Overleven is belangrijker dan het perfecte gerecht klaarmaken, in keukendrama ‘La Cocina’

In ‘La Cocina’ is voor de werknemers van een toeristentent in New York de keuken en koken hun hele leven. Deze koortsdroom van een film gaat echter niet over het creëren van het perfecte gerecht, maar over de spanningen en stress waar het personeel mee wordt geconfronteerd.

featured-image

Het keukenfilmgenre lijkt populairder dan ooit, met recente hits als dramaserie The Bear , satirische horror The Menu of historische romance Le Pot-au-feu . Ook in La Cocina zien we personages voor wie de keuken en koken hun hele leven is. Alleen is dat deze keer om andere redenen dan in de bovenstaande producties.

Het personeel in dit drama jaagt met zweet op de bovenlip door de keuken van toeristentent The Grill omdat ze weten dat als ze hun baan verliezen ze geen geld naar familie kunnen sturen, hun dokterskosten niet kunnen betalen of erger: Amerika worden uitgezet. Alonso Ruizpalacios’ elegante zwart-witfilm – oorspronkelijk gebaseerd op het toneelstuk The Kitchen van Arnold Wesker uit 1957 – begint als een koortsdroom. We zien de negentienjarige Mexicaanse Estela (Anna Díaz) aankomen in New York.



De camera volgt haar richting Times Square en duikt vervolgens mee de gigantische kelders van The Grill binnen. Om de kijker daar kennis te laten maken met de tientallen personeelsleden uit alle hoeken van de wereld, onder wie de jonge kok Pedro (Raúl Briones), die een affaire heeft met serveerster Julia (Rooney Mara). Zij blijkt zwanger, maar overweegt een abortus.

Wat volgt zijn niet de verwachte aan voedselporno grenzende close-ups van de dampende gerechten die The Grill serveert. Ruizpalacios heeft geen interesse in de inwisselbare surf ‘n’ turf, kip masala of de kreeft voor 40 euro, die ervoor zorgt „dat iedere ranzige witte toerist een foto kan maken en aan zijn vette familie in Iowa kan laten zien dat ook hij kreeft kan betalen”, zoals Pedro smaalt. Nee, de focus in La Cocina ligt op de werknemers, hoe ze dollen tijdens de voorbereidingen van de middagshift, sneren uitdelen tijdens de personeelsmaaltijden en in hun vingers snijden en ruziën tijdens rush hour .

Het is opmerkelijk hoe treffend, maar ook hoe humoristisch Ruizpalacios de spanningen en stress serveert waar het personeel van The Grill mee wordt geconfronteerd. Er is wantrouwen en racisme: een centrale verhaallijn in de film gaat over een bedrag dat uit een van de kassa’s is verdwenen en waarvoor iedereen wordt verhoord. De zwarte dessertchef Nonzo vraagt cynisch aan de witte boekhouder of de ondervragingen „van donker naar licht” zullen gaan.

Zijn collega’s lachen – ze weten dat Nonzo’s vraag een kern van waarheid bevat. Ook de conflicten die ontstaan doordat iedereen permanent op de tenen loopt, worden vakkundig afgewisseld met ontwapenende camaraderie en slapstickmomenten. Zo loopt de halve zaak onder water door een lekkende frisdrankautomaat.

Dat alles leidt uiteindelijk tot een theatrale ontknoping die zijn doel perfect raakt. Ook door het fenomenale spel van Briones die afwisselend fleemt, schmiert en afstoot, maar de kijker weet mee te nemen in zijn wanhoop. Het maakt La Cocina tot zowel een welkome als noodzakelijke aanvulling op een genre waar het toch vaak gaat over het creëren van de ultieme panna cotta of de verbindende kracht van een broodje mortadella, zelden over koken als een manier om te overleven.

Hopelijk zorgt het zwart-wit er niet voor dat La Cocina wordt bestempeld als zwaar en ontoegankelijk, want deze film verdient een even breed publiek als sommige recente, makkelijk te verteren streaminghits over keukens..