Het verschil tussen Britse en Amerikaanse humor? „Doen Amerikanen altijd het voor de hand liggende, de Engelsen doen altijd het ongewone”, constateerde een Amerikaanse criticus in 1910 naar aanleiding van de Britse invasie – Charlie Chaplin, Stan Laurel – in de toenmalige variété en stille film. Dat verschil bleef. Waar de in tradities en subtiele klasseverschillen ingesnoerde Britten overal absurditeit zien, zoeken Amerikaanse komieken de grootste gemene deler.
Dat moet ook wel om de cultureel diverse Amerikanen aan het lachen te krijgen. Ben je van zekere leeftijd en kom je uit een VPRO-gezin, dan groeide je op met de Britse humor van Monty Python. En mogelijk met de Amerikaanse grollen van de vorige week op tachtigjarige leeftijd overleden Jim Abrahams, die zich met zijn jeugdvrienden David en Jerry Zucker – ook wel ZAZ – toelegde op melige parodie.
Ik ben zo’n Gen X-vader die zijn kinderen tot wanhoop dreef met ZAZ-quotes. „Surely, you can’t be serious? I am serious, and don’t call me Shirley.” Het hielp dat ik als scholier Kentucky Fried Movie vijf keer in één week zag.
Met gestolen geld, moet ik bekennen, dat we in bioscoopkaartjes en een blok hasj staken. Mijn moeder kreeg er lucht van, dwong ons de buit anoniem terug te betalen, en tot zover mijn criminele loopbaan. Maar Zucker, Abrahams en Zucker waren sindsdien mijn ‘guilty pleasure’.
Zelf was het trio idolaat van komiek Mel Brooks. In zijn spoor legden ze zich toe op ‘spoofs’: groteske, smakeloos schmierende parodieën op alles wat zoal op televisie voorbij kwam. Dat werden sketches voor hun Kentucky Fried-theatergroep, die regisseur John Landis in 1977 in een hitfilm vertaalde, Kentucky Fried Movie : een baldadige parodie op een avondje Amerikaanse tv met talkshow, hoofdfilm, trailers , reclame en goede doelen : „ Despite millions of dollars in research, death continues to be our nation’s number one-killer .
” De hoofdfilm was een kungfu-spektakel met een Bruce Lee-type die het opnam tegen onder meer Kwang (‘tough and ruthless’) en diens chauffeur Wang (‘rough and toothless’). ZAZ-films waren sketches zonder veel plot, maar met een hoge dichtheid aan niet-functionele seks, zinloos geweld, slapstick, non sequiturs, running gags en taalgrappen. Het trio bracht dat in hun eerst zelf-geregisseerde hitfilm Airplane! (1980), een spoof op de populaire vliegtuigrampenfilm, met uitgestreken smoel.
Ze castten geen komieken maar tv-gezichten, met name parelgrijze doch viriele vaderfiguren die toen nog overal redding brachten. De ZAZ-muze werd Leslie Nielsen, de blunderende inspecteur Frank Drebin in tv-serie Police Squad en de populaire Naked Gun -trilogie. Die films maakten veel winst, dus kookte Hollywood er een genre uit.
Jim Abrahams gaf er de brui aan na twee Hot Shots! -films die Top Gun en Rambo op de hak namen. Hij stak zijn energie in zijn aan epilepsie lijdende zoon en het propageren van een ketogeen dieet. De laatste twintig jaar van zijn leven worstelde hij met leukemie.
Wat maakte ZAZ-parodie in hun hoogtijdagen leuk? De hoge grapdichtheid, de puberale wansmaak? Zeker, maar ook de brutaliteit waarmee men totale ongein als humor verkocht. Denk aan inspecteur Drebin die in The Naked Gun met onthechte blik onder het rokje van Priscilla Presley lijkt te gluren terwijl ze op een ladder iets uit een kast haalt. „ Nice beaver ,” zegt hij.
Waarna zij hem een opgezette bever aangeeft. „ Thank you, I just had it stuffed. ” Je grinnikt hoofdschuddend over zoveel meligheid.
Anderen vinden het gewoon grappig. Dat maakt het tot Amerikaanse humor: op meerdere niveaus toegankelijk..
Vermaak
Nice beaver! De melige humor van Jim Abrahams
Jim Abrahams overleed vorige week. In de jaren zeventig en tachtig legde hij zich met zijn jeugdvrienden David en Jerry Zucker toe op ‘spoofs’: groteske, smakeloos schmierende parodieën. Wat maakte hun films zo leuk?