Opkomende Zizou Bergs is razend ambitieus: ‘Je moet geloven in wat je doet, anders lukt het nooit’

featured-image

Krampen hielden Zizou Bergs lang weg uit de top 100 van de beste tennissers ter wereld. Sinds hij zijn vinger op de oorzaak heeft kunnen leggen – ‘Ik ben een zoutzweter’ – is hij niet meer te stoppen. De top 10 is het nieuwe doel, hoe on-Belgisch ambitieus dat ook klinkt.

Maar eerst de European Open, zijn thuismatch in Antwerpen. ‘Ik toon graag mijn emoties. Dus, ja: je kunt er van mij wel wat show verwachten.



’ De Olympische Spelen, afgelopen zomer in Parijs: daar moeten we mee beginnen. Langer dan een wedstrijd duurden ze niet voor Zizou Bergs, maar dat het publiek hem omarmde, was meer dan balsem op de ziel. Zizou Bergs: “Op Roland Garros, in juni, was dat ook al eens gebeurd.

Ik nam het in de derde ronde op tegen Grigor Dimitrov, op het mythische Court Philippe-Chatrier, het grootste gravelstadion ter wereld, waar Rafael Nadal zo vaak heeft gewonnen en alles geschiedenis ademt. Ik verloor die wedstrijd, maar toch scandeerde het publiek mijn naam. Dat dat op de Olympische Spelen opnieuw gebeurde, was te gek.

Kippenvel!” Je ging er op de Spelen meteen uit tegen Stefanos Tsitsipas, maar je hebt hem in de tweede set wel van de mat gespeeld. Het publiek koos jouw kant. “Ook de eerste set had ik kunnen winnen.

Ik stond 5-4 voor in de tiebreak en kreeg een setbal op mijn eigen service. Door een dubbele fout verkwanselde ik die. In de tweede set was ik duidelijk beter, in de derde ging ik op dat elan door: in de eerste game had ik meteen een breakbal op zijn service.

Fantastische rally, makkelijke smash, maar...

Ik sloeg hem buiten. Die misser heeft de match doen kantelen. Ik heb de beelden naderhand bekeken: aan Tsitsipas’ reactie en die van zijn entourage zie je meteen dat zij dat ook voelen.

Toppers straffen zoiets onverbiddelijk af. “Ik verloor de set uiteindelijk met 6-1, maar níét omdat ik niet tegen Tsitsipas opgewassen was of fysiek onderuitging, zoals eerder op de Australian Open – dat is veel erger. Ik verloor omdat ík in de fout was gegaan.

Voor mij was dat een opsteker: als het dát maar is! Die wedstrijd bewees opnieuw dat ik klaar ben voor de volgende stap.” Wat is die stap? “Het is niet makkelijk om er in België voor uit te komen, maar..

. (Aarzelt) Mensen worden vaak ongelukkig als ze iets hebben bereikt. Top 100 was mijn doel.

Plots stond ik daar: en nu? Ik wist het niet. Na Roland Garros voelde ik de energie uit me wegvloeien. We hebben de koppen bij elkaar gestoken en een nieuw doel geformuleerd: top 10.

De lat ligt hoog, maar dat heeft voor nieuwe brandstof gezorgd. Ik voel dat ik er de ingrediënten voor in huis heb. “Natuurlijk zal ik sterkere tegenstanders ontmoeten nu ik in die top 100 sta.

Maar een tennisser is als een ondernemer: je hebt een visie en daar moet je aan vasthouden. Een nederlaag betekent niet dat het doel onhaalbaar wordt. Winnen is de kers op de taart, maar hard werken is wat voldoening geeft.

Ook na een nederlaag kan ik van het proces blijven genieten. Wie had ooit durven te denken dat ik in de tweede ronde van de US Open zou staan? Ik verloor, maar dat helpt om de realiteit onder ogen te blijven zien: don’t take it for granted.” Is 2024 het jaar van de grote doorbraak? “Absoluut.

Al twee jaar stond ik op de deur van de top 100 te bonken: ‘Hey jongens, ik kom eraan!’ Telkens raakte ik geblesseerd op het moment suprême. Eerst aan de buikspieren, daarna aan de pols. Alles samen heb ik zes maanden aan de kant gestaan.

Dit jaar ben ik gezond gebleven, waardoor ik een lange, mooie aanloop naar Roland Garros heb kunnen nemen. Daar is het gebeurd: na de wedstrijd tegen Dimitrov ben ik de top 100 binnengekomen. In september heb ik in de Davis Cup een nieuwe stap gezet.

Ik had al een paar keer van top 30-spelers gewonnen, maar dit keer gebeurde het erg overtuigend. Van mijn drie wedstrijden verloor ik er maar een, en dan nog op een manier die veel perspectief biedt.” Je opmars begon al in januari op de Australian Open.

Je won er de eerste set van – ook toen al – Tsitsipas. “Eigenlijk moeten we nog verder teruggaan, naar eind 2023. Van de vier Challenger-toernooien na mijn polsblessure won ik er twee, wat heel straf is.

Vervolgens speelde ik een erg goede kwalificatiecampagne in Australië, ook al moest ik door krampen opgeven. In het hoofdtoernooi ( Bergs werd door een blessure bij een andere speler opgevist als lucky loser, red .) won ik de eerste set tegen Tsitsipas.

Opnieuw kreeg ik na een uur met krampen af te rekenen. Ik haalde het einde, maar ging helemaal onderuit. Zelfde verhaal een week later in Louvain-la-Neuve tegen David Goffin: eerste set gewonnen, daarna de krampen.

Heel frustrerend: ik was klaar voor de grote sprong, maar mijn lichaam werkte niet mee. “Met die krampen worstelde ik al van toen ik 15 was. Als junior heb ik er gigantisch veel wedstrijden door verloren.

Mocht ik er daar elk jaar maar een paar van gewonnen hebben, dan was ik veel sneller doorgestroomd. Pas dit jaar, na bijna tien jaar zoeken, hebben we de oorzaak gevonden. Uit testen aan de Bakala Academy in Leuven is gebleken dat ik een zoutzweter ben.

Dat ik veel zweette, wist ik al. Ik verlies twee liter vocht in een uur, dus moet ik ook veel drinken. Daar lette ik al op, heel basic: door de kleur van mijn urine te checken.

Ik nam ook zout bij – dat is normaal bij krampen – maar dus niet genoeg voor de ongeziene hoeveelheid die ik verlies tijdens het zweten.” Behoren de krampen nu tot het verleden? “In februari speelden we voor de Davis Cup in Kroatië. Tegen Marin Cilic, ooit het nummer drie van de wereld, stond ik drie uur op het terrein.

Vroeger maakte ik geen kans in zo’n lange wedstrijd, nu won ik. Dat was een keerpunt: ik voelde dat ik het probleem onder controle had. 2024 is het jaar waarin ik nipte wedstrijden ben beginnen te winnen.

” Vreemd dat je de vinger er niet eerder op hebt kunnen leggen. “Ik begrijp nog altijd niet hoe we zolang hebben kunnen sukkelen. Ik ben iemand die bij het minste probleem meteen tot actie overgaat.

Ik zoek dingen op, ga nadenken, praat met mensen. We hadden al eens eerder een test bij Bakala gedaan, maar blijkbaar heeft die toen niet het juiste resultaat opgeleverd. Ik ging nog harder trainen, bijna als een wielrenner.

Zo hard trainen en toch fysiek niet meekunnen, het was gênant. Op den duur werd het een trauma waarover ik met niemand meer kon praten. We hebben een psycholoog ingeschakeld en zijn met traumaverwerking begonnen.

Geleidelijk aan ben ik me weer voor anderen gaan openstellen.” Je hebt op het punt gestaan er de brui aan te geven. (knikt) “ Ik had een goed 2019 achter de rug.

In wat nog maar mijn tweede profjaar was, stond ik vrij snel in de top 400 van de wereld. Tot ik geblesseerd raakte en mijn lichaam door die krampen werd afgeremd. Er was maar één manier om ze voor te blijven: in twee sets winnen.

Dat is natuurlijk niet vol te houden. Ook mentaal ging ik door een moeilijke periode: mijn trainer gooide de handdoek in de ring, mensen gingen van me weg. Ik heb toen letterlijk gezegd: ‘Als het niet beter wordt, stop ik.

’ “Dat heeft tot een drastische beslissing geleid: ik ben naar Barcelona gegaan en heb daar op een academie drie maanden keihard getraind. Zonder familie, zonder vrienden. Ik genóót daarvan.

Dat was een belangrijke levensles: als het niet goed met me gaat, moet ik keihard werken. Dat maakt me gelukkig. Toen corona uitbrak, ben ik naar België teruggekeerd.

De krampen waren nog niet opgelost, maar in mijn hoofd zat het weer goed. Ik dacht niet meer aan stoppen.” In mei van dit jaar verloor je in Rome van Rafael Nadal.

Weer hetzelfde verhaal: je won de eerste set. Weer liet je zien dat je je voet naast een topspeler kon zetten. “Dat was een magisch moment.

Als kind had ik drie idolen: Andy Roddick, Jo-Wilfried Tsonga en Rafael Nadal. Voorál Nadal: ik kleedde me zoals hij, met mouwloze shirts en driekwartbroeken, en droeg dezelfde schoenen. Mijn ouders stuurden me voor die wedstrijd in Rome foto’s van mezelf als mini-Rafa.

Het was niet meer de Nadal van vroeger, maar hij was wel bezig aan een sterke comeback. Ongelooflijk dat ik die set won. Maar op de beslissende momenten was hij nog té goed.

Bovendien is gravel zijn favoriete ondergrond, en voel ik me daar minder op thuis. Maar als voorbereiding op Roland Garros was het ideaal.” Je voelde dat de top 100 nu echt binnen je bereik lag? “Dat wist ik al langer.

Volgens mij zijn er op dit ogenblik maar vier spelers van wie ik niet kan winnen: Carlos Alcaraz, Jannik Sinner, Novak Djokovic en misschien Daniil Medvedev. Alle anderen kan ik aan, dat geloof ik oprecht. En geloven dat iets kan, is de sleutel tot succes.

Voor de wedstrijd tegen Nadal had ik bepaalde situaties minstens vijf keer gevisualiseerd. Tijdens zijn opwarming in de spelerstunnel kon ik maar aan één ding denken: ik ga die gast pakken. Ik zag niet meer de grote Nadal, maar een willekeurige tegenstander.

Héél belangrijk.” Raak je nog snel onder de indruk? “Niet meer. Maar ik heb het moeten leren.

De Belgische cultuur staat haaks op wat topsport is. We slaan bescheidenheid hoog aan, maar zo werkt topsport niet. Toen ik als kleine jongen in de klas zei dat ik top 100 van de wereld wilde worden, lachte de juf dat weg: ‘Doe eens normaal.

’ Kinderen die piloot of astronaut wilden worden, kregen hetzelfde te horen. In het middelbaar begon ik lessen over te slaan vanwege de trainingen. Dat kwam me op spottende opmerkingen te staan: ‘Waarom doe je al die moeite, Bergs? Je gaat er toch niet komen.

’ Voetjes op de grond, dat is de Belg. Maar als je dan op nummer 70 staat, wordt er niet naar je omgekeken. Daarvoor moet je fantastisch zijn, zoals Kim Clijsters en Justine Henin.

Erg fucked up , vind ik. “Als ik zeg dat ik Tsitsipas kan kloppen en het gebeurt niet, weerklinkt al snel het verwijt dat ik te veel zweef. Terwijl je moet geloven in wat je doet, anders lukt het nooit.

Amerikanen zijn daar goed in, iets té goed misschien. Ik heb geen speciale band met de VS, maar die drie maanden per jaar dat ik er ben, valt het me telkens weer op. De juiste mindset is belangrijk: je bent zoals je denkt.

” Het overlijden van je grootvader vorig jaar kwam te vroeg: je had hem beloofd dat hij je nog in de top 100 zou zien. “Nou, beloofd..

. Ik had het hem graag gegund dat hij dat nog kon meemaken. Mijn grootvader was een recreatieve tennisser.

We hebben nog samen naar een paar toernooien gereisd en na elke wedstrijd stuurde hij me mijn statistieken. Als ik het moeilijk had, wendde ik me tot hem voor advies. Tijdens ons laatste gesprek, bij hem thuis in de zetel, klonk hij als iemand die vrede had met zijn leven.

Ik wist dat hij niet lang meer had. ‘Maar,’ zei hij, ‘ik zou je toch graag nog in de top 100 zien.’ “Enkele dagen later vloog ik naar Australië, en van daar naar Miami.

Ik zat niet in de beste flow, voelde me wat ziek en verloor in de eerste ronde van Thanasi Kokkinakis. Ik miste twee matchballen en trok in de beslissende tiebreak aan het kortste eind. Meteen na de wedstrijd belden mijn ouders.

Dat doen ze normaal nooit, ik wist meteen hoe laat het was. Mijn grootvader was de dag voordien overleden, maar ze hadden gewacht om het me te vertellen. Het was al laat op de avond en daar zat ik: huilend in mijn eentje, in een lege kleedkamer aan de andere kant van de wereld.

Dat was effe drama. “Ik stond aan het begin van een Amerikaanse tournee die zeven weken zou duren. Ik wilde naar huis voor de begrafenis, maar kreeg die nacht een droom waarin mijn grootvader me zei dat ik moest blijven.

Ik heb de uitvaart online gevolgd en ongelooflijk maar waar: mijn volgende toernooi won ik! Een andere keer speelden ze ‘Sweet Caroline’ in het stadion, het nummer dat ze op de begrafenis hadden gespeeld. Ik heb mijn grootvader toen heel dicht bij mij gevoeld.” Voor de meeste olympiërs wenkte na de Spelen de vakantie.

Niet voor tennissers: vier dagen na zijn thuiskomst hing Bergs alweer hoog boven de Atlantische Oceaan voor het Amerikaanse seizoensluik. Na een maand lang van toernooi naar toernooi vliegen had hij amper enkele dagen rust thuis voor hij met de Belgische Davis Cup-ploeg naar Bologna afreisde. Daarna ging het alweer snel richting China, voor het Aziatische vervolg van het seizoen.

Tennissers leven niet alleen op de toernooien maar ook thuis vaak uit hun koffer. Haalt de eenzaamheid je nooit in? “Ik ben een familiemens. Soms is het lastig en zou ik wat langer thuis willen zijn.

Vooral voor mijn hond: die is me erg dierbaar. Maar ik geniet ook van het reizen. Misschien omdat ik me overal makkelijk aanpas.

Ik kan perfect dagenlang alleen op een hotelkamer zitten, maar net zo goed kan ik me als een sociaal dier gedragen tijdens de Davis Cup.” Een moordend reisschema, altijd weer de aanpassing aan het tijdsverschil, steeds wisselende ondergronden: het is een aanslag op geest en lichaam. “De kalender is te druk geworden, we blijven elkaar maar naar onze limieten pushen.

Eens moet dat stoppen. De eerste week na de Spelen en de Davis Cup heb ik geen wedstrijden gespeeld. Bewust.

De kans dat je geblesseerd raakt, is te groot. Dan ben ik zes weken kwijt, zes weken zonder inkomsten. Wat stelt die ene week dan voor? Soms moet je durven te zeggen: less is more , en wat rust inbouwen.

“We spelen soms vijf wedstrijden per week. Afhankelijk van de periode van het jaar is dat op gravel of hardcourt, totaal verschillende ondergronden – en het hardcourt in Cincinnati is dan nog anders dan dat in New York. De luchtvochtigheid is overal anders, de ballen verschillen.

Het is continu aanpassen, wat het enorm belastend maakt voor je lichaam. Ik hou mijn hart vast voor jongens als Alcaraz en Sinner. Zij staan van jongs af op hoog niveau te tennissen: hoelang houden zij dat vol? Kijk hoe vroeg Dominic Thiem al gekraakt is.

“Mensen hebben ook geen idee van de mentale belasting. Stel dat je er direct na de Spelen door vermoeidheid in de eerste ronde uit gaat: dat is weer een nieuwe tegenslag om te verwerken. Tennis is niet zoals andere sporten: je verlíést elke week.

Wie per jaar één of twee toernooien wint, mag erg blij zijn. Zeker op het niveau waarop ik nu ben beland, is het normaal dat je het seizoen zonder titel afsluit. Je innerlijke motivatie moet dus héél groot zijn.

” Het is een overweging die tennissers voortdurend moeten maken: gun je jezelf rust of speel je voor de punten op de wereldranglijst en je salaris? “Financieel is tennis een mooie sport: iedereen in de top 200 kan ervan leven. We verdienen genoeg om eens een weekje niet te spelen, dat is het probleem niet. Al begrijp ik dat het voor de echte toppers moeilijk is om nee te zeggen tegen een exhibitietoernooi waar belachelijk veel geld op hen ligt te wachten: dat kun je onverantwoord vinden, ja.

” Voor een tennisser valt er op de Olympische Spelen buiten een medaille niets te rapen: geen punten en geen prijzengeld. Je had er, zoals Elise Mertens, voor kunnen kiezen om niet te gaan. “Ik ben een echte patriot.

Ik heb veel gekregen van mijn land en de federatie, dus voor mij is dat een no-brainer: als je veel liefde krijgt, moet je veel liefde teruggeven. Liever schrap ik een groot toernooi – wat ik al heb gedaan: ik ben niet naar Montréal gegaan – dan dat ik de Spelen afzeg. Nu ik ze heb meegemaakt, besef ik nog meer dat dat de enige juiste keuze was.

Na tien jaar begin je alles normaal te vinden: dat je in de mooiste hotels verblijft, het beste eten krijgt, unieke plekken bezoekt...

De Spelen waren een realitycheck: ik werd er weer geconfronteerd met de basis. Het leven als tennisser is niet altijd makkelijk, maar als je even uitzoomt, is het toch een verdomd mooi leven.” Je gold in je jongere jaren niet als een natuurtalent.

(knikt) “ Maar als ik iets deed, pikte ik het wel snel op. Ik was goed in basketbal en héél goed in handbal, de sport van mijn moeder. Als tennisser haalde ik een behoorlijk lokaal niveau, maar door een internationale bril stelde het niet zoveel voor.

Spelers die er al vroeg staan, zoals Sinner, Alcaraz, Nick Kyrgios en Denis Shapovalov, dát zijn natuurtalenten. Ik was 18 toen Shapovalov al in de derde ronde van de US Open stond. Nu sta ik boven hem, mede doordat hij is teruggeslagen door blessures, maar ik geloof oprecht dat ik een betere speler word dan hij.

Ieder volgt zijn eigen traject, ik heb gewoon wat meer tijd nodig gehad.” Je was, zo valt te horen, als kind ook mollig en lui. “‘Boerke Bergs’, zo noemden ze me (lacht) .

Op training was ik niet vooruit te branden. Als je me niets vroeg, bewoog ik ook niet. Ik was.

.. Ja, hoe noem je dat? Lui, inderdaad.

Eigenlijk tenniste ik niet zo graag. Pas toen ik naar de club in Maaseik ben overgestapt, heb ik geleerd wat hard werken is. Ik ben er tussen mijn 10de en 15de aan een streng regime onderworpen.

Deed ik iets niet, dan kreeg ik de wind van voren. Dat was ik niet gewend. Ze hebben daar van mij de harde werker gemaakt die ik vandaag ben.

” Je bent niet vies van wat spektakel op de baan. De fans opzwepen, een sensationele jump smash of een backhand achter de rug: het behoort allemaal tot je repertoire. “Ik ben nogal extravert: ik toon graag mijn emoties.

Ik voel ook graag de energie van het publiek, dus ja, je kunt van mij wel wat show verwachten. Ik doe, in de mate van het mogelijke, waar ik zin in heb. Ook buiten het tennis: als ik iets mooi vind, trek ik het aan.

Mijn interesses reiken ver. Het gaat niet altijd heel diep, maar ik wil wel graag over alles iets weten. Of het nu over kunst, mode of andere sporten gaat.

Topsport is business geworden, je moet dus rekening houden met het hele plaatje: van sociale media over uiterlijk tot marketing.” Vanwaar komt die drang om te entertainen? “Ik ben opgegroeid met het handbal van mijn mama. Ik vergezelde haar naar de trainingen, in het weekend gingen we in Neerpelt naar de wedstrijd kijken.

De sfeer in zo’n team trok me enorm aan. Mijn droom was ook ooit als handballer in zo’n kolkende sporthal te staan. Alleen bood het tennis, dat mijn vader speelde, meer zekerheid.

Dus heb ik daarvoor gekozen. Maar de drang om een feestje te bouwen, die ik kende van het handbal, heeft me nooit losgelaten. Ik heb het alleen moeten leren finetunen: hoever kan ik gaan zonder mijn focus te verliezen?” Door je hogere ranking krijg je nu makkelijker toegang tot de grote toernooien.

Mooi meegenomen voor een spektakelman: de tribunes zijn er voller. “De grote afspraken zijn echt mijn ding. Ik verlies er wel vaker, maar het volk en de ambiance maken veel goed.

Onder druk haal ik het beste uit mezelf. Ik heb net een reeks toernooien in China achter de rug. Dat zijn de moeilijkste: de decompressie-toernooien, noem ik ze, omdat ze volgen op hoogtepunten als de US Open en de Davis Cup.

Daarom kijk ik zo uit naar de European Open: ik wil schitteren in Antwerpen. Ik voel zoveel ogen op me gericht dat ik niet wil teleurstellen.” Nog even over die emoties: als kind al slaagde je er niet altijd in ze onder controle te houden.

“Als ik me niet gedroeg, greep mama in. Dan legde ze de wedstrijd stil en haalde ze me van het terrein. Eén keer weigerde ik eraf te komen: ik heb van boosheid mijn schoenen weggegooid en ben op mijn blote voeten blijven staan.

Ik was een fel manneke, ja (lacht) . “Ik heb me lang afgevraagd of ik mezelf wel onder controle kon houden. Ik geloofde dat het een stukje van mezelf was waarmee ik maar moest leren om te gaan.

Mindfulness heeft daarbij geholpen: als ik het voelde opkomen, probeerde ik heel bewust mijn focus weer naar het tennis te verleggen. Tot er onlangs tijdens de Davis Cup iets heel raars gebeurde: van de eerste tot de laatste bal heb ik niet één frustratie in me voelen opwellen. Dat heeft me aan het denken gezet: kan ik het dan toch onder controle houden?” Het is een tweesnijdend zwaard: je uitbarstingen hebben je ook ver gebracht.

“Het vuur moet branden in mij. Zeker in mindere periodes helpt het om me eens goed kwaad te maken. Het is de beste manier om het tij snel te keren.

Alleen mag het me niet uit de wedstrijd halen.” Een steeds groter probleem zijn de bedreigingen op sociale media, een gevolg van de immer uitdijende gokindustrie: gefrustreerde gokkers houden tennissers die niet naar wens hebben gepresteerd verantwoordelijk voor hun verlies. “Vooral als je er voor het eerst mee geconfronteerd wordt, is dat heftig.

Amélie Van Impe heeft er onlangs over getuigd. Een fragiel meisje van amper 20 dat doodsbedreigingen ontvangt, en haar familie ook: dat kan toch niet? Zelf heb ik het nooit persoonlijk opgevat. Veel spelers ontvangen zulke berichten, het lijkt erbij te horen.

Mij doet het niks meer. Op Roland Garros krijg je als speler tegenwoordig bescherming: je sociale media worden gemonitord door AI, waardoor al die berichten automatisch worden verwijderd.” Ben je ooit benaderd om matchen te fixen? “Écht benaderd? Eén keer, in 2018 in Sevilla, voor mijn wedstrijd tegen Kimmer Coppejans.

Ik ontving een berichtje, dat ik onbeantwoord heb gelaten. Ik bracht de supervisor van het toernooi op de hoogte, twee mensen van de federatie en de Tennis Integrity Unit. Enkele maanden later lag er thuis een brief van de Belgische politie.

Ik werd uitgenodigd om naar het bureau te komen. ‘Corruptie’ stond er in de hoofding: ik schrok me te pletter, ik had geen flauw idee waarover dat kon gaan. Over dat incident in Sevilla, bleek dus: er is toen op het bureau verslag van gemaakt.

Daar is het bij gebleven, maar al die moeite voor één bericht: moet dat nu echt? “Toen ik 18 was, kregen we een uiteenzetting over de gevaren van gokken. Daar ben ik de federatie nog altijd dankbaar voor. Ik heb me toen gerealiseerd wat je door één foute keuze allemaal kunt weggooien.

Ik denk niet dat er op mijn niveau nog matchfixing is, maar natuurlijk gebeurt het elders wel: op een recent proces in België zijn behoorlijk wat spelers veroordeeld. Daar schrok ik van.” Wat houdt je naast het tennis bezig? “Mijn grootvader was een goede crisismanager, mijn papa werkt bij een accountancykantoor.

Zij zijn de voorbeelden waarmee ik ben opgegroeid. De ATP heeft een Player Mentoring Programme: je kunt een mentor kiezen uit een lijst van toonaangevende experts in bedrijfstakken die je interesseren. Geslaagde business guys die ook gepassioneerde tennisliefhebbers zijn en overal ter wereld komen kijken.

Wij delen onze passie met hen, zij geven ons advies over hun wereld. “Ik ben nog jong, in deze fase van mijn carrière gaat al mijn aandacht nog naar het tennis. Maar ik ben leergierig.

Tennis spelen is ook ondernemen. Met diezelfde passie zou ik later graag ook als ondernemer aan de slag gaan. Voorlopig tast ik af welke domeinen mogelijk interessant zijn.

De beurs, bijvoorbeeld: ik lees er veel over en weet hoe het werkt. Een keer heb ik aan een beleggerswedstrijd meegedaan, een leuke oefening. Voor mijn broer is het serieuzer: hij is actief in de wereld van de cryptomunten en heeft zijn eigen marketingagentschap.

Hij staat ’s morgens op, slaat zijn laptop open en is de hele dag met niets anders bezig. Om elf uur ’s avonds gaat die laptop dicht en gaat hij een paar uurtjes slapen. Dat hebben we gemeen: we zijn heel gedreven in wat we doen.

” Tot slot iets over de olifant in de kamer: moet jij nog vaak uitleggen hoe je aan je voornaam bent geraakt? BERGS (lacht) “ Wat denk je? Ik ben genoemd naar Zinédine Zidane. Mijn mama was er tijdens de zwangerschap stellig van overtuigd dat ik een meisje zou zijn. Ze had alleen een meisjesnaam: Amelie.

Toen ik toch een jongen bleek te zijn, heeft mijn papa dan Zizou voorgesteld, zijn eigen bijnaam in het amateurploegje waar hij voetbalde. Veel hoef je er niet achter te zoeken: ik denk niet dat het met zijn voetbalkwaliteiten te maken had. (lacht) “Natuurlijk weet ik wie Zidane is.

Ik heb zelfs een heel sterke herinnering aan hem: de WK-finale tussen Frankrijk en Italië uit 2006. Ik was 7 jaar en hing wat rond op de tennisclub. Net toen we naar binnen gingen om op het tv-scherm te kijken, gebeurde het ( imiteert de kopstoot aan Marco Materazzi die Zidane de uitsluiting kostte, red.

). Legendarisch! “Dat Zidane tijdens de openingsceremonie in Parijs de olympische fakkel aan Nadal doorgaf, was vet. De magic tussen die twee: onbetaalbaar!” Word je vaak aangesproken op je naam? “Op de Spelen in Parijs zat in het stadion iemand met een truitje van Zidane.

Ik heb achteraf de foto’s gezien: op zijn rug stond ‘Zizou’. Soms vragen mensen met zo’n truitje me zelfs om het te signeren, alsof ik de Zidane van het voetbal ben. “Ik weet dat Zidane van tennis houdt.

Soms komt hij kijken, in Madrid bijvoorbeeld. Marion Bartoli (voormalig Frans tennisspeelster, red.) is goed bevriend met hem.

Ik heb haar gesmeekt: ‘Alsjeblieft, zeg hem dat ik hem wil ontmoeten!’ Hij wéét dus dat er een Zizou rondloopt in het circuit, want ik ben er zeker van dat ze het hem heeft gevraagd. Ooit komt het ervan.” European Open, van 13 tot 20 oktober, Lotto Arena, Antwerpen © Humo Geselecteerd door de redactie.