/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127743806-84a5eb.jpg)
„Maria Callas wérd op het podium echt de personages die ze zong.” De Oscargenomineerde regisseur Pablo Larraín wijst erop dat operadiva Maria Callas (1923-1977) niet alleen een prachtige stem had, maar ook als geen ander dramatiek kon omarmen, een cruciaal talent binnen het operagenre. Larraín in een gesprek via Zoom: „Elke keer als ze het podium op ging, stierf ze een beetje meer.
” Na Jackie (2017), waarin Larraín de door rouw verdoofde Jackie Kennedy op de huid zit in de dagen na de moord op haar man, en Spencer (2021), waarin we een wegkwijnende prinses Diana tijdens een kerstweekend de beslissing zien nemen om weg te gaan bij echtgenoot prins Charles, belicht hij in zijn nieuwste film de laatste dagen van de legendarische sopraan. We zien Callas door haar appartement en Parijs dwalen, hallucinerend door gezondheidsproblemen, een eetstoornis en een verslaving aan het kalmeringsmiddel mandrax. Ze heeft al jaren niet meer opgetreden, de stem die haar wereldfaam bezorgde lijkt ze kwijt.
Via flashbacks en beelden van opnames krijgen we flarden mee van optredens in het beroemde Milanese operahuis La Scala, van traumatiserende gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog, van haar tumultueuze affaire met miljonair en rasverleider Aristoteles Onassis. Larraín wijst erop dat Callas talloze opera’s zong gedurende haar leven, maar van de acht die ze het vaakste zong, waren er zeven tragedies. „Hierin eindigde haar personage telkens dood.
Ik denk dat ze uiteindelijk zelf de optelsom werd van alle opera’s die ze zong. Ze voelde geen angst meer voor de dood. Dat is ook de insteek van deze film; iemand die heel stoïcijns reageert op het idee van een noodlottig einde; die besloten heeft de wereld te verlaten, maar op een wijze die iets feestelijks heeft.
Ze heeft besloten voor zichzelf te zingen en niet langer voor anderen.” De Chileense veelfilmer Larraín brak door met een Spaanstalig drieluik over Chili ten tijde van de dictatuur van Pinochet ( Tony Manero [2008], Post mortem [2010] en No [2013]), hij maakte twee jaar geleden ook nog een lugubere satire over dezelfde legerleider die Chili met een bloedige, rechtse militaire dictatuur opzadelde, El Conde . Tussendoor maakte hij verschillende films die schijnbaar mijlenver van de Chileense politieke geschiedenis afstonden.
Zoals originele biopics over iconische, twintigste-eeuwse vrouwen tijdens een crisis in hun leven. Larraín: „Ik denk dat mensen scherper in beeld komen in een moment van crisis.” Wat opvalt is dat in al deze films dood en rouw als een sluier over het verhaal hangen.
Larraín: „Dat was niet doelbewust, maar alle drie deze vrouwen dragen inderdaad een zeer sterk tragisch gevoel mee.” Hij wijst erop dat het vaak volstrekt willekeurig en toevallig is dat mensen geconfronteerd worden met het noodlot. „Je gaat er niet naar op zoek.
En vaak is het ook nog zo dat hoe meer je eraan probeert te ontsnappen, hoe dichterbij het komt. Dat is de paradox.” Waar Larraíns fascinatie voor dit gegeven vandaan komt, kan hij niet goed beantwoorden.
Hij verwijst naar Griekse tragedies en mythen waarin de hoofdpersoon in eerste instantie ontsnapt aan zijn lot, maar het uiteindelijk alsnog aanvaardt. „En dat is wat gebeurde bij Maria. Ze is zich bewust van haar toestand, krijgt van de wetenschap, een arts, en een aantal mensen te horen hoe ze haar dood kan vermijden.
Ze wordt geadviseerd voorzichtig te zijn met haar lichaam en met medicatie, te stoppen met zingen. Maar ze weigert.” Verder wil de regisseur niet al te veel uitspraken doen over de psychologie van zijn hoofdpersoon.
Hij gelooft niet dat het mogelijk is om iconen als Maria Callas, Diana Spencer of Jackie Kennedy echt te begrijpen. „Door research kun je misschien een flard van iemands essentie vatten, facetten en gebreken vaststellen of inzien hoe complex iemand is. Maar het is een illusie en compleet idioot om als buitenstaander te denken dat je weet wie iemand echt was.
De enige manier om iemand te kennen is door tijdelijk je leven met die persoon te delen.” Larraín leerde door zijn research naar iconische figuren dat hoe meer je iemand bestudeert, hoe enigmatischer de persoon wordt. Daarom wilde hij ook dat Maria Callas gespeeld werd door een wereldberoemde ster als Angelina Jolie; hij vroeg haar al vóórdat hij met scenarist Steven Knight aan het script begon.
„Ik wilde dat we ons vanaf het begin konden voorstellen hoe de film er zou kunnen uitzien. Ik bestudeerde Maria Callas jarenlang zonder enige idee wie ze echt was. Ik geloof dat Angelina zo’n mysterie kan spelen; haar omgeving denkt veel te weten over haar, eigenlijk is dat helemaal niet zo.
Dat vond ik een interessant startpunt.” Hij vroeg iconische actrices voor alledrie de vrouwelijke iconen: Natalie Portman als Jacqueline Kennedy, Kristen Stewart als Diana en Angelina Jolie als Maria Callas. Hoe zorgde hij ervoor dat de kijker het personage ziet en niet de wereldster die haar speelt? „Vanaf het begin van de film zit ik ze dicht op de huid in plaats van hen op een afstandje te filmen.
Ik wil dat de kijker ze voelt ademen, helemaal aan ze went. Maar actrices worden niet zomaar wereldberoemd. Dat is niet omdat ze zo knap zijn.
Mooie mensen zijn er zoveel, mensen die écht kunnen acteren, die zijn zeldzaam.” In Maria zien we Angelina Jolie echt zingen. Ze kreeg operatraining.
„Ademtechniek, houding, Italiaans en zangles”, aldus Larraín. Wat we horen is Jolies stem vermengd met onder meer opnames van Callas. Waarom niet gewoon playbacken dan? „Bij pop of rockmuziek kun je dat, bij opera gaat dat niet.
Ze moest echt zingen, anders zou je het niet geloven. Maar het was ook de beste manier voor Angelina om haar personage te begrijpen. Dat gaat via zingen, de stem en de opera’s van Maria Callas.
” Vooral de tragedies dan..