‘R emember the wisdom out of the old days...
” Op een zonnige novemberochtend, uitkijkend vanaf een dakterras over de Amsterdams binnenstad, declameert de Britse bioloog Richard Dawkins (83) uit zijn hoofd een gedicht van William Butler Yeats. Diezelfde strofe komt ook voor in zijn eigen nieuwe boek, Het dna van het leven op aarde . Verstopt achter een QR-code weliswaar, want die afbeelding illustreert het centrale thema van het boek: de aanwezigheid van verborgen informatie die ontcijferd kan worden.
„Zo’n code is met het blote oog niet te begrijpen, maar je smartphone heeft er geen enkele moeite mee”, zegt Dawkins. „Zo is het ook met de informatie in onze genen. Die zal, dankzij de voortschrijdende technologie, door toekomstige wetenschappers feilloos kunnen worden gelezen.
Daarmee is in detail te achterhalen in wat voor omgeving en onder welke omstandigheden onze voorouders leefden. Een genetisch dodenboek.” Even is Dawkins teleurgesteld dat de Engelse titel van zijn boek – The Genetic Book of the Dead – niet naar het Nederlands is vertaald.
„Ik was juist zo blij met die titel, als een knipoog naar het Egyptische dodenboek dat in de eeuwen voor Christus werd meegegeven aan overledenen in het graf.” Dan, berustend: „Maar de dood zal niet goed genoeg verkopen.” Vermoedelijk had het weinig uitgemaakt, want de naam Richard Dawkins lijkt haast garant te staan voor bestsellers en volle zalen.
Zijn debuut The Selfish Gene (1976), over de sleutelrol van genen in de evolutie, verscheen in meer dan 25 landen en werd door de Royal Society uitgeroepen tot het meest invloedrijke wetenschapsboek aller tijden – dus nog boven On the Origin of Species van Charles Darwin. Het optreden dat Dawkins op de avond na ons gesprek zal geven in het Amsterdamse theater Carré is al maanden uitverkocht. En nu is er dus zijn nieuwste, negentiende boek.
De uitgever heeft een doos exemplaren voor hem neergezet om te signeren voor een winactie. Met een zucht: „Ik schrijf nooit meer met de hand. Ik kan mijn eigen gekriebel niet eens lezen.
” „Een evolutionaire palimpsest” noemt Dawkins de in onze genen verankerde gecodeerde beschrijving van leefmilieus uit een ver verleden. „In de klassieke zin des woords is een palimpsest een manuscript waarbij oude tekst wordt overschreven door nieuwe tekst. Zo kun je het genoom ook zien: in de loop van de evolutie wordt steeds nieuwe informatie toegevoegd, en sommige genen – de zogeheten pseudogenen – worden juist overbodig.
Sommige wetenschappers spreken van junk-dna, maar zo’n pseudogen is absoluut geen rotzooi. Het bevat juist belangrijke informatie. Vergelijk het met de harde schijf van een computer.
Die bevat vaak ook allerlei bestanden die je niet meer gebruikt, maar die je toch niet permanent verwijdert.” Als voorbeeld van wisdom out of the old days noemt hij het genoom van de landschildpadden. „Die zijn in de afgelopen honderden miljoenen jaren twee keer veranderd in landdieren.
Hun voorouders, de vissen, gingen zo’n 400 miljoen jaar geleden aan land. Vervolgens gingen ze net als bijvoorbeeld walvissen terug het water in en tot slot hebben ze zich als landschildpadden aangepast aan heel droge gebieden. Daarmee hebben ze van alle gewervelde dieren de meest ingewikkelde overschreven palimpsest.
” Hoewel moleculaire genetica essentieel is voor het ontrafelen van dat veelkleurige verleden, is het niet de énige methode, benadrukt Dawkins. „Biologen en paleontologen zijn natuurlijk al uiterst bedreven in het aflezen van uiterlijke clues . Neem de huid van de padhagedis, een reptiel in de Amerikaanse Mojavewoestijn.
De kleurpatronen daarvan lijken sterk op zand en gruis. Een zoöloog kan daaruit direct opmaken dat de voorouders van het dier óók al in de droge woestijn leefden. En een paleontoloog kan op basis van een dinosaurusskelet ook een boel conclusies trekken.
Maar het thema van mijn boek voert veel verder dan dat: het héle lichaam, elke cel, elk biochemisch proces, elk gen, vormt een beschrijving van die voorgeschiedenis.” Onze palimpsest is ook gedurende ons leven nog voortdurend in verandering, betoogt Dawkins. „De meest recente teksten worden geschreven tijdens ons leven in de vorm van herinneringen in ons brein.
Bij zulke leerprocessen kun je in feite spreken van een niet-genetisch boek van de levenden.” Hij trekt zijn stropdas met partituur van de Matthäus-Passion strak. „Een vogel die zichzelf leert zingen, komt er gaandeweg achter welke fragmenten van zijn zang goed werken en welke niet.
Vergelijk het met Johann Sebastian Bach die stukken van zijn nieuwe composities uittestte, net zolang tot hij tevreden was.” En in hoeverre is de Dawkins-palimpsest dan gedurende zijn eigen leven overschreven met nieuwe informatie? „Voortschrijdende wetenschappelijke inzichten hebben mijn palimpsest door de jaren heen natuurlijk veranderd. Toen ik studeerde leerden we bijvoorbeeld dat nijlpaarden en varkens naaste familie zijn van elkaar.
Maar rond de millenniumwisseling werd ontdekt dat nijlpaarden in feite veel nauwer verwant zijn aan de walvissen. Zulke diepe lagen van de palimpsest, die boven komen drijven dankzij moleculaire genetica, vind ik echt mindblowing .” Dan, terwijl hij zijn sokken met afbeeldingen van roodborstjes opstroopt: „Over het algemeen ben ik toch redelijk dezelfde persoon gebleven, volgens mij.
Ik ben het nog steeds eens met de Richard Dawkins die in 1976 The selfish gene schreef, en andersom denk ik dat hij ook helemaal achter dit boek zou staan. De wetenschap is gedurende mijn leven sterker veranderd dan ikzelf. Toen ik geboren werd, was het dna nog niet eens ontdekt.
De wetenschap is ingrijpender veranderd dan ikzelf. En de maatschappij trouwens ook.” Als wetenschapper heeft Dawkins controverses nooit geschuwd.
In 2006 verscheen zijn boek The God Delusion ( God als misvatting ). En op sociale media zorgde hij meermalen voor een rel – daags na de Amerikaanse verkiezingen schreef hij op X nog dat hij Donald Trump weliswaar een „zelfgeobsedeerde, wraakzuchtige, liegende, incompetente, onwetende crimineel” vindt, maar dat hij sympathie kon opbrengen voor mensen die op hem hadden gestemd als proteststem tegen „zelfingenomen wokeïsme”. Naar eigen zeggen verzet Dawkins zich tegen „de tendens dat politiek de wetenschap inkruipt.
Mensen mogen zich van mij identificeren hoe ze willen, maar als bioloog zeg ik: seks is binair. Geslachtscellen komen in twee groottes voor: macrogameten en microgameten. Alleen bij sommige primitieve diersoorten en planten heb je nog een tussenvorm, de isogameten, maar bij mensen en de meeste andere dieren niet.
„Er zijn individuen met uiterlijke geslachtskenmerken die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn, er zijn individuen die een extra X-chromosoom hebben, maar op gameetniveau zijn er maar twee opties. Iedereen heeft recht op zijn eigen privélexicon, maar in het publieke debat vind ik het heel kwalijk dat mensen die het woord vrouw uitsluitend willen gebruiken voor een volwassene zonder Y-chromosomen worden weggehoond. Maar laten we over iets anders praten.
Met die discussie heeft mijn nieuwe boek niets te maken.” Toch geeft Dawkins in Het dna van het leven op aarde ook zelf taal een nieuwe draai – bijvoorbeeld wat het woord ‘virus’ betreft. In het Van Dale-woordenboek staat virus omschreven als „microscopisch kleine ziekteverwekker die bestaat uit erfelijk materiaal dat zich in de cellen van een organisme vermeerdert”.
Maar in het laatste hoofdstuk van zijn boek betoogt Dawkins dat we dat begrip moeten verruimen, en dat er ook goede virussen bestaan. Hij werkt het idee uit dat onze genenpool in feite uit een gigantische kolonie virussen bestaat. „En dan bedoel ik níét dat al onze genen ooit als virussen buiten ons lichaam leefden en zich later bij ons voegden.
Daar hebben we er ook wel een zwik van – naar schatting is minstens 8 procent van onze genen zo ontstaan – maar mijn punt is dat je genen als ‘verticovirussen’ kunt beschouwen. Virussen die van generatie op generatie worden doorgegeven via eicellen of sperma, die werken als een algoritme dat ‘kopieer mij’ zegt. Daarbij onderscheid ik ze van wat ik dan horizontovirussen heb gedoopt – ‘klassieke’ virussen zoals hondsdolheid, corona, of hiv, die erop gericht zijn zoveel mogelijk andere slachtoffers te besmetten en geen belang hebben bij het voortbestaan van hun gastheren of -vrouwen.
Verticovirussen daarentegen kun je zien als goede metgezellen die gebaat zijn bij ons voortbestaan.” Een serveerster komt koffie brengen – een flat white voor Dawkins. „Dank u”, zegt hij in vlekkeloos Nederlands.
„Dat heb ik geleerd toen ik in de jaren zestig voor het eerst in Nederland was, samen met mijn promotor Niko Tinbergen op een congres in Den Haag.” Glimlachend: „Ik had toen ook een Nederlands vriendinnetje.” Een lift achterop de bagagedrager slaat hij even later af.
„Daar waag ik me op mijn leeftijd niet meer aan. Ik zie je straks in Carré!” ’s Avonds krijgt Richard Dawkins een daverend applaus als hij in een uitverkocht Carrétheater ten tonele verschijnt. Volgens het inmiddels beproefde principe ‘Dawkins & friends’ nodigt hij bij zijn optredens altijd een bevriende gast uit, die dient als interviewer en discussiepartner ineen.
Ditmaal is dat Matt Ridley, een wetenschapsjournalist en oud-leerling van Dawkins die met boektitels als The Agile Gene in de voetsporen van zijn leermeester is getreden en die evenmin de controverse schuwt. Zijn boek Viral: The Search for the Origin of COVID-19 , uit 2021, kreeg als kritiek dat het de lab leak theory (die ervan uitgaat dat het SARS-CoV-2-virus uit het laboratorium afkomstig is) te veel ophemelde. Als Ridley de theorie noemt tijdens het gesprek, reageert Dawkins alleen kort met: „Daar weet jij meer van dan ik, Matt.
” De twee filosoferen over de vraag of genen analoog of digitaal zijn („Duidelijk digitaal”, zegt Dawkins. „Er is geen continuüm.”) en over de vraag wat Charles Darwin van genetica zou vinden („Wist je dat we dezelfde initialen hebben? Charles Robert Darwin en Clinton Richard Dawkins.
”). Nu en dan meandert het gesprek langs onderwerpen als gender en politiek. Wanneer Dawkins de nieuwe president van Amerika een klootzak noemt klapt de zaal wederom uitbundig.
Als hij zich negatief uitspreekt over de deelname van de Algerijnse boksster Imane Khelif aan de Olympische Spelen (over wier deelname ophef ontstond omdat ze volgens Dawkins en andere critici een man zou zijn), blijft het een stuk stiller. Maar na afloop lijkt iedereen star-struck : Dawkins en Ridley krijgen een staande ovatie, een stuk of dertig mensen stellen zich in een rij op achter een microfoon voor een publiekelijk vragenhalfuurtje. Halverwege de rij is de tijd op: uitsluitend fans die 160 euro hebben neergelegd voor een vip-arrangement met meet & greet mogen achterblijven in de zaal.
„Misschien was dit wel z’n laatste optreden in Nederland”, zegt een geëmotioneerde fan bij de wc’s. Dat valt nog te bezien: in Amerika had zijn recente tournee weliswaar de titel The Final Bow – De finale buiging – maar in Europa is nog geen sprake van een echte afscheidstournee. En bovendien: Dawkins is in zekere zin onsterfelijk.
Niet alleen door zijn boeken, maar ook omdat hij in 2012 als een van de eerste mensen de gehele volgorde van zijn dna in kaart liet brengen. „Niet een deel ervan, zoals bij die commerciële dna-bureaus wordt gedaan, maar echt het héle genoom”, vertelde hij eerder op de avond. „Het idee was dat ik voor een tv-programma die harde schijf met mijn gegevens duizend jaar in het familiegraf zou laten bewaren.
Over een millennium zou dan mijn kloon ontwaken, die ik instructies zou geven om niet dezelfde fouten te begaan die ik heb begaan.” Het tv-programma ging niet door, maar de schijf is er nog. Een back-up van Dawkins’ palimpsest.
.
Wetenschap
Ons dna staat vol met oude informatie die we toch niet graag weggooien, zegt sterbioloog Richard Dawkins
Voorafgaand aan een optreden in een uitverkocht theater Carré sprak bioloog Richard Dawkins (83) met NRC. Over junk-dna, Donald Trump, goede virussen en nijlpaarden.