Rietveld en Schröder konden ‘tot huilens toe’ discussieren over hun architectuur

Het Rietveld Schröderhuis is een iconisch woonhuis. Maar hoe was het om er te wonen? En waarom is Truus Schröder als mede-architect vergeten? Jessica van Geel en Natalie Dubois vertellen dat verhaal.

featured-image

Truus Schröder bewaarde veel. „Ik ga proberen de kooknis niet te vullen met dozen”, schrijft ze aan haar dochter. Na het overlijden van haar geliefde Gerrit Rietveld (1888-1964) woonde ze in haar eentje aan de Prins Hendriklaan in Utrecht, in het huis dat ze samen ontwierpen.

Ze ontfermde zich over zijn archief. In het Rietveld Schröderhuis, wereldbekend om zijn witte vlakken, heldere lijnen en rood, geel, blauw, hoopten de papieren zich op. Schröder (1889-1985) gooide zakken met papier weg, maar er bleef veel over.



Een bonnetje van de banketbakker, bijvoorbeeld, uit de jaren dertig. Fijn voor Jessica van Geel, cultuurhistoricus, en Natalie Dubois, conservator toegepaste kunst en vormgeving bij het Centraal Museum. Zij hebben een visuele biografie geschreven van het leven in dit huis, ‘het enige De Stijl-woonhuis’, dat als Unesco Werelderfgoed is aangewezen, en waarvoor architectuurtoeristen nog altijd naar Utrecht trekken.

Het boek telt bijna negenhonderd pagina’s met ruim achthonderd afbeeldingen, waarvan de helft niet eerder gepubliceerd. Ingeving van vormgever Irma Boom: de Nederlandstalige en Engelstalige tekst zijn in één uitgave samengevoegd. Na de publicatie van Van Geels biografie van Truus Schröder, I love you, Rietveld (2018) diende zich meer archiefmateriaal aan.

Verre familieleden en oude bekenden boden kartonnen dozen met brieven aan. In het Centraal Museum, dat het huis beheert, vonden ze een doos met brieven van Truus aan haar dochter Han. U heeft ervoor gekozen de biografie van het huis bij de mensen te houden.

De kunstwereld van Utrecht in de jaren twintig of kunststroming de Stijl krijgen een bijrol. Waarom heeft u die keuze gemaakt? Van Geel: „Wat wij als uitgangspunt hebben genomen is: wat is het huis als personage, wat heeft het gezien en meegemaakt? Anders hadden we weer een studieboek gemaakt, en er zijn al zó veel studies gedaan naar de architectuur, de Stijl, de materialen, de kleuren. Elke centimeter van het huis is uitgemeten.

„Je hebt het museumhuis, dat is mooi strak, goed in de lak, alle oneffenheden weggewerkt. Maar je ziet daar niet dat het zestig jaar een woonhuis is geweest. Dat leven wilden wij terugbrengen.

En omdat we nu die brieven hadden met al die citaten van Truus, kunnen we dat leven in het huis heel goed beschrijven.” Het levert een alternatieve architectuurgeschiedenis op, een woongeschiedenis. En dat is, zeker in het geval van het experimentele Rietveld Schröderhuis, interessant omdat het huis om een nadrukkelijke, actieve bewoning vraagt.

Dubois heeft het wel eens geleerd, een paar keer zelfs, maar als je de handeling niet met regelmaat herhaalt ben je zó weer vergeten hoe de panelen in het Rietveld-Schröderhuis verschuiven. Hoe je met een zwaai aan een rand of verschoven wand de open ruimte op de eerste verdieping van het woonhuis in kamers opdeelt. Beneden, in de studeerkamer, werkten Schröder en Rietveld samen aan ontwerpen.

De biografen hebben meerdere ontwerpen van Truus Schröder ontdekt, die eerder alleen aan Rietveld werden toegewezen, maar toch een solo- of co-productie blijken. Op een foto vonden ze een verdwenen letterschildering op een raam aan de straatkant. ‘Schröder & Rietveld Architect’, stond er.

Dat wordt teruggebracht, maakte het Centraal Museum bekend. Rietveld en Schröder zijn altijd samen naar buiten getreden als ontwerpers van het huis. Maar toen Truus overleed werd ze in krantenkoppen ‘bewoonster’ van het huis genoemd, ‘trouwste discipel van Rietveld’.

Ook nu nog wordt vaak alleen naar hem verwezen als architect. Hoe kan dat? Van Geel: „Nou, welkom in het patriarchaat.” Dubois: „Er is gewoon niet met die interesse, met die blik gekeken.

Ik heb, bij tekeningen in ons archief, ook wel eens over haar naam heen gelezen. Zo ging het ook bij Le Corbusier en Charlotte Perriand, en heel veel andere vrouwen. Ze was ook niet zo met zichzelf bezig, behalve als het om haar woonhuis ging, dan bleef ze altijd zeggen: maar ík ook.

Haar andere ontwerpen stonden ook minder in de kijker. Kijk, een huisje in Loosdrecht dat ze samen ontworpen maar nooit gebouwd is, daar waren ook niet veel mensen mee bezig. En van de woonhuizen aan de Erasmuslaan, die tegenover haar huis kwamen, was altijd wel bekend dat zij die met Rietveld ontworpen had.

” Van Geel: „Ja, maar in de volksmond...

” Dubois: „Rietveldhuizen, ja, dat is waar.” Schröder leefde ook niet in een tijd waarin haar verteld werd: treed naar voren, eis je plek op. Dubois: „Je ziet wel dat het een onderwerp is in de correspondentie met haar dochter Han Schröder.

Met haar dochter bespreekt ze bijvoorbeeld hoe het is om in de mannenwereld te werken [Han Schröder werkte als architect, red.].” Van Geel: „En als het over haar huis ging, kwam Truus voor zichzelf op.

Toen in de jaren zeventig een stichting werd opgericht voor het behoud van het huis, stond zij er wel op dat haar naam daarbij betrokken. Toen Truus het huis voor het eerst aan haar schoonmoeder liet zien, was ze bang dat die het verschrikkelijk zou vinden. Het viel in de smaak.

„Dat is het calvinistische”, schreef Truus. Is het een calvinistisch huis? Dubois: „De manier van leven misschien wel. Omdat het al het overtollige weg neemt, er is geen frivoliteit.

Maar tegelijkertijd is het huis ook heel buitenzinnig, explosief. Het wonen in dit huis was echt een ritueel. Om telkens weer die indeling van het huis te veranderen, bedden op te maken, de woonkamer om te bouwen.

Dat kost natuurlijk hartstikke veel tijd. Dat kun je als last zien. Maar dat was voor haar onderdeel van dat leven in dat huis.

Zag dat niet als een last, maar als een goede, bewuste manier van leven.” Was Rietveld netter dan Schröder? Van Geel: „Nou, hij gooide in ieder geval meer weg, in die zin was hij opruimerig. Truus was meer bezig met bewaren, en met zorgen dat alles recht lag, op zijn plaats.

” Dubois: „Rietveld was denk ik sneller, ik weet niet of dit het juiste woord is, maar iets sneller tevreden over zijn werk. Weet jij nog, Jessica, hoe Schröder maar doorging over dat bankje?” Van Geel: „Ja, dat was bij het kerkelijk centrum dat ze samen ontwierpen, in Uithoorn. Een soort schoenendoos, even onbeleefd gezegd.

Daar moest je met een trap naar boven om de kerk in te gaan. Truus vond: bovenaan die trap moet een afdakje en een bankje, daar moeten mensen kunnen uitrusten, of even bijkletsen. En Han, haar dochter, vertelt dat daarover discussie was.

Gerrit vond het gewoon lelijk. Han zei dat haar moeder dan tot húílens toe kon discussieren, maar ze kreeg wel gelijk.” Dubois: „Het bankje en het afdakje staan er nu nog.

” U schrijft over de oorlogsgeschiedenis van het huis, en presenteert met een slag om de arm dat vanuit het Rietveld Schröderhuis verzet werd gepleegd. Wat is daarover bekend? Van Geel: „Van het Verzetsmuseum hoorden wij dat er een onderduiker heeft gezeten. Er zijn ook twee mensen ingeschreven geweest, een Joods stel.

Zij hadden een beschermde status en zaten niet ondergedoken.” Dubois: „Een dochter van degene die in het huis woonde, vertelde: mijn moeder heeft daar ondergedoken gezeten, en zij kon wel de ruimte beschrijven. Dat moet de studeerkamer op de begane grond zijn geweest, met het zwarte plafond.

” Van Geel: „Ja, maar hoe lang, was het een week, een maand, een jaar, dat weten we niet. Net als het andere verhaal: ‘Rietveld vervalste stempels’, horen we van verschillende familieleden. Hij had er de vaardigheden voor, maar we hebben geen primaire bron, dus dat moet onderzocht worden.

”.