Niemand zit nog te wachten op tweedehands textiel uit Nederland

Inzamelaars en sorteerders van gebruikte kleding draaien verlies. Andere landen hoeven geen Nederlandse tweedehandsjes meer. Bij het sorteercentrum in Assen liggen de balen textiel torenhoog opgestapeld. „Er is gewoon niemand die het wil hebben.”

featured-image

„Ik krijg het hier heel warm van. Of beter gezegd: Spaans benauwd.” Charles Graft kijkt naar een berg kleding, in balen geperst, met wit plastic omhuld.

De zakken liggen hoog opgestapeld in de bosjes. Hij staat naast het sorteercentrum Sympany in Assen, waarvan hij directeur is. Binnen is het vol, daar liggen de balen tot het plafond.



Daarom zijn ze ook buiten opgestapeld, tot de randen van het erf. „Er is gewoon niemand die het wil hebben.” Sympany regelt voor 67 gemeenten inzameling, sortering en export van tweedehands textiel.

De meeste afgedankte kleding uit de textielbakken gaat van oudsher als tweedehands kleding naar andere landen. Maar er is crisis in de Nederlandse kledinginzameling- en sorteerindustrie: de verkoopprijzen voor gesorteerde tweedehands kleding zijn de eerste helft van dit jaar met meer dan 30 procent gedaald. Inzamelaars en sorteerders kampen met oplopende voorraden, aldus de Vereniging Herwinning Textiel.

„Zowel inzameling als sortering van gebruikt textiel is op dit moment verlieslatend”, zegt Lennert Vermaat, secretaris van de branchevereniging. De moeilijke markt heeft verschillende oorzaken: Oekraïne en Rusland zijn met hun oorlog (grotendeels) weggevallen als klant. Ook in andere delen van de wereld leidt onrust tot verminderde vraag.

Een andere belangrijke oorzaak ligt in wat ultrafastfashion heet, supergoedkope kleding van twijfelachtige kwaliteit. „We zien buiten Europa, met name in de Afrikaanse landen, dat de vraag afneemt”, zegt Vermaat. „Door ultrafastfashionpartijen als het Chinese Shein en Temu zijn veel mensen die tweedehands textiel kochten voor het eerst in staat nieuwe kleding te kopen.

Dat concurreert onze tweedehands kleding weg.” De crisis kent al slachtoffers. In juni werd Ada Textiel Recycling, een kledingsorteerder in Maassluis, failliet verklaard.

Het bedrijf worstelde ook met de moeilijke marktomstandigheden. Er werkten dertig mensen. De vraag naar tweedehands textiel schommelt wel vaker, zegt Vermaat.

„En meestal stabiliseert zich dat wel weer na een tijdje. Alleen door de opkomst van ultrafastfashion lijkt er definitief een alternatief gekomen voor tweedehands kleding.” In Nederland komen per jaar ongeveer een miljard kledingstukken op de markt.

Van de kleding die wordt afgedankt, verdwijnt 55 procent in de prullenbak, om later in de verbrandingsoven te belanden. De rest gaat naar een kringloopwinkel of textielcontainer, en wordt daarna ingezameld en gesorteerd. Het grootste deel hiervan is bestemd voor de tweedehandsmarkt in andere landen.

Wat niet meer draagbaar is, wordt soms gerecycled tot bijvoorbeeld isolatiemateriaal. De rest wordt verbrand. De metershoge stapels van witte balen kleding bij het sorteercentrum in Assen doen in de verte denken aan poolbergen.

Alleen: deze smelten niet, ze groeien. Sympany-directeur Graft huurt nu twee extra loodsen om gesorteerde kleding op te slaan. Hij is op zoek naar een derde.

Hij heeft zo’n twee miljoen kilo aan kleren staan, gokt Graft. Afzetmarkt of niet, de openbare textielbakken moeten wél worden geleegd. Zo blijven de vrachtwagens met oud textiel maar komen.

Hier in Assen zijn dat er vier tot zes per dag. Ze rijden naar de zijkant van het pand, waar de chauffeur de laadbak schuin omhoog takelt en de lading – achtduizend kilo textiel – op een metersbrede loopband kiept. Terwijl de zakken kleding op de band vallen, is luid rinkelend glas te horen.

Glas? „Ja, er zit veel glas tussen de kleding”, zegt Graft. „Mensen doen dat in de textielbak met het idee dat anderen dat weer kunnen gebruiken.” Wat krijgt hij eigenlijk niet binnen via deze vrachtwagens? Karren vol heeft hij staan met elektronica als föhns, snoeren en tosti-ijzers, met boeken, cd’s en poppen.

Dat zijn goedbedoelde afdankertjes. Maar niet iedereen heeft goede bedoelingen. Mensen gooien afval in de textielbak, om bijvoorbeeld niet te hoeven betalen voor afvoer van bedrijfsafval.

„Varkenskoppen”, zegt Graft. „Die hebben we al vaker binnen gekregen. En maandag hadden we stukken vis.

Een visboer had z’n overtollige vis in de textielbak gegooid. De maden kropen over de band. Het duurt heel lang voor je dat weer schoon hebt.

” Eén keer viel er „een pistool” uit de vrachtwagen. „Geladen.” Dat zijn de spectaculaire verhalen.

Maar de medewerkers van Sympany halen vooral vuilnis en te vuil textiel van de lopende band. De vracht wordt via die band omhoog gevoerd, waarna twee twintigers op sneakers de zakken snel controleren en verkeerde spullen als billendoekjes verwijderen en over hun schouder gooien. Een deel van wat binnenkomt, gaat naar Litouwen voor verdere sortering.

Een ander deel sorteren medewerkers van Sympany zelf. In de hal klimt Graft een trapje op om de inhoud van een grote kar te tonen. „Kapotte jeans.

Wij kunnen er nog isolatiemateriaal van laten maken. Dat wordt verkocht bij de Praxis.” Daar moet Sympany geld op toeleggen.

„Recycling is eigenlijk altijd verlieslatend. Sorteerders zoals wij, die recycling erbij doen, financieren dat met onze verkoop op de tweedehandsmarkt.” In Europa blijft de kledingrecyclingindustrie al jaren klein.

Doordat nieuw gemaakte kleding zo goedkoop is, kan recycling er niet tegenop concurreren. „Wat ook niet helpt”, zegt Graft, „is dat we in Nederland nauwelijks meer een textielindustrie hebben. Wij werken samen met Saxcell, een bedrijf dat pulp kan maken van oud katoen.

Daar kun je nieuw textiel van maken. Maar omdat hier geen textielindustrie is, moet die pulp naar India worden gevaren. Dat is altijd duurder dan daar kleren maken van nieuw katoen.

” In een van Grafts loodsen worden de kleren samengeperst en in de witte zakken geladen, per zak 450 kilo. ‘Afrika Light Mix’, staat met zwarte stift op een van de zakken gekrabbeld, ofwel: speciaal gesorteerd voor de Afrikaanse tweedehandsmarkt. Jurken, polo’s en blouses met bloemenprint.

„We doen dit al 35 jaar, dus we weten precies wat we moeten hebben. Een beetje luchtig en vrolijk.” Deze zak raakt hij nog wel kwijt, zegt Graft.

Hij noemt het A-kwaliteit, al is het tweedehands. Maar B-kwaliteit – „zichtbaar verwassen” – die niet. „Er is geen vraag meer naar.

Dus we zakken in prijs, en zakken, zakken, zakken. Maar op een gegeven moment kun je niet verder.” Graft verliest elke maand geld, zegt hij.

„We hebben gemeenten uitgelegd dat we ze nu niet kunnen betalen voor het ingezamelde textiel. Sommige gemeenten accepteren dat.” Sympany is een stichting en geen bedrijf.

Toch kan ook een stichting over de kop gaan. „Dan is er geen geld meer om de lonen te betalen.” Hoelang ze het nog kunnen uitzingen, durft hij niet te zeggen.

Omvallen? „Het zou kunnen gebeuren.” Voor kleding die hij echt nergens kwijt kan, kan hij geen loodsen blijven huren. De verbrandingsinstallatie is dan de enige oplossing – al kost ook dat geld.

Verbranden kledingsorteerders al meer? „Ja”, knikt Graft. „Heel veel.” Graft hoopt dat de politiek kan ingrijpen om zijn sector te ondersteunen.

Daarbij helpt het niet dat kledingexport een slechte naam heeft gekregen door mediareportages over kledingafvalbergen in bijvoorbeeld Ghana . „Wij weten precies waar onze kleding naartoe gaat”, zegt Graft. „Op sommige plekken hebben we via onze partners zelfs eigen winkels.

Als het gaat over afvalbergen in het buitenland, denk ik vaak: we hebben echt boter op ons hoofd. Meer dan de helft van de honderden miljoenen kledingstukken die we hier in Nederland jaarlijks weggooien, gaat direct naar de verbrandingsoven. De grootste afvalberg van kleding, daar zitten we hier zelf op.

”.