Nieuwe bewindslieden mogen elkaar bij Nieuwsuur genoegzaam op de schouders kloppen

Nederland mocht vrijdag zien hoe leuk het kabinet het heeft. De vier vicepremiers spraken in Nieuwsuur vooral over de sfeer. Gordons nieuwe serie is net zo zelfgenoegzaam.

featured-image

In kabinet-Schoof hebben ze heel veel lol. Die scoop viel vorige week al te horen in het radioprogramma Sven op 1 (WNL), waar PVV-staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ingrid Coenradie was aangeschoven om over het detentieregime van Taghi praten. Ze wilde alleen niets zeggen over het detentieregime van Taghi.

Wel over „wie ik ben en of ik het naar mijn zin heb”. Zo onthulde ze dat er in het kabinet „ontzettend veel met elkaar wordt gelachen”. Vrijdagavond mocht dan eindelijk de rest van Nederland zien hoe leuk het kabinet het heeft.



De vier vicepremiers waren uitgenodigd in Nieuwsuur (NOS/NTR) naar aanleiding van het regeerprogramma dat die middag was gepresenteerd, maar het ging vooral ook veel over de onderlinge sfeer. Ze zaten er vrolijk bij, zei Fleur Agema (PVV). Ze aten samen broodjes, zei Sophie Hermans (VVD).

Ze zagen elkaar zó veel, lachte Mona Keijzer (BBB). Sterker: hij zag deze dames vaker dan zijn eigen vróúw, zei Eddy van Hijum (NCSC). Als presentator Jeroen Wollaars toekwam aan een kritische vraag, kreeg hij vier paar boze ogen op zich gericht.

Hield Hermans haar PVV-collega's nog steeds scherp in de gaten, zoals ze had aangekondigd na de omvolkingsuitspraken van (toen nog toekomstig) minister Marjolein Faber? Hermans vertrouwde erop dat ál haar collega's hun werk deden met „motivatie, passie en toewijding”, zei ze. „Dus ook alle PVV-ers?”, vroeg Wollaars. „Even om dat punt te maken.

..” „Een zuur punt”, snauwde Agema.

Ongezelligheid – bah! Het viertal slaagde erin elkaar het hele interview lang niet af te vallen. „Ik vond het grote klasse van ons”, zei Keijzer aan het eind van de rit. De vier vicepremiers balden zich samen tot één grote brok van hoop, lef en trots.

Met zes handjes klopte het nieuwe radicaal-rechtse wezen zich blij op de eigen zes schoudertjes. Grote klasse, Fleur. Nee, Mona – jíj grote klasse.

Nee, jongens – wíj grote klasse. Elders op tv stond die avond nóg iemand zichzelf genoegzaam op de eigen schouders te kloppen. Dat was Gordon, in de tweede aflevering van zijn nieuwe realityserie.

Daarover had ik aanvankelijk weinig zin iets te schrijven omdat Gordon in de eerste aflevering kijkcijferwatcher Tina Nijkmap al een „viswijf” noemde en tv-columnist Angela de Jong een „onsympathieke harses” toedichtte, en ik geen dringende behoefte voelde aan zo’n recensie van mijn hoofd in een eventueel vervolgseizoen (ik ben ook maar een mens). Maar Dit ben ik: Gordon (Talpa) is te merkwaardig om links te laten liggen. De serie volgt Gordon in zijn dagelijks leven, van fysiobezoekjes tot filmpremières.

Die beelden worden afgewisseld met stukjes interview in een dramatisch donkere studio, waarin Gordon uitgebreid vertelt wie hij nou écht is. Wispelturig. Ongeduldig.

Liefdevol. Zorgzaam. Gordon.

Er lijkt een belofte van zelfreflectie in het format te zitten, of op zijn minst reflectie op de omgang van de artiest met de media: in de intro zitten snedige opmerkingen van critici verwerkt, het studiointerview heeft iets weg van een therapiesessie. Maar Gordon is vooral druk met het uitfoeteren van iedereen die kritiek heeft. Verder scharrelt hij wat rond op Dubai, maakt hij zichzelf een paar keer aan het huilen door aan vervelende dingen te denken en probeert hij zijn fysio aan het lachen te krijgen met vrij onvriendelijke grapjes over Lucille Werner, om daarna door te mokken over mensen die onvriendelijke dingen over hem hebben gezegd.

Uiteindelijk lijkt de doelgroep van Dit ben ik: Gordon te bestaan uit één heel specifieke kijker. Die zal vrijdagavond tevreden naar zijn tv-scherm hebben gestaard, de ogen gericht op zijn eigen blonde hoofd. Zo liefdevol.

Zo Gordon. Wie weet heeft hij het zichzelf ook met een trots knikje toegefluisterd: „Ik vond het grote klasse van ons”..