn, zegt Balk, is dat ook deze mensen via topsport bereikt worden.
“En dan misschien niet met een gouden medaille, maar door bijvoorbeeld op lokaal niveau iets bij een vereniging te organiseren met een topsporter.” Dé maatschappelijke waarde van topsport is dus niet uit te drukken. Toch schermen overheden en bedrijven graag met de impact die hun subsidies en sponsoring zouden hebben.
De overtuiging is, zegt wetenschapper Sebastiaan de Cocq, dat topsporters rolmodellen zijn die waarden bevorderen als respect en inclusie en anderen inspireren om fysiek in beweging te komen. De Cocq is als onderzoeker verbonden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Han). “Een vraag die bij mij blijft hangen: zijn sporters eigenlijk wel rolmodellen?” Die vraag is na de Zomerspelen van Tokio onderzocht in zeven Europese landen, waaronder Nederland.
Meer dan tienduizend volwassenen deden mee aan het onderzoek. De uitkomst: 28 procent van de ondervraagden heeft een actieve topsporter als rolmodel. In Nederland gaat het om 19,5 procent.
“Dat zijn dus 2,5 miljoen volwassenen”, zegt de onderzoeker. De Cocq plaatst het in perspectief: de overheid geeft jaarlijks 5500 euro per persoon uit aan gezondheidszorg en bijvoorbeeld 65 aan kunst en cultuur. Aan topsport 4 euro.
“Dus als sector bereiken we met die 4 euro ongeveer 2,5 miljoen mensen”, zegt hij. Scherper gesteld: “Stel dat een enigszins inactief persoon van 20 jaar, die niet voldoet aan de beweegrichtlijn, door een topsporter wordt geïnspireerd en de rest van zijn leven gaat sporten. Dat zorgt voor een daling van de zorgkosten van 60.
000 tot 90.000 euro per jaar. Als dit bij duizend personen gebeurt, heb je de jaarlijkse investeringen in topsport terugverdiend.
” De Cocq ziet hierin ook een opdracht voor iedere Nederlandse olympische sporter. “Probeer vier mensen te inspireren van een inactief naar actief leven. Hier valt gigantisch veel winst te behalen.
” Maar zijn die medailles daarbij dan zo essentieel, zoals NOC-NSF-baas Cats benadrukt? Nee, blijkt uit het verhaal van Lynn Praet van de Vrije Universiteit Brussel, die dezelfde data als De Cocq heeft bestudeerd. Men zoekt in een rolmodel vooral een positief voorbeeld, iemand met een goede conditie die aan fair play doet. “Opmerkelijk is dat ‘de beste ter wereld zijn’ pas in vierde instantie als kenmerk wordt genoemd, terwijl dat vaak in het beleid op de eerste plaats komt.
” Bijna de helft van de Nederlanders, 42 procent om precies te zijn, vindt het belangrijk dat er in eigen land grote sportevenementen worden georganiseerd. Dat percentage is licht gedaald, weet Paul Hover, onderzoeker bij het Mulier Instituut. “Misschien dat men er kritischer naar kijkt omdat de meerwaarde niet zo duidelijk is.
” Hoe maak je een topsportevenement relevant voor meer mensen dan alleen de sporters en de fans? Vaak wordt er bij die vraag naar ‘Londen 2012’ verwezen, de eerste Olympische Spelen met een ‘sportdeelname legacy’ als doel. De organisatie van het toernooi moest leiden tot een hogere sportdeelname onder de Britse bevolking, maar slaagde daar niet in, ondanks de investering van honderden miljoenen euro’s in sportstimuleringscampagnes. De belangrijkste les? Hoe mooi de sport ook is of hoe inspirerend het evenement, het brengt mensen niet automatisch in beweging.
Hover: “Daar is toch te veel op vertrouwd. Het is belangrijk om na te denken over de vraag hoe topsport niet afschrikt. Niet-sporters identificeren zich niet met topsporters en al helemaal niet met die lichamen en die prestaties.
Dat kan zelfs demotiveren. Hoe sla je een brug naar hun belevingswereld?”* Voor het WK handbal voor vrouwen, dat volgend jaar in Rotterdam plaatsvindt, wordt nadrukkelijk de verbinding gezocht met andere sectoren in de samenleving, vertelt Michiel van Rijn van Alkemade, directeur van More2Win, ‘impactpartner van de sport’. Beoogd thema: ‘Maak ruimte voor meiden’.
“Sportveldjes, hangplekken; alle buitenruimtes in de stad zijn heel sterk ingericht op jongens”, verklaart hij. “Door de komst van dit vrouwenevenement ontwikkelen zich nu plannen om die buitenruimte aan te pakken.” Innovaties in de topsport kunnen het verschil maken tussen goud en zilver, tussen het podium en net niets.
Dat beseft Kamiel Maase terdege. De voormalige atleet is tegenwoordig ‘prestatiemanager’ bij NOC-NSF en onderzoekt hoe de wetenschap de sport vooruit kan helpen. En hoe de samenleving daar vervolgens ook van kan profiteren.
Maase noemt de voorbereiding van Nederland op de Olympische Spelen in Tokio, 2021. De sporters moesten zich wapenen tegen de hitte daar. Ze trainden in klimaatkamers, deden aan warmtestages en bezochten veelvuldig de sauna.
De sportkoepel liet ook speciale koelvesten ontwikkelen voor de sporters. Maase: “Toen we hoorden dat de Spelen vanwege corona werden uitgesteld, hebben we de koelvesten aan ziekenhuispersoneel geschonken. Die gebruiken ze nog steeds.
” NOC-NSF probeert ook de sporters beter te laten slapen. Maase werkt inmiddels 1,5 jaar aan een digitaal lesprogramma met basisinformatie over een zo optimaal mogelijke nachtrust. Dat is in eerste instantie voor topsporters, maar moet daarna ook beschikbaar komen voor andere sporters.
Maase is vooral enthousiast over een ander project, speciaal voor binnensporters. Omdat zij voornamelijk indoor trainen, zien ze te weinig daglicht, wat de slaap nadelig beïnvloedt. Daarom start NOC-NSF een experiment in Heerenveen.
In zeven appartementen van topsporters wordt de komende tijd daglicht nagebootst. “Dat kan door de intensiteit en samenstelling van licht te veranderen”, vertelt Maase. Het is een kleinschalige pilot, maar kan volgens de oud-atleet van grote waarde zijn.
“Als we hier met succes daglicht kunnen simuleren zodat de slaap verbetert, kan dat natuurlijk ook op andere plekken.” Het is wel grappig wat een gouden medaille met je omgeving doet, vertellen Hermijntje Drenth en Tinka Offereins, roeisters uit de vier zonder. Zij wonnen afgelopen zomer in Parijs.
“Voor de Olympische Spelen waren wij gewoon Hermijntje en Tinka”, zegt Offereins. “Na de Spelen zijn we dat natuurlijk nog steeds, maar mensen kijken anders naar je. Ineens is men heel geïnteresseerd, terwijl dat niet was gebeurd als we vierde waren geworden.
” Het is een rare dynamiek, waar de naar eigen zeggen nuchtere sportvrouwen zich over verbazen. Omgekeerd vinden ze het ook mooi wat hun prestatie met anderen doet en zijn ze gaan inzien dat ze impact kunnen maken met hun verhaal. Maar daar is wel nog een wereld te winnen, denken zij.
Samen volgen ze een sprekerscursus van TeamNL. Drenth en Offereins hebben een positief verhaal te vertellen over volharding, tegenslagen overwinnen en durven dromen. Dat kan een fijn geluid zijn in de maatschappij, zeker in het huidige tijdsgewricht.
Maar wie krijgt dat uiteindelijk te horen? Offereins: “Wij zullen niet snel zeggen ‘hier zijn wij’.” Drenth: “Maar partijen in de samenleving weten misschien niet dat ze ons kunnen vragen. Daar kan NOC-NSF meer regie in nemen, door te promoten dat wij langs kunnen komen.
” Ook niet-medaillewinnaars kunnen succesvolle sprekers zijn. Daar hadden ze het met hun medecursisten onlangs nog over: wat is succes nou eigenlijk? “Wij zijn natuurlijk niet anders dan we een halfjaar geleden waren”, vertelt Drenth, “maar nu staan we hier en een halfjaar geleden waren we niet gevraagd, haha”. Hoeveel euro gaat er naar welke sport? NOC-NSF stuurt ook onder leiding van directeur André Cats op medaillekansen.
‘Dat is de business waarin we zitten .’.
Bovenkant