Peter van Dongen over zijn roots: ‘Natuurlijk ben ik Indisch, maar mijn vader was een grote witte man, dus ik pluk van beide kanten’

Tekenaar Peter van Dongen exposeert sinds afgelopen weekend in Groningen. Indonesië, waar zijn moeder vandaan komt, is de kern van zijn persoonlijke werk. „Ik begon me pas voor mijn afkomst te interesseren door een verhaal dat mijn moeder altijd vertelde over het bombardement op Makassar.”

featured-image

We moeten de titel van de foliant Voldongen niet al te letterlijk nemen, zegt Peter van Dongen. Hij is gelauwerd maker van graphic novels – zelf noemt hij zich liever striptekenaar – en dit jaar bundelde hij een selectie van veertig jaar werk („er is nog veel meer”). Afgelopen weekend opende Storyworld Groningen, museum voor strips, animaties en games, de tentoonstelling Indonesië verbeeld – Het persoonlijke werk van Peter van Dongen.

Het idee om zijn werk te bundelen kwam vier jaar geleden van zijn uitgever, zegt Van Dongen. Samen met zijn vormgever, Rob Westendorp, en redacteur Martijn Daalder is het boekwerk, dat eigenlijk een bonte autobiografie is van de tekenaar, tot stand gekomen. „Met Martijn werk ik al mijn hele leven samen.



Als vriend en sparringpartner. En editor. Vanaf mijn debuut Muizentheater uit 1990.

En ook over Rampokan uit 1998 en deel twee uit 2004, over de koloniale oorlog in Indonesië. Hij geeft altijd eerlijke feedback. Dus als het niet goed is, is het niet goed.

Van hem kwam het idee er twee delen van te maken.” Voldongen presenteert het werk van Peter van Dongen, met zijn kenmerkende ‘klare lijn’, vanaf zijn eerste probeersels tot zijn huidige werk. Sinds zijn eerste bezoek aan Indonesië in 1992, waar zijn moeder vandaan kwam, is dat land de kern van zijn persoonlijke werk.

De twee delen Rampokan (letterlijk: Plundering), over een Nederlandse soldaat tijdens de Indonesische dekolonisatieoorlog, zijn intussen vertaald in het Frans, Engels, Duits, Spaans én Indonesisch. Ook is er in 2018 een integrale editie in kleur verschenen. Maar Van Dongen benadrukt dat hij pas echt kan leven van het tekenen van strips sinds hij in 2015, samen met Teun Berserik, de beroemde Blake & Mortimer -reeks mocht voortzetten.

Die samenwerking is inmiddels gestaakt. Nu werkt Van Dongen alleen aan een album dat volgend jaar verschijnt. Werktitel: Les Revenants du Doggerland .

In Voldongen wordt gemeld dat Blake & Mortimer een „omslagpunt” is voor de tekenaar. „De immens succesvolle reeks stelt Peter van Dongen in staat zich volledig te wijden aan tekenen en beeldregie.” Je zegt ergens dat het lang heeft geduurd voordat je je ging verdiepen in je Indische roots.

„Het was een gegeven. Mijn vader was half Duits-half Nederlands en mijn moeder is Indisch-Chinees. Dat wil zeggen, ze komt van Noord-Sulawesi en had behalve Europese ook voorouders van het eiland Ternate.

Ja, wij waren anders, begin jaren zeventig. Er waren nog niet zo veel andere groepen immigranten in Amsterdam. En als kind sta je er niet zo bij stil.

Op straat word je uitgemaakt voor ‘pinda’. En tijdens die Molukse treinkapingen werd je uitgescholden voor vuile Zuid-Molukker. Maar ik begon me pas voor mijn afkomst te interesseren door een verhaal dat mijn moeder altijd vertelde over het bombardement op Makassar, de hoofdstad van Zuid-Sulawesi.

Dat had ze als meisje meegemaakt. Daardoor ben ik die Rampokan -albums gaan maken. En later ook Familieziek, mijn bewerking van het gelijknamige boek van Adriaan van Dis.

Daarin heb ik, in overleg met Adriaan, ook veel van mijn eigen familiegeschiedenis gemixt. Maar het is waar dat mijn zogenaamde Indische identiteit met die Rampokan -boeken tot wasdom is gekomen of bevestigd. Zogenaamde identiteit? Ja, toen ik er in 1990 aan begon, was de hoofdpersoon nog een Indische jongen.

Maar later wilde ik wat meer afstand tot die persoon creëren en kreeg hij blond haar. Ik wilde de mogelijkheid hebben om ook een keer iets anders te zijn dan alleen maar ..

. In de Indische wereld was men teleurgesteld. Is er eens een Indo-tekenaar die een verhaal maakt over de koloniale oorlog en dan kiest hij voor de hoofdpersoon weer een totok belanda, een witte man.

„Daar gaat het nu ook altijd over. Iedereen omarmt en exploiteert zijn eigen identiteit, mag zich vooral niet andermans identiteit toe-eigenen. Maar mijn vader was een grote witte man van bijna twee meter en ik heb allemaal witte halfbroers.

Ik pluk dus van beide kanten.” Het boek behandelt ook de ambachtelijke kant van je werk. Mij valt op dat je in de loop der jaren enorm bent gaan werken met perspectief.

„Ja, dat is heel filmisch. Als bij Blake & Mortimer iemand van een brug wordt gegooid, zie ik dat meteen voor me: je moet dan een langwerpig plaatje nemen met bovenin de brug en dan laat je iemand helemaal naar beneden vallen. De diepte in.

Door die langwerpigheid vóél je hem echt vallen. Het is een soort storyboard. Ik denk als een cameraman en regisseur tegelijkertijd.

Strip en film liggen in elkaars verlengde. „Bij de film De Oost, hoorde ik, werd Rampokan op de set aan elkaar doorgegeven. En er zijn ook scènes die je letterlijk terugvindt in mijn strip.

Later hebben ze dat ook wel erkend op hun website. Ik vind het ook niet zo heel erg, er is nu eenmaal een universele beeldtaal. Maar als je ergens door geïnspireerd bent, mag je dat best vermelden.

En dat doen ze nu.” ‘Voldongen’ betekent dus niet dat je bent uitgetekend. „Nee, binnenkort is het volgende album van Blake & Mortimer klaar.

Dan neem ik een jaar om andere dingen te doen. Ik loop al heel lang rond met het idee een verhaal te schrijven over een half-broer van mijn moeder. Mijn grootvader had bij het KNIL, het koloniale leger, gediend in Kalimantan en daar een kind gekregen bij een lokale vrouw van het Dayak-volk.

Maar toen hij thuiskwam op Ternate met een kind van twaalf, was dat een grote schande. Dayak werden beschouwd als koppensnellers. Dus dat kind werd teruggestuurd naar diens moeder.

En mijn grootvader trouwde vervolgens met mijn oma. Ik fantaseer over hoe het leven van die oom is gelopen. Dat idee zit nu al een jaar in mijn hoofd.

Dus ik moet er gewoon mee beginnen en er niet verder over ouwehoeren.”.