Praktisch patriottisme en nieuw elan: de democraten omarmen nieuwe dynamiek

Traangas waaide door de straten van Chicago, toen de Amerikaanse Democraten zich daar in 1968 verzamelden voor hun partijconventie.

featured-image

Traangas waaide door de straten van Chicago, toen de Amerikaanse Democraten zich daar in 1968 verzamelden voor hun partijconventie. Een op hol geslagen politiemeute timmerde erop los op tienduizenden verhitte demonstranten, veelal studenten of andere jongeren. Chaos regeerde.

De partij kapseisde en verloor de verkiezingen. Ruim een halve eeuw later, opnieuw in Chicago, barst de partij van het hervonden optimisme en zijn het alleen pro-Palestijnse activisten die aan de hekken rammelen – met als resultaat vooralsnog een vermelding op het podium. Niet chaos, maar elan zet dit keer de toon.



Een kentering? „Nationale trots is voor landen wat zelfrespect is voor een individu: een noodzakelijke voorwaarde om jezelf te kunnen verbeteren.” Zo begon filosoof Richard Rorty in 1998, met Bill Clinton als president, Achieving our Country , een kort boek over Amerikaanse politiek en de doodlopende straat waarin volgens hem democratisch links was beland. Rorty keerde zich tegen een „cultureel links”, dat zich had teruggetrokken in abstract anti-kapitalisme, fixatie op historische erfzonden en fantasieën over revolutie.

In zijn ogen stond dat praktische politiek en coalitievorming in de weg. Zijn advies om linkse politiek te revitaliseren: „een moratorium” op Theorie (de verzamelnaam voor uit Europa overgewaaide cultuurkritiek) en „afkicken” van filosofie. Zo niet, dan voorzag hij electoraal succes voor „een sterke man”, wie weet een fascist, die zijn kiezers zou beloven af te rekenen met al die gehate ambtenaren en „postmoderne professors” en intussen zelf natuurlijk dikke vriendjes zou zijn met „de superrijken”.

Dat zou sociaal een „terugkeer van sadisme” betekenen, openlijk racisme en „schertsende minachting van vrouwen”. Ziedaar: Trump. Rorty had een vooruitziende blik, maar een kwart eeuw later liggen de kaarten anders.

Het optimisme en de toekomstgerichte boodschap van Harris en Walz dat „we niet teruggaan”, sluiten aan bij zijn pleidooi voor praktisch patriottisme. Michelle Obama verwees in haar toespraak vermanend naar de ideologische zelfkastijding die de partij destijds verscheurde en kansloos maakte: „We mogen niet onze eigen ergste vijand zijn.” Chicago 1968 werd een ramp voor de Democraten.

De radicale flank van de partij verloor zich in sektarisme, de hoofdstroom tuimelde machteloos mee met de neoliberale golf die sinds Ronald Reagan door de Amerikaanse politiek rolde. Chicago 2024 kan voor de Democraten het begin zijn van nieuwe dynamiek, op weg naar daadwerkelijk progressieve politiek. Dat is, zoals Obama zei, een strijd „bergopwaarts”, maar dit keer, als het even kan, zonder traangas.

.