‘Onderweg-zijn is geen noodzakelijk kwaad, maar een manier waarop je de wereld leert ontdekken’

Filosoof Dirk-Jan Laan is graag onderweg. Zijn proefschrift gaat daarom over ‘de weg’, in letterlijke zin. „Het liefst zouden we onszelf teleporteren, dan zijn we van het reizen af.”

featured-image

Nee, hij houdt niet zo van stilzitten. Zijn promotie aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit is nog maar net achter de rug en Dirk-Jan Laan gaat alweer op weg. Dit keer voor een looptocht van een paar maanden door Nieuw-Zeeland.

Na zijn middelbareschoolexamen trok hij daar al een half jaar rond. „Die reis heb ik toen niet kunnen afmaken door blessures, maar dat gaan we nu dus wel doen.” Intussen is hij ook reisleider geworden en zou hij de wereld ook graag eens ontdekken als barman, of schoonmaker.



Zijn cv onderstreept het ambulante karakter van de jonge doctor (32): lange trektochten door Wales, IJsland, Japan. Met een vriend schreef hij een wijsgerig boek over een lifttocht naar Hongkong, Een filosofie voor het onderweg-zijn (2022). Vanwaar die Wanderlust ? „Het zat er al vroeg in.

Toen mijn vader op mijn zesde een keer zei dat we onder de sterren gingen slapen, stond ik om vijf uur ’s ochtends al klaar met mijn opgerolde slaapzakje.” Het effect? „Lopend kom je in een meditatief ritme. Het gaat niet meer om het idee dat je ergens heen gaat, maar om het onderweg-zijn.

Dat is een indringende manier om de wereld te ervaren.” Nu zat hij lang stil, voor zijn dissertatie over ‘de weg’ – niet die van Tao, maar letterlijk, over de wegen van het 17de-eeuwse Engeland, op het breukvlak van de industriële revolutie tot en met de moderne motorways . „Ik wilde nagaan waar onze huidige wegen vandaan komen.

” Aan de hand van historische case studies en van filosofen als Foucault en Deleuze onderzoekt Laan hoe ‘de weg’ vanaf de achttiende eeuw van karakter veranderde. Van een „recht” op doorgang, beheerd door een gemeenschap, werd die steeds meer een middel van elites en overheden om mobiliteit en menselijke lichamen te „disciplineren”, met regels en voorschriften. Tegelijk produceerde de toegenomen mobiliteit een groot subjectief gevoel van vrijheid en nieuwe mogelijkheden.

„Zoals dat ik hier nu snel kon komen om over mijn proefschrift te praten. Honderd jaar geleden had dat twee dagen geduurd.” Laan koos voor Engeland, omdat sociale en technologische ontwikkelingen daar mooi samenkwamen: de inperking van gemeenschappelijke gronden (en wegen), de komst van spoorwegen en, in de 20ste eeuw, de aanleg van motorways .

„In de 18de eeuw werden wegen al steeds intensiever gebruikt, waardoor ze slechter te begaan werden. Dat leidde tot irritatie bij de zakelijke en politieke elites, want het kostte tijd en in het opkomende kapitalisme was tijd geld. Op dat moment zie je in Engeland een botsing ontstaan tussen dat nieuwe efficiëntiedenken en een ouder, meer communaal en pastoraal denken over de weg als verbinding tussen gemeenschappen.

” Van een „recht” werd de weg een afgeperkt stuk grond, beheerd door elites en overheden, met onderhoud betaald uit tolheffing. Dat proces van regulering had een parallel in de snelle toename van enclosures , de private opdeling van land dat tot dan toe gemeenschappelijk werd bewerkt. Gemeenschappelijke grond maakte plaats voor privébezit en officiële controle.

„Veel mensen vielen buiten de boot met die grondverdeling. Zo kreeg je een arbeidersklasse zonder bezit, die nodig was voor de fabrieken.” Ook dat leidde tot een andere omgang met ruimte en meer regulering.

Bijkomend gevolg: toegenomen mobiliteit. „Foucault wijst daar ook op. Als automobilist zit je ingesnoerd in allerlei voorschriften, figuurlijk en letterlijk.

Maar je ervaart het als vrijheid.” Inmiddels knarst en kraakt de omgang met de moderne weg ook. Laans proefschrift loopt uit op een overzicht van de problemen met hedendaagse mobiliteit, verkeersdoden en files.

Daarop mist hij diepere reflectie. „Er worden heel concrete doelen gesteld binnen een bepaald kader. Minder files.

Meer doorstroming, Maar je moet je afvragen of onze omgang met de weg als ontsluiting van de wereld niet ook heel ánders kan. Zeker met het oog op klimaat en duurzaamheid.” Laan deed mee aan enkele snelwegblokkades van Extinction Rebellion.

Wat stelt hij dan voor? „Dat werd me tijdens de promotie ook gevraagd. Ik heb geen panklare recepten, als filosoof wil ik vooral vanzelfsprekendheden ter discussie stellen. Nieuwe denkrichtingen openen over onze manier van mobiliteit en interactie met de wereld.

We zijn de weg gaan zien als een noodzakelijk kwaad: onderweg-zijn moet zo snel mogelijk voorbij zijn. Het liefst zouden we onszelf teleporteren. Maar onderweg-zijn is ook de manier waarop we de wereld ontdekken.

De plaatsen die je aandoet, de ruimte ertussen en de mensen die je ontmoet hebben hun eigen waarde.” Natuurlijk is hij zelf ook wel benieuwd „welke praktische uitwerking mijn werk kan krijgen”. Het begin is er: Rijkswaterstaat heeft al interesse getoond in zijn onderzoek.

Intussen pakt Laan, die zijn graad haalde als buitenpromovendus, zijn werk weer op als programmeur (hij zegt liever, minder eendimensionaal, „iemand die programmeert”) bij adviesbureau Quintens, dat overheden en bedrijven adviseert over duurzaamheid. Maar eerst lonkt de weg – naar ergens anders. Na het academische werk wil Laan nodig weer uit zijn „bubbel”.

„Een van de stellingen bij mijn proefschrift was dat filosofen zich meer op de wereld moeten richten en minder op elkaar. Dat geldt ook voor publieksfilosofen, dat blijft toch vaak een beetje zelfhulp-filosofie. Je kunt best wat steviger filosoferen, dat kunnen mensen best hebben.

”.