Niet informatie, maar data is wat sociale media drijft

Pas als we sociale media zien voor wat ze daadwerkelijk zijn, kunnen we de gevaren van Instagram, X en Facebook aanpakken, stelt Peter Smet.

featured-image

Fake news wint op Facebook. Sinds Zuckerberg aankondigde te stoppen met factchecken op ’s werelds grootste sociale medium, is iedereen in rep en roer. Het digitale dorpsplein zou veranderen in een riool vol bullshit.

Het is precies de ophef die Zuckerberg wil. De heisa rond factcheckers blaast de nieuwste wolk in zijn steeds dikkere rookgordijn. Zuckerberg trekt ons mee in een verhaal, waar we dolgraag in geloven.



In de discussie over factcheckers versus vrijheid van meningsuiting, worden sociale media afgeschilderd als informatie systemen. In die logica bezoeken wij platforms als Facebook en X, om geïnformeerd te worden over de wereld. En die informatiehonger kan gestild worden met objectieve feiten van betrouwbare partijen – of met mis- en desinformatie van trollen en wappies.

Factcheckers proberen deze strijd in het voordeel van de waarheid te beslechten. Op zich is dat geen gekke gedachtegang. Sociale media werden terecht geroemd om hun rol in de Arabische Lente.

Ze gaven een stem aan onderdrukten en maakten mobilisering mogelijk. Maar in het wilde westen van de digitale markt, sneuvelden progressieve principes al snel. Sociale media ontwikkelden zich tot datasystemen.

Data bleken de grondstof van de 21ste eeuw. Met data kunnen we het gedrag van mensen lezen, voorspellen en uiteindelijk sturen. Wie de meeste data verzamelt, wordt dé tussenpersoon voor iedereen die iets wil van de digitale mens.

Die digitale mens kan consument zijn, die iets koopt van adverteerders. Maar die kan ook burger zijn, die digitaal belastingaangifte doet. Daarbij zijn data, in tegenstelling tot wat we denken, een eindige grondstof.

Net zoals olie, goud of lithium. Wij produceren data met ons gedrag. We klikken, kijken, luisteren en scrollen.

Maar we kunnen dat gedrag wel maar op één plek en op één moment tegelijkertijd vertonen. Daarom claimen sociale media zoveel mogelijk van ons gedrag. Elk moment dat we niet op Facebook zitten, produceren wij data voor een concurrent.

Dus buiten sociale media onze zwakste plekken uit. Inmiddels is de gedragswetenschap glashelder over wat ons drijft. Rationele keuzes en morele overwegingen leggen het af tegen onbewuste voorkeuren en onderbuikgevoelens.

Rationeel willen we heus geïnformeerd worden. Maar sociale media boren dieperliggende behoeften aan: het verdrijven van eenzaamheid en verveling. Daar bieden sociale media individuele oplossingen voor, die tegelijkertijd het collectief ondermijnen.

Verbinding is het beste medicijn tegen eenzaamheid. Die vind ik als onderdeel van een groep, maar wordt nog sterker als mijn groep wordt bedreigd door buitenstaanders. Polarisatie als perverse prikkel voor verbinding.

Hetzelfde geldt voor verveling: vermaak lost dat op. Een relatief onschuldige uiting daarvan is shock cuisine . Neem de viral video’s van de zogeheten Dubai-reep.

Het lijkt een normale chocoladereep. Maar breek het doormidden en er druipt een overdadig groen goedje uit. Shock 1.

Dan neemt de influencer een hap – en hoor je een crunch die eerder past bij chips dan bij chocola. Shock 2. Tot slot is er de smaakexplosie: zoet, romig, ziltig, vettig en knapperig ineen.

Schock 3. Het wordt minder onschuldig, als we dit mechanisme toepassen op informatie. Een krantenartikel is weinig vermakelijk, als je het vergelijkt met de shock value van roddels en nepnieuws.

Wat is schokkender: immigranten die in tenten moeten slapen – of immigranten die honden en katten eten? Politici die brokken maken of een almachtige deep state die ons manipuleert? Met aan het minst vermakelijke uiteinde van het spectrum: een factcheck van iets wat je drie dagen en 300 reels geleden langs hebt zien komen. Het pijnlijkste bewijs van dit mechanisme, vond plaats in Canada. Omdat sociale media nog als informatiesystemen werden gezien, gebood de Canadese overheid Facebook om nieuwsmedia te betalen voor het tonen van artikelen.

Burgers lieten zich immers informeren via Facebook, dat daarmee profiteerde van journalistiek. Facebook betaalde niet. Wel haalde het alle nieuws uit het algoritme.

Canadese gebruikers troffen geen enkel nieuwsmedium meer in hun tijdlijn. Onderzoekers bevroegen een halfjaar later de Canadese Facebookgebruikers. Hun conclusies waren ontluisterend.

Gebruikers hadden niks gemerkt. Sterker nog: ze voelden zich nog net zo geïnformeerd als voorheen. Sociale media zijn gevaarlijk voor democratische rechtsstaten.

En dat gevaar gaan we niet afwenden als we sociale media blijven beschouwen als informatiesystemen. Het zijn datasystemen, die als geraffineerde gokmachines inspelen op onze menselijke zwaktes. Met als eindpunt een monopoliepositie in al onze digitale levens.

Een monopolie dat niet alleen de markt verstoort, maar ook de maatschappij stuurt en de staat buitenspel zet. Praten over factchecken, leidt af van de vragen die we moeten stellen bij elk monopolie. Tegen oliebaronnen zeiden we ook niet: prima dat jullie alles beheersen, als jullie dat maar integer doen.

Je kunt geen voorwaarden dicteren aan een monopolist. Je kunt monopolies alleen opbreken en een duurzame voedingsbodem bieden voor concurrenten. Zullen we het daar eens over hebben?.