Raad van State kritisch op nieuw stelsel voor belasting op vermogen

De Raad van State stelt dat er „zwaarwegende bezwaren” kleven aan de plannen voor een nieuwe belasting op sparen en beleggen.

featured-image

Het einde in de saga rond de voorgenomen aanpassing van de spaartaks is voorlopig nog niet in zicht. Een kritisch advies van de Raad van State voorziet in het nieuwe stelsel uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, zoals „slechtere dienstverlening”, „beperkte mogelijkheden tot vooroverleg” met de fiscus en „onvoldoende toezicht”. De Raad van State stelt dat de plannen voor de aangepaste belastingheffing op vermogen te ingewikkeld zijn, voor de Belastingdienst én voor belastingplichtigen.

De belangrijkste wetgevingsadviseur van het kabinet vindt dat de verantwoordelijkheid in het nieuwe stelsel te veel bij de burger wordt neergelegd. 1,6 miljoen belastingplichtigen zouden een omvangrijke administratie moeten bijhouden, waarvan het volgens het advies „zeer de vraag” is of dat „evenwichtig en doenlijk is”. Het gaat allemaal om box 3, de belastingcategorie voor rendement op vermogen.



De Belastingdienst ging er vanaf 2017 van uit dat iedereen op eenzelfde manier zijn vermogen verdeelde tussen spaargeld en beleggingen. Zo’n standaardverdeling was weliswaar makkelijk voor de Belastingdienst, maar forfaitair en dus fictief. Ook het belaste rendement was niet op de werkelijke situatie gebaseerd.

Zo kon het dat mensen belasting betaalden over rendement dat ze helemaal niet behaald hadden. Belastingplichtigen vochten dit aan bij de rechter, waarna de Hoge Raad in 2021 oordeelde dat de spaartaks in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het EVRM). De taks was discriminerend en schond eigendomsrechten, aldus de hoogste rechter.

De uitspraak dwingt de overheid compensatie uit te betalen, een monsterklus waarvan de kosten zijn opgelopen tot 14 miljard euro, zo bleek deze zomer uit de Miljoenennota. Afgelopen zomer bleek bovendien dat de zogenoemde Herstelwet, die gedupeerde vermogenden moet compenseren, ook in strijd is met het EVRM . In deze overbruggingswet was het rendement dat belast werd nog steeds fictief, maar werd iets meer rekening gehouden met de samenstelling van het vermogen van de belastingplichtige.

Het nieuwe stelsel dat werd opgetuigd gaat uit van ‘werkelijk rendement’, maar de Raad van State roept de regering nu op het stelsel „opnieuw te bezien”. Naast de complexiteit voor de burger wordt er ook een te groot beroep op de Belastingdienst gedaan. De wervingsoperatie voor 900 extra voltijdbanen die de fiscus nodig zou hebben voor het nieuwe stelsel noemt de Raad van State al een „bijna onmogelijke opgave”.

In september werd duidelijk dat de nieuwe spaartaks op zijn vroegst in 2028 ingevoerd wordt, maar na het advies van de Raad van State is het de vraag of die datum nog haalbaar is. Het zou niet de eerste keer zijn dat de plannen worden uitgesteld, want de voorgenomen invoeringsdatum werd al meermaals verschoven. Het prijskaartje van het uitstel is aanzienlijk.

Ieder jaar dat het nieuwe stelsel op zich laat wachten, en er dus geen nieuwe manier is om belasting te heffen die in box 3 valt, kost dat de schatkist naar schatting 2 miljard euro. Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit en Belastingdienst, NSC) laat via een woordvoerder weten kennis te hebben genomen van het advies en te werken aan een nadere reactie. „Het ideale stelsel bestaat niet”, aldus de staatssecretaris, die aangeeft dat een stelsel op basis van „werkelijk rendement” rechtvaardiger is, maar: „dat vraagt ook meer van belastingplichtigen.

”.