Meteen vanuit het treinstation van het Poolse stadje Opole zijn bloeiende tulpenvelden, Nederlandse molens en Amsterdamse grachten te zien. Talloze reclameborden en winkeletalages prijzen hier Nederland aan met teksten als Praca w Holandii – werken in Nederland. De zuidwestelijke provinciestad is al vijfentwintig jaar dé plek voor Polen die in Nederland willen werken.
In het centrum van de stad zijn van oudsher tientallen Nederlandse uitzendbureaus gevestigd. Het Nederlandse woord ‘uitzendbureau’ is volledig opgenomen in de Poolse taal, blijkt uit gesprekken met de inwoners van Opole. Zelden gebruikt iemand hiervoor het Poolse woord.
En dat valt niet los te zien van de rol die Opole daarin speelt. Op deze plek begon de arbeidsmigratie vanuit Centraal- en Oost-Europa naar Nederland. Begin deze eeuw stond Opole (met ruim 127.
000 inwoners ongeveer even groot als Leiden) volledig in het teken van werk in het buitenland. Vooral Duitsland en Nederland waren populaire bestemmingen. Hele dorpen uit de regio trokken leeg.
Iedere vrijdagavond stapten honderden Polen in de bus om te gaan werken in Nederland. Opole was dé exportstad voor arbeidsmigratie naar Nederland. De ‘gouden jaren’ voor de uitzendbranche in Polen zijn nu voorbij.
Het aantal uitzendbureaus in Opole is de laatste jaren fors afgenomen, aldus Okap, de Poolse branchevereniging voor uitzendbureaus. Niet lang geleden stonden Poolse arbeidsmigranten in rijen voor de loketten van de Nederlandse uitzendbureaus. „Nu is het al veel als een uitzendbureau vijf mensen per maand uit Opole naar Nederland uitzendt”, zegt Aleksandra Idzikowska van Okap.
Hoe kwam de uitzendbranche in Opole op? En hoe kon die zo snel weer veranderen? Een reconstructie aan de hand van een tiental betrokkenen die de opkomst en neergang van de uitzendbranche in Opole van dichtbij meemaakten. Vijfentwintig jaar woont hij nu in Opole, waar hij kinderen kreeg en geldt als een van de oprichters van de plaatselijke uitzendbranche. De Nederlander Guido Vreuls (55) rekruteerde tientallen arbeidsmigranten per dag, honderden per week en duizenden per jaar vanuit Opole voor werk in Nederland, vertelt hij in zijn lievelingsrestaurant in de stad, waar hij het personeel in vloeiend Pools aanspreekt.
Voordat hij voor het eerst in Opole kwam, was hij in Duitsland op zoek naar personeel voor het Nederlandse uitzendbureau Dactylo. Maar tijdens wervingsbijeenkomsten bij de Oosterburen kwam hij Polen tegen die zich hadden aangemeld voor werk in Nederland. Deze Polen hadden een Duits paspoort en konden daarom al legaal in Nederland werken – nog voordat Polen lid was van de Europese Unie; en voor de Poolse arbeiders was er ook geen vrij verkeer van werknemers dankzij het Schengen-akkoord.
Na de Tweede Wereldoorlog had Polen een stuk Duits grondgebied overgenomen, waardoor in de regio Opole veel Polen een dubbel paspoort hadden: een bordeaux-rood Duits paspoort en het blauwe Poolse. Vreuls en andere Nederlandse uitzenders ontdekten dat er dankzij deze bordeaux-rode paspoorten in Opole een buitenkans lag. Toen Vreuls rond de eeuwwisseling voor het eerst in Opole aankwam om Polen met een Duits paspoort te werven trof hij „een totaal ongeorganiseerde cowboybusiness aan”, vertelt de Limburger.
„De mensen werden letterlijk aan de keukentafel geronseld.” Nederlandse uitzendbureaus betaalden Polen die een beetje Duits of Engels spraken voor elke geronselde arbeider met een dubbel paspoort. Die tussenpersonen hingen flyers op aan lantaarnpalen, herinnert Vreuls zich, met daarop hun adres en telefoonnummer en de belofte van werk in Nederland.
„De geïnteresseerden gingen dan bij die tussenpersoon langs en kwamen op gesprek aan de keukentafel”, zegt Vreuls. Wat iemand in z’n mars had, was niet relevant. Had iemand een Duits paspoort, en twee armen en benen? Pak maar in, zei de ‘recruiter’ dan.
Om negen uur vanavond vertrekt een bus. Vreuls: „Mensen hadden geen idee waar ze terecht zouden komen. Vaak bleek dat een schuur of een lekkende caravan op een camping.
” En de recruiter kreeg een paar tientjes per persoon. Aan de keukentafel rekruteren paste niet bij het bedrijf waar hij voor werkte, vond Vreuls. Dactylo had een beursnotering en moest zich daarom „netjes” gedragen.
Vreuls richtte net buiten de stad een „bureautje” op, waar de arbeidsmigranten langs moesten komen voor een ‘selectie-interview’ voordat ze naar Nederland mochten. Een unicum in die tijd. Al snel volgden meer bureaus.
En zo ontstond rond de eeuwwisseling in korte tijd een industrie in Opole die geheel gericht was op het rekruteren en uitzenden van Poolse arbeidskrachten naar Nederland. De loketten waar mensen zich konden melden, popten op rondom het treinstation. Het lokale busbedrijf Sindbad zag ook een kans en richtte zich op de nieuwe markt.
Elke vrijdag vertrokken meerdere bussen naar plekken als Venray, Badhoevedorp en Zevenaar. Vanaf 2003 runde Vreuls de Poolse vestiging van het Nederlandse uitzendbureau OTTO Work Force – nu het grootste voor arbeidsmigranten van Europa. Soms waren de rijen voor het kantoor in Opole zo lang dat hij ’s middags al een briefje op de deur hing dat de inschrijvingen voor werk in Nederland vol zaten, vertelt Vreuls.
„Er kwamen zoveel mensen dat we het niet konden bijbenen.” Vreuls leerde alles over de kunst van het rekruteren. „Bij OTTO zochten we naar de ‘culture fittest’-kandidaten.
” Mensen die het werk in Nederland aankonden. Via intakegesprekken probeerden recruiters erachter te komen of iemand bijvoorbeeld monotoon werk aankon. En of iemand allergieën heeft.
„Als je in een distributiecentrum werkt waar je voedselwaren moet verplaatsen, dan wil je niet dat iemand een allergie heeft die het werk belemmert.” Al snel werden in Opole de verschillen tussen Polen met en zonder een Duits ‘rood’ paspoort zichtbaar. De roden, die herkende je aan de voortuin, vertelt Vreuls.
„Als die goed onderhouden was, wist je: Duits paspoort.” De uit Nederland teruggekeerde Polen hadden zich volgens Vreuls laten inspireren door de Nederlandse aangeharkte gazons. Én kwamen terug met flink hogere salarissen dan de Poolse.
Dat geld ging naar nieuw gestucte muren, meubels en duurdere auto’s, weet Ryszard Pierzchala (70) nog, die in de beginjaren de marketing van OTTO Work Force in Polen deed. „Mensen gaven hun geld niet uit in Nederland, maar in Polen.” En die zichtbare verschillen leidden tot jaloezie.
De lokale bevolking kreeg steeds meer kritiek op de uitzendbranche. Niet alleen zorgde de branche voor welvaartsverschillen tussen Polen met en zonder rood paspoort, ook zou ze zorgen voor echtscheidingen. „Mannen waren vaak lang weg bij hun gezin en daardoor gingen sommige relaties inderdaad stuk”, herinnert Vreuls zich.
Bovendien verschenen in de Poolse media steeds vaker negatieve berichten over slechte arbeidsomstandigheden en uitbuiting van Poolse arbeidsmigranten in Nederland. OTTO Work Force deed er daarom alles aan om een goede reputatie op te bouwen en te behouden. Zo werd het bedrijf hoofdsponsor van de lokale voetbalclub Odra Opole.
En sponsorde het hardloopwedstrijden, dansclubs en taekwondo-scholen. „Alleen sponsoring van de voetbalclub kostte OTTO al een miljoen zloty [omgerekend ongeveer 230.000 euro]”, vertelt Vreuls, die later kortstondig voorzitter werd van de club.
„De sponsoring was niet alleen bedoeld als reclame”, zegt Vreuls. „We wilden de lokale bevolking ook iets teruggeven. Laten zien dat we niet alleen iets kwamen halen.
” Daarnaast organiseerde OTTO voor uitzendkrachten jaarlijks een groot feest, vertelt marketeer Pierzchala. Het ene jaar in Nederland, het andere in Polen. Er speelde een live coverband van The Beatles.
Uitzendkrachten konden op hun feest pronken met hun gouden of zilveren tulpen – een prijs voor degene die het grootste aantal uren had gewerkt. Om de negatieve berichtgeving in de Poolse media over arbeidsmigratie in Nederland te beïnvloeden, organiseerde OTTO een reis voor journalisten uit Polen. „Tientallen journalisten reisden op onze kosten met de bus naar Nederland om de werk- en woonplekken van de Poolse uitzendkrachten te laten zien”, vertelt Pierzchala.
„Dat moest het beeld herstellen dat Nederland een en al ellende was, én was gratis reclame voor ons.” Rond 2005, wat de gouden periode was voor de uitzendbranche in Opole, vertrokken ongeveer 10.000 mensen alleen al uit de provincie Opole naar het buitenland, aldus branchevereniging Okap.
Zeker 90 procent van hen ging naar Nederland. Nu zijn in Opole geen rijen meer te zien van Polen die wachten voor de ingang van een uitzendbureau. Het aantal bussen dat naar Nederland vertrekt, is gedaald.
En als de burgemeester van de stad gevraagd wordt naar Opoles eerste en grootste uitzendbureau, OTTO Work Force, moet hij even nadenken. „De economie van Opole is al lang niet meer afhankelijk van de uitzendbureaus”, zegt Arkadiusz Wisniewski, in zijn chique werkkamer van het stadhuis. „Sterker nog: we zien steeds meer migranten vanuit het buitenland naar Opole komen.
” Het gaat goed met de Poolse economie en dat merkt de plaatselijke uitzendbranche. Zo’n twintig jaar geleden konden Polen in Nederland vier keer meer verdienen dan in hun thuisland. Maar de lonen zijn zo hard gestegen dat het verschil inmiddels verwaarloosbaar is, als ook de kosten van huren en leven in Nederland worden meegerekend.
En was de werkloosheid in Polen rond de eeuwwisseling nog zo’n 15 procent, nu is die met 2,9 procent historisch laag. „Polen vinden daarnaast de woonomstandigheden in Nederland onaantrekkelijk”, zegt Aleksandra Idzikowska van Okap, in een eenmanskantoortje aan de rand van de stad. „Ze willen niet meer met vreemden in een huis wonen zoals voor arbeidsmigranten gebruikelijk is in Nederland, maar met hun eigen gezin.
” De coronatijd was een keerpunt: veel arbeidsmigranten keerden toen terug naar Polen. Sindsdien is de Poolse economie alleen maar concurrerender geworden met andere landen. Het bruto binnenlands product (bbp; de omvang van de economie) van Polen was vorig jaar 750 miljard euro.
Ter vergelijking: het bbp van Nederland is ruim 1.000 miljard euro. Naast het Poolse kantoor van OTTO Workforce, pal tegenover het treinstation van Opole, bevindt zich op de tweede etage van een appartementencomplex het kantoortje van tolk Nederlands Rafal Mazur (53).
Waar hij een jaar of tien geleden nog vooral verzoeken had om arbeidscontracten in het Pools te vertalen, moet hij nu steeds vaker vertaalwerk doen voor Polen die terugkeren. Niet geïnde pensioen- en vakantiegelden, leasecontracten, of omdat ze een huis in Polen willen bouwen en daarvoor vertaalde documenten nodig hebben. Mazur: „Soms keren ze terug om voor hun ouders te zorgen.
Of omdat hun kinderen op een Nederlandse school niet meekomen vanwege de taalbarrière.” De recruitmentmarkt is door de terugkomst van de Polen en de wegebbende aantrekkingskracht van Nederland „competitiever dan ooit”, volgens Idzikowska van Okap. Omdat personeel schaars is, concurreren uitzendbureaus nu veel meer op arbeidsvoorwaarden zoals flexibele werktijden en mogelijkheden om professioneel door te groeien, ziet de branchevereniging.
„Of met ‘ziektebonussen’: hoe minder dagen je ziek bent, hoe meer je extra kunt verdienen.” Uitzendbureau Hobij, dat in Nederland onder meer buitenlandse uitzendkrachten levert aan de logistiek, ziet sinds corona dat fysieke werving op hun kantoor in Opole nauwelijks meer plaatsvindt. De rijen mensen voor de bureaus zijn dankzij internet-rekrutering volledig verdwenen.
„Omdat de concurrentie tegenwoordig zo groot is, zoeken we nu weer nieuwe werknemers op ouderwetse banenbeurzen”, zegt directeur van de Poolse vestiging Magdalena Godzal in haar kantoor, dat omringd wordt door andere uitzendbureaus. OTTO Work Force in Opole richt zich om dezelfde reden nu vooral op rekrutering voor de lokale markt in Polen, in plaats van op werving naar Nederland, zegt Tomasz Dudek, directeur Oost-Europa van OTTO Work Force. Zijn kantoor, behangen met foto’s van Amsterdamse grachten, staat nog steeds prominent voor het treinstation waar ze 25 jaar geleden ook begonnen.
„Er is hier nu zo veel bedrijvigheid dat het meer loont. Veel Polen willen nu liever voor lokale bedrijven werken.” Voor de werving voor de Nederlandse markt kijkt OTTO Work Force daarom noodgedwongen vaker naar landen als Bulgarije en Roemenië.
Polen is nu een land dat arbeidsmigranten uit andere landen aantrekt. „Vooral uit Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië en Moldavië, van oudsher landen van waaruit mensen naar Polen komen”, zegt Idzikowska van Okap. „Maar sinds kort zien we ook migranten uit India, Pakistan en Colombia.
” De Nederlander Vreuls rijdt naar een grauw industrieterrein in Opole, waar onlangs een huisvestingslocatie voor buitenlandse arbeidskrachten is geopend. Hij ziet met lede ogen aan hoe de arbeidsmigranten – vermoedelijk uit Georgië en Azerbeidzjan – weggestopt zitten aan de rand van de stad. „In Nederland noemen we dit een Polenhotel”, zegt hij vanaf de parking.
„Die hebben we hier nu ook.” Polen maakt hiermee dezelfde fouten die Nederland eerder maakte met de integratie van Polen, denkt Vreuls, die inmiddels in de sportkledingbranche werkt. „En daarvoor met de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders.
De Polen denken dat deze arbeidsmigranten uit landen als Georgië tijdelijk komen voor werk, maar velen zullen hier blijven.” En aan integratie van deze nieuwe migranten, die pas sinds de coronatijd in groten getale Polen bereiken, denken ze nog niet aan de burelen van het stadskantoor. Het tekent hoe snel Europa verandert.
Was Opole twintig jaar geleden nog dé stad om aan goedkope arbeidskrachten te komen voor lagelonen-werk in Nederland, nu is de stad een plek waar nauwelijks nog een Pool vertrekt en migranten van duizenden kilometers verderop naartoe komen vanwege de hogere lonen. „Opole is veranderd van een exportstad in een importstad”, zegt burgemeester Wisniewski. Ook Dudek van OTTO Work Force ziet het tij keren: „Misschien komen over een paar jaar wel Nederlanders naar Polen voor werk.
”.
Bedrijf
Polen staan niet meer te trappelen om in Nederland te werken. ‘Misschien komen Nederlanders over een paar jaar wel naar Polen voor werk’
Nog niet zo lang geleden stonden Poolse arbeidsmigranten in rijen voor de in Polen gevestigde Nederlandse uitzendbureaus die hen een baan in Nederland garandeerden. Thuis is het nu vaak beter toeven.