Hoe verandert onze samenleving als steeds meer beslissingen worden overgelaten aan algoritmen? Voor het onderzoeksprogramma AlgoSoc (Algorithmic Society) doen zeventig academici hier tien jaar lang, tot 2032, onderzoek naar. De vragen waarmee ze zich bezighouden zijn deels filosofisch, deels technisch. Zo’n samenwerking heeft ook een hele praktische kant, ervoer José van Dijck, hoofdonderzoeker van de Universiteit Utrecht (UU) al snel.
„We werken met vijf universiteiten op tal van verschillende platformen. Best onhandig.” De Universiteit van Amsterdam gebruikt bijvoorbeeld Zoom, medewerkers van de UU mogen dat om veiligheidsredenen eigenlijk niet.
De ene universiteit gebruikt Microsoft Office en Teams, de andere Google Drive. Om vergaderingen te plannen wordt al snel naar de Datumprikker-app gegrepen. Het ongemak over de hoeveelheid data die je daarmee over jezelf weggeeft, wordt op de koop toe genomen.
Met wat gegoochel is het allemaal oplosbaar, zegt Van Dijck. Maar de grotere en belangrijkere vraag blijft: wat doen we met de grote databestanden die uit het onderzoek komen? Daar moeten betrokken onderzoekers allemaal bij kunnen, ongeacht of ze via de TU Delft, Tilburg University, de Erasmus Universiteit of de Universiteit van Amsterdam deelnemen. Zo’n gedeelde virtuele ruimte bleek niet beschikbaar te zijn.
Alle cloudopslag loopt via de contracten van de verschillende universiteiten. En iedere instelling heeft weer zijn eigen veiligheidsprotocollen, contracten en manieren om toegang tot bestanden te beheren. De onderzoekers willen bovendien vrij zijn om hun data mee te nemen naar een andere opslag, zonder gebonden te zijn aan een grote marktpartij.
Al die beperkingen voelden niet goed, zegt Van Dijck. Je doet onderzoek naar fundamentele vragen over de manier waarop algoritmen de maatschappij beïnvloeden en laat je tegelijk beperken door IT-systemen. „Ik wil zelf kiezen met wie ik mijn bestanden deel.
” Van Dijck wendde zich tot SURF, de organisatie die alle ict voor het hoger onderwijs in Nederland regelt. SURF legt onder meer de snelle glasvezelkabels, beheert de nationale ‘supercomputer’ die onderzoekers kunnen gebruiken als ze veel en snelle rekenkracht nodig hebben, en regelt dat de één miljoen studenten en docenten in Nederland beschikken over goed beveiligde en privacyvriendelijke wifi. De organisatie verzorgt ook de gezamenlijke inkoop van duizenden softwareprogramma’s voor onderwijs en onderzoek.
„Maar we kwamen erachter dat er zelfs bij SURF geen panklare oplossing was.” Want de afgelopen tien tot vijftien jaar verhuisde vrijwel iedere instelling ‘naar de cloud’ en doekte zijn eigen rekencentrum op, vertelt Wladimir Mufty van SURF. De belofte was dat dit goedkoper zou zijn („niet waar”) en dat het werk van ict-ers leuker werd omdat ze meer zouden gaan aansturen dan zelf opslaan en beheren.
Het resultaat is dat Amazon, Microsoft en Google nu ook de wetenschappelijke opslagmarkt domineren. „We hebben twintig soorten chocolade en maar drie smaken als het gaat om het opslaan van onze data”, zegt Van Dijck in een vergaderzaal van SURF in Utrecht. Mufty vult aan: „Door die cloudbeweging zijn we afhankelijk geworden van techbedrijven die mede bepalen hoe wij kunnen samenwerken.
Maar IT moet helpen, niet dwingen.” Toen Van Dijck hem inmiddels bijna twee jaar geleden betrok bij de dilemma’s van de AlgoSoc-onderzoekers, waren collega’s van Mufty net op bedrijfsbezoek geweest bij NextCloud in Berlijn. Dat is een Duits softwarebedrijf dat in 2016 begon en inmiddels zo’n honderd medewerkers heeft.
Het biedt een samenwerkingsomgeving en data-opslag aan met vergelijkbare functies als de grote bedrijven Microsoft en Google. Via dat systeem kun je dus onder meer videobellen, chatten en gezamenlijk bestanden bewerken. Het bedrijf presenteert zich als een privacyvriendelijk alternatief voor onder meer Microsoft Teams, Dropbox, OneDrive en GoogleDrive.
Een belangrijk verschil met die diensten is dat de producten van NextCloud zijn gebaseerd op opensource software. Dat betekent dat iedereen de softwarecode mag gebruiken en erop mag voortborduren. De software is dus niet het geheim van één bedrijf en niet afhankelijk van de specialisten van dat bedrijf.
Daardoor is die in de regel minder kwetsbaar en kun je er gemakkelijker data van verplaatsen naar een andere aanbieder. Mufty haast zich om te benadrukken dat ‘open source’ geen hippieboel is die aan elkaar hangt van de inzet van vrijwilligers. „We kunnen gewoon iemand bellen als iets niet werkt.
” De hoofdonderzoekers van AlgoSoc en Mufty vatten al snel het plan op om bij wijze van pilot over te stappen op NextCloud. Maar het duurde anderhalf jaar voordat ook alle betrokken afdelingen van de universiteiten van het nut ervan overtuigd waren. „Zowel legal als security zijn er echt met een stofkam doorheen gegaan”, zegt Mufty.
Daar baalde hij eerst van, want het haalde de vaart uit het project. Inmiddels is hij blij dat het zo serieus gewogen is, want de technische collega’s bij universiteiten zijn om én enthousiast. Door dat grote draagvlak kan de pilot, die per februari begint en twee jaar duurt, bij gebleken succes gemakkelijk worden verlengd en kunnen andere academici zich aansluiten.
De komende twee maanden krijgen de betrokken onderzoekers workshops om aan de nieuwe systemen te wennen en schrijft SURF extra handleidingen om het gebruik zo laagdrempelig mogelijk te maken. Want daar gaat het in de praktijk vaak mis: iedereen is druk, druk, druk terwijl je aan een nieuwe tool altijd even moet wennen. Van Dijck: „Je moet er wat tijd in investeren.
” Ze hoopt dat de overstap ook iets aanboort bij academici, want innovatiekracht en keuzevrijheid hangen met elkaar samen. „Je wilt niet bezig zijn met een innovatie en dan horen dat die niet in Teams past.”.
Bedrijf
Onderzoekers kiezen voor een alternatieve cloud: ‘Ik wil zelf kunnen kiezen met wie ik mijn bestanden deel’
Onderzoekers van vijf universiteiten gaan experimenteren. Ze willen hun onlinesamenwerking onafhankelijk van de grote techbedrijven regelen en stappen over op een opensourcesysteem. „IT moet mij helpen, niet dwingen.”