Nederland is verslingerd geraakt aan Kazachstaanse olie, omgeven met ziekte, milieuschade en corruptie

Nu Nederland geen Russische olie meer importeert, komt het uit Kazachstan. Het land is vervuild door de oliewinning en de politieke elite van de autocratie verrijkt zich – met hulp van Nederlandse bedrijven. „Alles is er giftig.”

featured-image

Voor het dorpshuis van Damba, een rommelig gehucht buiten de Kazachse oliehoofdstad Atyrau, parkeert een glanzende, luxe, witte personenbus. Eén voor één komen de twintig inzittenden het trapje af. Het zijn medewerkers van NCOC, een olieconsortium van Shell en zes andere oliemaatschappijen.

Zo te zien hebben ze in de airco gezeten. De voorhoofden zijn droog, de witte bloesjes en overhemden ongekreukt. De bezoekers snellen naar binnen, weg uit de brandende zon.



Maar ook in het dorpshuis is het snikheet. De 37 graden van gistermiddag hangt nog tegen het plafond. Het dorpshuis annex dorpstheater, in de Sovjetjaren gebouwd en van binnen beschilderd met taferelen van kolchozen en visserscollectieven, moet de enige niet gekoelde zaal in de verre omgeving zijn.

De twee ventilatoren die de busreizigers hebben meegebracht, richten ze op zichzelf. Daar komt het publiek, te voet, door de stoffige straat. Het zijn oude vissers die afgelopen decennia hun belangrijkste inkomstenbron zagen verdwijnen: de kaviaar van de Kaspische steur.

Er is een gepensioneerde dierenarts bij, een monteur, een boekhouder, een moeder met een dochter die aan haar mobieltje geplakt zit, een overheidsfunctionaris, en nog zo’n twintig inwoners. Ze komen voor de bijeenkomst die NCOC, de uitbater van het gigantische olieveld Kashagan in de Kaspische Zee, heeft opgetuigd. NCOC moet de bewoners consulteren over een nieuw baggerproject, dat is verplicht.

Vanachter een boom bij de voordeur filmt een man iedereen die het dorpshuis binnenkomt. Al is er geen Nederlander te bekennen, de Nederlandse handtekening staat groot en fier onder dit project. Op de banner voor het podium staat het logo van aandeelhouder Shell.

De kunstmatige eilanden voor de boorinstallaties zijn getekend door ingenieursbureau Witteveen en Bos uit Deventer en aangelegd door Boskalis uit Papendrecht. De ondiepe Kaspische Zee is uitgebaggerd door het Rotterdamse Van Oord. En nog belangrijker: Nederland is in rap tempo grootgebruiker geworden van Kazachstaanse olie.

Aangejaagd door de sancties tegen Rusland is de olie-import uit Kazachstan de afgelopen twee jaar verachtvoudigd. Nederland importeert nu meer olie uit Kazachstan dan uit Saoedi-Arabië. Een flink deel komt hier vandaan, uit het Kashaganveld bij Damba.

Het gaat in het dorpshuis op deze dag in juni over het uitbaggeren van een stuk zeebodem. Liever hadden de dorpsbewoners vragen gesteld over de verstikkende lucht die in maart als een deken over het dorp lag. Mensen konden niet ademen, ze roken niks meer, ramen en deuren moesten dicht blijven, vertellen ze voor de bijeenkomst aan NRC .

Was het giftig waterstofsulfide van het booreiland of van de ontzwavelingsfabriek? Wie kent niet de verhalen van oliewerkers die niet meer wakker werden uit hun slaap, gestikt in een zwavelwolk? Mensen in Damba zijn ziek, hebben longklachten, kanker, hartproblemen, maar antwoorden blijven uit. Daarover gaat het vanochtend niet. Een vrouw van het olieconsortium presenteert met luide stem technische sheets over waterniveaus en micro-organismen, de lettertjes zijn onleesbaar klein, grafieken missen waarden.

Een oudere vrouw in het publiek met twee gouden tanden pakt de microfoon. „Wij willen geen moderator van NCOC”, zegt ze. „We willen een onafhankelijk iemand.

” Haar verzoek wordt afgewezen. „Waarom schreeuwt u zo hard?”, wil een andere vrouw weten. „En de slides zijn zo technisch dat niemand ze snapt.

” „Waarom zitten we in deze zaal waar we niet kunnen ademen?”, vraagt nog een ander. „Wie werkt er hier voor NCOC?”, vraagt iemand uit het publiek aan de zaal. „Steek je hand op.

Zie je? Niemand. We krijgen helemaal geen werk van jullie.” Een man vraagt om een baan voor z’n kleinkind.

De zon staat op het dak, het is benauwd in de zaal. Een oudere man op de eerste rij wordt onwel. Het olieconsortium deelt flesjes water uit, maar die bereiken vooral het eigen personeel.

„Alle documenten zijn online te vinden op Ecoportal”, besluit de spreker na ruim twee uur. En daar gaan de oliemensen weer, in de gekoelde bus, de ventilatoren gaan mee. De dorpsbewoners druipen bezweet af.

Eén vrouw blijft achter, zij die om een onafhankelijke moderator vroeg. Het is de lokaal beroemde milieuactivist Galina Tsjernova, een vrouw van zeventig jaar met een harde lach. „Ze houden hun besprekingen hier, omdat het hier snikheet is, en weg van de stad.

Hier komen nauwelijks mensen die hen tegenspreken. Dat is precies hoe ze het willen.” Als de verslaggevers wegrijden uit Damba, trekt een moderne Lada-terreinwagen achter hen op.

Die blijft hen tot ver in de stad volgen. Pas na een tussenstop en drie onverwachtse afslagen geeft de Lada het op. Damba voelt geen liefde voor het olieveld.

Wat brengt het hen? En daarin staat het dorp niet alleen. Ook in het consortium dat het olieveld uitbaat, heerst chagrijn. „Alles is giftig aan Kashagan”, zegt een oud-manager van Shell in Kazachstan die in een café leegloopt over de corruptie in het project.

„De olie is giftig, de sfeer in het consortium is giftig, de manier van zakendoen is giftig.” Dat was niet het rooskleurige beeld dat premier Ruud Lubbers eind jaren tachtig schetste van de eindeloze reserves achter het IJzeren Gordijn. Op zijn initiatief kwam er een Europees ‘energiehandvest’, met als doel de aardgas- en oliewinning in de Sovjetrepublieken „te moderniseren in ruil voor langdurige leveranties aan het Westen”, zoals NRC Handelsblad destijds schreef .

Bedrijven die de sprong naar het oosten waagden, zouden door het handvest beschermd worden tegen nationalisatie, heffingen en willekeur van overheden. Negen dagen na de val van de Sovjet-Unie tekende de piepjonge en straatarme republiek Kazachstan Lubbers’ handvest. Westerse ondernemers konden gaan verdienen aan de Kazachstaanse petrochemische industrie – een kans die veel Nederlandse bedrijven grepen.

Kazachstan zou uitgroeien tot een vrije, stabiele handelspartner en olieleverancier voor Nederland, op een strategisch kruispunt tussen China, Rusland en het Westen. Die belofte kwam niet uit. NRC sprak politici, wetenschappers, diplomaten, activisten, artsen, advocaten en vertegenwoordigers van de olie-industrie in Nederland, de VS en Kazachstan, bezocht olievelden en sociale projecten van oliebedrijven en spitte in samenwerking met internationaal journalistiek consortium ICIJ duizenden documenten door, waaronder omstreden contracten tussen Kazachstaanse en Nederlandse bedrijven.

Uit dit alles blijkt dat de verhouding van Nederland met de Kazachstaanse olie-industrie giftig en wankel is. Ja, Nederland verdient goed in Kazachstan. Shell maakte in 2023 bijna anderhalf miljard dollar winst in Kazachstan.

Nederland is er „de nummer één buitenlandse investeerder”, zoals president Kassym-Zjomart Tokajev afgelopen mei nog tegen Mark Rutte zei, toen die als premier op bezoek was in zijn roomwitte paleis. Maar zoals Nigeria is beschadigd door de oliewinning, zo is ook Kazachstaanse olie waar Nederland aan verslingerd is geraakt, omgeven met ziekte, milieuschade, repressie en corruptie. Kazachstan groeide de afgelopen dertig jaar niet uit tot een welvarende en stabiele democratie.

De rijkste families konden hun macht bestendigen dankzij miljarden uit de olie-industrie, met hulp van Nederlandse bedrijven. Kazachstan werd een corrupte autocratie die draait op oliegeld. Wie het regime of de olie-industrie bekritiseert, wordt geschaduwd en afgeluisterd.

Journalisten en activisten worden bedreigd, gevangengezet, raken betrokken in verdachte auto-ongelukken of worden vermoord. En niks is zeker. Buurland Rusland greep de afgelopen jaren stukje bij beetje de macht over de belangrijkste uitvoerroute van de Kazachstaanse olie, de CPC-pijpleiding .

Intussen stelt de Kazachstaanse staat, al lang niet meer zo arm en weerloos, zich almaar vijandiger op tegenover westerse oliebedrijven. Vorig jaar legde Kazachstan meerdere milieuboetes van miljarden op aan het olieconsortium waar Shell in zit. Daar kwam later nog een claim van 160 miljard dollar bovenop voor gemiste inkomsten uit het Kashaganveld.

Die claim is bedoeld, denken ze bij Shell, om de decennia durende contracten open te breken. Of erger. Bij Shell is het trauma van Sachalin nog vers.

In dat enorme olie- en gasproject op een oostelijk eiland van Rusland greep de Russische staat stap voor stap de macht, om het twee jaar geleden volledig te nationaliseren. Shell stond machteloos. Net als nu bij Kashagan gebeurt, begon Rusland zijn machtsgreep met hoge milieuboetes en enorme claims.

Wat is Kazachstan, dat voor de uitvoer van olie zwaar afhankelijk is van Rusland, van plan? Afpakken? Weggeven aan Russische of Chinese bedrijven? Net nu het Westen steeds afhankelijker wordt van Kazachstaanse olie, is de relatie zuurder dan ooit. „Geachte heer Richard Howe”, begint de brief die de Shell-directeur in het voorjaar van 2021 ontvangt. Hij is dan hoofd van NCOC, het Kazachstaanse olieconsortium waar Shell deel van uitmaakt.

„Zoals u weet is de regio Atyrau een van de meest vervuilde gebieden”, vervolgt de brief. „Vooral kanker en aangeboren afwijkingen nemen toe.” De briefschrijver is kinderarts Goelnara Taoemanova.

Zij wil met de Shell-directeur in gesprek over een kliniek die zij wil opzetten. „Onze vorige brieven van 11 september 2020 en 15 februari 2021 bleven onbeantwoord.” Ook op deze brief komt geen reactie.

Al in de jaren tachtig viel het Taoemanova op dat de gezondheid van de kinderen die ze in haar spreekkamer zag slechter was dan die van hun ouders en grootouders. Terwijl de kinderen nog niet rookten of dronken. Veel van hen leden aan bloedarmoede, ondanks het nomadische, vleesrijke dieet.

Opvallend veel kinderen hadden wat ze ‘dik bloed’ noemt, met klonteringen. Taoemanova werkte toen in Atyrau, waar de olie-industrie in kleine velden goed op gang was gekomen. Ze komt zelf uit een familie van oliewerkers.

Als jonge vrouw hoorde ze de verhalen van oliewerkers die ’s nachts stierven in hun slaap door onverwachte zwavelwolken. „Het wakkerde mijn interesse in onderzoek aan.” Voor haar promotieonderzoek verzamelde ze bloedmonsters, urine en haren van kinderen uit Atyrau, en vergeleek die met monsters uit andere plekken in Kazachstan en uit Sint-Petersburg.

Al eind jaren negentig waren de resultaten alarmerend, zegt ze, terwijl ze korrelige microscoopbeelden van bloedmonsters toont. Kinderen in Atyrau hadden meer bloedaandoeningen, tuberculose, luchtwegklachten, kanker en aangeboren afwijkingen dan elders in het land. En in die jaren waren de grote olievelden nog niet eens in gebruik.

Die velden waren in 1979 ontdekt door Sovjetgeologen: twee gigantische reservoirs, diep verstopt onder de zoutlagen van het Prekaspische Bekken. Algauw werd duidelijk dat ze onbereikbaar waren met gedateerde Sovjettechnologie. Nergens ter wereld zit de olie zo diep, onder zulke hoge druk en temperaturen als daar.

Het ongewoon hoge percentage dodelijk waterstofsulfidegas maakt de oliewinning ook nog eens uiterst gevaarlijk. Hóe gevaarlijk, bleek wel op 24 juni 1985, bij boorput 37 op olieveld Tengiz naast de Kaspische Zee. Geologen wilden er tot vijfduizend meter diep boren om het reservoir in kaart te brengen.

Maar toen de boor op vier kilometer onverwachts hoge druk tegenkwam, spoot de boorvloeistof uit de put vol en vloog de put in brand. Een vuurkolom van meer dan tweehonderd meter spoot omhoog, opgestuwd door het waterstofsulfidegas dat onder hoge druk uit de bodem werd geperst. De grond rond de put werd heter dan 300 graden Celsius, de lucht kookte.

Alleen in een soort maanpakken konden oliewerkers het lek bereiken, maar blussen bleek onmogelijk. De gigantische vuurpilaar brandde 399 dagen lang. In de jaren erna ontdekten geologen nog een megaveld onder de noordelijke Kaspische Zee, Kashagan.

Maar ook dat veld was onbereikbaar zonder geavanceerde westerse boortechnologie. Te diep, te giftig, te riskant. Kinderarts Taoemanova was er getuige van hoe westerse oliemaatschappijen na de val van de Sovjet-Unie stonden te dringen rond de Kazachstaanse olievelden, De Amerikaanse oliegigant Chevron was de eerste, en tekende in 1993 een contract met de kersverse president Noersoeltan Nazarbajev voor Tengiz.

Kazachstan had geen eigen juristen om de onderhandelingen te voeren – juristen van Chevron schreven alle contracten. Niet veel later kwam het Brits-Nederlandse Shell, dat ook in een megaveld wilde stappen. Maar dat gebeurde pas nadat Nederland in 1996 een – voor Kazachstan zeer ongunstig – belastingverdrag had afgesloten.

Meteen het jaar erop tekende Shell met andere bedrijven een veertigjarig contract voor het Kashaganveld. Nu de megavelden in vol bedrijf zijn, is Atyrau met z’n 350.000 inwoners „een levend laboratorium” geworden, zegt Taoemanova.

De stad kampt met zware metalen in bodem en water, met fijnstof en stikstofoxiden in de lucht en met een onbekende erfenis van zwavel- en olie-afval dat afgelopen decennia is gedumpt. En dan zijn er nog die wolken giftig waterstofsulfide. Dat de olie Kazachstan welvaart brengt, erkent Taoemanova ook.

In Atyrau verrijzen luxueuze winkelcentra en chique wooncomplexen, en de auto’s groeien mee met het geld. Maar de bevolking wordt tegelijkertijd ook zieker. „Zieke kinderen worden geboren uit zieke ouders.

” Laboratoriumonderzoek doet ze niet meer – daar is geen geld voor. Wel vroeg ze afgelopen jaren duizenden resultaten van bloedonderzoek op bij verschillende laboratoria. „Ziekte en sterfte is de afgelopen tien jaar scherp toegenomen door de oliewinning.

De laatste jaren zien we ook steeds meer chromosomale afwijkingen, kanker en kindersterfte.” Het moet veel beter onderzocht worden, zegt ze, zoals in de Sovjettijd gebeurde. „Maar de wil is er niet.

” Het kleine beetje onderzoek dat nog in Atyrau wordt gedaan, verloopt uiterst moeizaam. Ecologen Mansia Jessenamanova en Damilia Ryskalieva van de staatsuniversiteit van Atyrau vertellen erover in een koffiebar in Atyrau. Om de onrust over de luchtvervuiling te beteugelen, zette de overheid een paar jaar geleden twintig meetstations in de stad neer, samen met het olieconsortium met Shell erin.

Er kwam de gratis app AirKZ waarop de luchtkwaliteitsmetingen live zijn te volgen, en in de stad staan grote schermen met real time metingen. Maar erg betrouwbaar zijn de meetstations niet, zagen de twee ecologen tijdens hun onderzoek. Ze kijken elkaar aan met een cynisch lachje – sommige stations van het olieconsortium schakelden uit als er een hele vieze lucht in de stad hing, vertellen ze.

Zodra de vervuiling was opgetrokken, floepten ze weer aan. De twee vrouwen bekeken alle metingen tussen zomer 2021 en zomer 2022 in de stad die ze in publicaties een „ecologisch rampgebied” noemen. De resultaten waren ook zonder de ontbrekende data alarmerend.

Soms werd de maximaal toegestane concentratie voor waterstofsulfide met factor duizend overschreden, schreven ze in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift . Vaak ’s nachts, als mensen lagen te slapen. Alleen al in 2021 zagen ze 238 keer „hoge” concentraties van waterstofsulfide in de lucht, en vier keer „extreem hoge” concentraties.

Bovendien ontdekten ze een significant verband met sterfte: hoe hoger de concentratie waterstofsulfide in de lucht, hoe meer mensen in dat kwartaal stierven aan hart- en vaatziekten en luchtwegaandoeningen. Op de grond van de koffiebar kruipt Ryskalieva’s negen maanden oude zoontje rond. Dit onderzoek gaat ook hem aan, zegt ze.

„Waterstofsulfide is zwaar, het zakt naar de grond. Precies waar hij ademt.” De onderzoekers vermoeden dat de helft van het gif van de fabrieken van NCOC komt, maar het blijft gissen in een stad met zoveel vervuilingsbronnen – iets wat de bedrijven dan weer goed uitkomt.

In een reactie zegt NCOC dat het niet wil ingaan op het onderzoek, omdat de methodologie en data onduidelijk zijn. Ook op de onderzoeken van kinderarts Taoemanova reageert NCOC niet. Uit eigen onderzoek blijkt dat het consortium nauwelijks bijdraagt aan de luchtvervuiling, zegt NCOC.

Het consortium weigert het onderzoek te delen en stuurt enkel een powerpointpresentatie . Het stadsbestuur doet niks, ook niet tegen die haperende meetstations, waarvan NCOC zegt dat het die niet zelf kan uitzetten. Jessenamanova, diplomatiek: „We zien een overheid die economie afweegt tegen gezondheid.

” De weerstand tegen hun onderzoek was groot, merkten ze. Pas na lang zeuren kreeg Ryskaljeva gezondheidscijfers van de lokale overheid, met de waarschuwing dat ze „moest oppassen”. Oppassen voor wat? Dat wisten de bezoekers die in maart in een donkere, halflege vergaderzaal in Atyrau zaten voor een milieucongres ook niet precies.

De sfeer was dreigend, die dag. Bij de deur waar het congres werd gehouden, stonden mensen die zeiden dat de bijeenkomst was afgelast. Sommige bezoekers hadden de nacht ervoor geheimzinnige mannen aan de deur gehad, die erop op hadden aangedrongen om niet te gaan.

Op de dag van het congres werd de stroom in het hele blok afgesloten, zodat internationale sprekers niet konden inbellen en het licht uit bleef. Het zijn dit soort intimidaties die elk laatste beetje tegenspraak smoren in een stad die volledig draait op oliegeld. Dat weet Galina Tsjernova, de zeventigjarige leider van de plaatselijke milieubeweging die werd opgericht in het jaar dat Shell begon in Kazachstan.

De angst zet zich vast in je hoofd, weet Tsjernova. Wat als je kind niet meer wordt toegelaten op de universiteit? Wat als je je baan verliest? Wacht je het lot van Max Bokaj, de beroemde lokale activist die vijf jaar lang werd vastgezet in een strafkamp wegens opruiing, nadat hij protesteerde tegen buitenlandse investeringen? Of van de Kazachstaanse dissident die deze zomer werd doodgeschoten in Kyiv ? Tsjernova kreeg ook bezoek op de avond voorafgaand aan het ecologisch forum dat zij had georganiseerd. President Tokajev zou naar Atyrau komen, en daarvoor zouden de bezoekers een verklaring opstellen over de dramatische milieutoestand in de regio.

Daar zaten de autoriteiten blijkbaar niet op te wachten. De avond voor het congres, rond middernacht, belde er iemand aan, vertelt ze. Ze was alleen thuis.

Het was haar collega, een jonge, enthousiaste man met wie ze nauw samenwerkte en in wie ze een opvolger zag. Hij vroeg of ze even meekwam naar zijn auto. Toen ze instapte, bleek er nog een man in de auto te zitten.

De twee begonnen te vragen: waarom blaas je die hele bijeenkomst van morgen niet af? De jonge collega begon te huilen, zei dat ze zijn familie wat zouden aandoen als ze het forum zouden laten doorgaan. Pas om vier uur ’s ochtends lieten ze haar gaan. De volgende dag zag ze hem bij de congreszaal, hij vertelde bezoekers dat het forum was afgelast.

En de dag erna zag ze hem zitten naast de bezoekende president. „Hij straalde! Toen wist ik dat hij me had gebruikt. Ik denk dat hij al die tijd een verrader is geweest, en de organisatoren van het forum bespioneerde.

” Tsjernova komt alleen maar op voor schone lucht, voor de natuur, de zeehonden. Maar de strijd die ze voert speelt zich af op een ander toneel. Van de presidentsfamilie tot een lokale burgemeester, van hoog tot laag: politici profiteren persoonlijk van de olie-industrie.

Elke kritiek op die industrie bedreigt hun gedeelde belangen, dat drijft de repressie. Tsjernova: „Ik realiseer me telkens: milieu is politiek, en daarom worden milieuactivisten constant bedreigd.” Als je die gedeelde belangen wil zien, moet je kijken naar de sociale projecten die oliemaatschappijen financieren, zegt Tsjernova.

Die worden als strooigoed uitgekieperd over de regio, en vaak zijn ze absurd. Neem het ziekenhuis dat jaren geleden door een oliemaatschappij werd gebouwd in Dossor, een klein dorpje op de steppe. „Het gebouw stond er, maar de apparatuur kwam pas jaren later”, zegt Tsjernova.

„Al die jaren moesten mensen naar het ziekenhuis in Atyrau, honderd kilometer verderop.” Iedereen die NRC spreekt kan wel een bizar project noemen. Ken je dat voetbalveld dat scheef was aangelegd? Dat zwembad dat niet 25 meter, maar 23 meter lang was, zodat geen enkele professionele zwemmer normaal kon trainen? Dat voetbalstadion dat nauwelijks wordt gebruikt? Een school midden op de steppe waar geen kind kwam? De akim , de lokale gouverneur, die per se een nieuwe weg naar zijn eigen dorpje wilde? Een andere lokale bestuurder die een hippodroom wilde laten bouwen? In Kulsari, een stadje verderop, staat zelfs een spiksplinternieuw, volledig ingericht ziekenhuis met scanners, couveuses, operatiekamers en airco’s, betaald door een olieconsortium.

Vorig jaar werd het feestelijk geopend door lokale gouverneurs en oliemanagers van Chevron. Maar als de verslaggevers een half jaar later door de ramen naar binnen turen, blijkt ook dit ziekenhuis totaal verlaten. Het is nooit in gebruik genomen.

Deze projecten volgen een eigen logica, zegt Tsjernova. Oliemaatschappijen als Shell en Chevron zijn verplicht om jaarlijks een vast percentage van hun investeringskosten te besteden aan sociale projecten. De akimat , het lokale bestuur, kiest een project dat de belangen van ambtenaren, politici en hun vrienden dient, de oliemaatschappijen trekken de portemonnee.

De lokale elite is vaak maar een paar jaar aan de macht. „Daarom zijn sociale projecten bijna altijd bouwprojecten”, zegt Tsjernova. „Daar kun je snel veel aan verdienen.

” Bij Shell weten ze ook dat het altijd hommeles is met die sociale projecten. Eén Shell-manager: „Het consortium betaalde de verbouwing van het centrale plein in Atyrau. Dat werd zo duur, kwamen er gouden kranen in de fonteinen ofzo?” Een ander: „Je moest ontzettend opletten.

Dan kwamen er aannemers die lokaal tweehonderd dollar rekenden en voor NCOC ineens duizend.” Niet alleen sociale projecten worden zo verdeeld, vertellen meerdere oud-managers van Shell onafhankelijk van elkaar. Zo gaat het ook met de grote, commerciële aanbestedingen.

Het contract dat het consortium in 1997 met Kazachstan tekende voor Kashagan, geeft de staat het recht om een ‘ technische commissie ’ aan te stellen die alle uitgaven moet goedkeuren. Deze commissie, die op het kantoor van het olieconsortium zit, misbruikt haar machtspositie om contracten bij specifieke partijen te krijgen, zeggen vijf oud-managers van Shell. Eén: „Er wordt voortdurend met de technische specificaties gespeeld.

Dan staat er in een aanbesteding, bij wijze van spreken, dat er alleen telefoons met een appeltje op de achterkant gebruikt mogen worden. Als we niet deden wat ze wilden, keurden ze de gunning niet goed.” Een ander spreekt van „bizarre specificaties”.

Op papier zien de contracten er goed uit. „Maar je weet dat het niet klopt”, zegt een oud-werknemer. „We betaalden te veel, dat weet ik zeker.

” Een ander: „Er waren contracten waarbij we elkaar in de ogen keken en zeiden: ‘Natuurlijk is dit een corrupte bende’. Ik wist het, iedereen wist het.” Goed kijken wie er achter de bedrijven zat die de opdracht kregen, gebeurde niet.

„We keken een beetje wie de uiteindelijke eigenaar was, maar stelden niet meer vragen dan strikt noodzakelijk. We moesten aannemelijk maken dat het klopte.” Een ander: „Als we niet wisten wie er achter een bedrijf zat, was dat geen reden om het contract te weigeren.

Het project moest dóór.” Kashagan is al jaren een hoofdpijnproject. De bouw van de boorinstallaties liep enorme vertraging op.

Toen de installaties op zee eenmaal klaar waren – kosten: 50 miljard dollar – bleek de pijp waarmee de olie aan land moest komen al binnen enkele dagen lek. De olie was zo zuur dat die zich door het staal heen had gebeten. Twee jaar en een paar miljard dollar aan gederfde inkomsten en renovatiekosten verder kon de winning in 2016 eindelijk van start.

Het project Kashagan kreeg de bijnaam ‘ cash all gone ’. Vanwege die vertraging dulden de oliemaatschappijen geen verder oponthoud, zeggen medewerkers. Er moet zo snel mogelijk zoveel mogelijk olie worden opgepompt, voordat het contract in 2041 afloopt.

Je poot een keer stijf houden, niet meegaan in een corrupte deal, dat staan de oliemaatschappijen niet toe. „ ‘Je moet je relaties beter managen’, kreeg je dan te horen. ‘ Give me solutions, not problems .

’ Bazen staken hun kop in het zand.” Een ander: „Ik wilde een keer bij het hoofd juridische zaken van Shell vertellen wat ik zag. ‘Ssst’, zei hij met een vinger op de lippen.

‘Ik wil het niet horen’.” Shell reageert niet op vragen en verwijst door naar NCOC. Het consortium laat weten dat het „robuuste procedures” heeft om te zorgen voor eerlijke concurrentie bij aanbestedingen en dat het goed onderzoekt wie de uiteindelijke eigenaren zijn van de partijen waarmee het contracten afsluit.

„Als er een connectie is met een politiek prominente persoon wordt de kwestie op hoger niveau bekeken. Als hogerop geen toestemming wordt gegeven, gaan wij niet in zee met die partij.” Bepaalde Kazachstaanse families profiteren sterk van deze gang van zaken.

Eén naam komt steeds terug in gesprekken. Dat is die van Timoer Koelibajev. TK („Tee-Kay”), zoals de oligarch wordt genoemd, is de exorbitant rijke schoonzoon van de voormalig president Nursultan Nazarbajev, die het land van 1991 tot 2019 bestuurde.

Samen met zijn vrouw bezit hij zo’n tien miljard dollar. TK – de „olieprins” – is goed bevriend met de Britse prins Andrew, wiens landgoed hij in 2007 kocht. Zoals presidentsdochter Isabel dos Santos in Angola haar rijkdom verwierf dankzij haar positie, zo verkreeg de presidentiële schoonzoon Timoer Koelibajev grote belangen in de Kazachstaanse grondstoffenindustrie, het bankwezen en de bouw.

De multimiljardair bezit een meerderheidsaandeel in de Kazachstaanse investeringsbank Halyk, en zijn web van bankrekeningen en bezittingen strekt uit van Kazachstan tot Groot-Brittannië, Singapore en de Maagdeneilanden. En Nederland. Almaty International Airport – jarenlang volledig in zijn handen – stond ingeschreven op een kantoortje in Almere Danswijk, net als een enorm Kazachs ingenieurs- en bouwbedrijf dat van hem is.

Zijn belangen in farmaceutische bedrijven en oliemaatschappijen stonden jarenlang geregistreerd in een loods in Oldenzaal. Geen van de werknemers van de oliebedrijven die NRC sprak, heeft Koelibajev ooit gesproken. Maar hij is er altijd op de achtergrond, zeggen ze.

„Je kunt niet om hem heen.” „Hij was buitengewoon gevaarlijk, hij trekt zo je visum in als hij dat wil”, zegt een ander. En: „Hij staat bekend om zijn duistere deals.

” Zijn bijnaam is „de 10-procent-man”, omdat hij van elk contract een tiende zou afsnoepen. „Bij hem ging de corruptie veel meer sophisticated , hij verhulde het in zijn bedrijven.” Meerdere oud-managers van Shell noemen een opvallende, omstreden deal: een haventje in de mond van de Oeral-rivier bij het gehucht Damba, pal naast een beschermd natuurgebied.

Milieuactivist Galina Tsjernova verzette zich nog fel tegen de bouw. De haven wordt door het consortium NCOC gebruikt voor olierampbestrijding. „We werden gedwongen in zee te gaan met rare lokale bedrijven”, vertelt een oud-manager.

„Tenizservice, een bedrijf van Koelibajev, moest die basis bouwen”, zegt een ander. Na de bouw, die in 2012 werd afgerond, werd dat bedrijf eigenaar van het haventje en moest het olieconsortium jaarlijks miljoenen huur gaan betalen voor gebruik. „Het was een belachelijk hoog bedrag voor zo’n simpel betonnen terreintje met wat bootjes en magazijnen.

” Een collega: „Het was een bodemloze put waar wij gedwongen werden geld in te storten.” Tenizservice, dat zichzelf presenteert als ‘projectontwikkelaar’, is inderdaad op allerlei manieren verknoopt met Koelibajev (zie kader). Koelibajev bevestigt dat hij een aandeel had in Tenizservice toen het bedrijf in 2009 de klus in Damba kreeg.

Via crisiscommunicatiefirma Schillings laat hij weten dat hij dat aandeel eind 2010 heeft verkocht. In de Kazachstaanse pers wordt Koelibajev nog altijd de „onofficiële eigenaar” van Tenizservice genoemd, lokale activisten en mensen uit de olie-industrie kennen hem ook zo. Een oud-manager van Shell weet ook zeker dat de schoonzoon van de oud-president erachter zit.

Maar, zegt hij ook, zijn naam vind je niet op de eigendomspapieren. Het peperdure havencontract was niet te verantwoorden, vond een manager van NCOC. Maar zo’n contract opzeggen is moeilijk, omdat de relaties zo verknoopt zijn.

Koelibajev was jarenlang óók vice-president van het Kazachstaanse staatsoliebedrijf KazmunaiGas dat in het olieconsortium deelneemt – dat weer de opdrachtgever van Tenizservice was. NCOC laat weten dat het contract voor de haven is goedgekeurd volgens de aanbestedingsprocedures. Dat zal best, zeggen de oud-managers van Shell.

Maar „het is corruptie zonder enveloppen onder de tafel”, zeggen twee van hen. Omkoping verpakt in vage consortia met staatsbedrijven en verstopte private eigenaren, in oneerlijke aanbestedingen en onverklaarbaar oplopende kosten. Op papier lijkt het te kloppen, de werkelijkheid is anders.

Tenizservice is voor het Nederlandse ingenieursbureau Witteveen en Bos al ruim tien jaar een fijne zakenpartner. Projectdirecteur Krijn de Brabander vertelt er in Almaty met plezier over in een tot kantoor omgebouwde villa met glimmend witte tegelvloeren. Build with nature , staat er op een banner in de hal.

„Kijk”, zegt hij terwijl hij naar een grote wandkaart loopt en Damba aanwijst. „Witteveen en Bos ontwierp die haven voor Tenizservice.” Dan wijst hij naar een havenstad aan de oostkust van de Kaspische Zee.

„Ook voor Tenizservice gedaan.” En iets verder naar het zuiden een haven, óók voor Tenizservice. „We hebben voor hen heel veel ingenieurswerk gedaan”, zegt De Brabander.

Ook de allergrootste klus doen ze samen: de bouw van een kanaal en haven in Prorva, een stuk onbewoonde kust aan de Kaspische Zee nabij olieveld Tengiz. Witteveen en Bos was daarbij „vanaf het prille begin” betrokken. ‘Prorva’ is een goed voorbeeld van hoe nauw verweven de Kazachstaanse macht is met de olie-industrie, een verwevenheid die mensen in Kazachstan wel voelen, maar zelden ontrafeld zien.

NRC kreeg via Der Spiegel toegang tot duizenden interne documenten over het Prorva-project. Ook vroeg NRC stukken op bij het ministerie van Financiën. Die tonen hoe de Kazachstaanse elite zich in grote oliecontracten weet te wurmen met Nederlandse bedrijven, en zo invloed en vermogen verwerft.

De enige weg van Atyrau naar Prorva is honderden kilometers lang en loopt in een rechte lijn over de kurkdroge steppe naar het rommelige oliestadje Kulsari. De weg voert langs de ontzwavelingsfabriek van het consortium met Shell, met z’n gigantische affakkelvlammen en z’n eigen treinstation. Dagelijks vertrekt er een trein met tientallen wagons vol knalgele zwavelklompjes, die uit de zure olie zijn gewonnen.

Langs de weg staan grazende kamelen, jaknikkers en metershoge monumenten met zwarte oliedruppels. Na Kulsari, waar het volledig ingerichte, verlaten ziekenhuis staat, komen de uitgestrekte containerdorpen die midden op het kale olieveld Tengiz zijn neergezet voor de pakweg veertigduizend oliewerkers. Geharde Britse expats, die in Angola, Irak en Nigeria zaten voordat ze naar Kazachstan kwamen, hangen er ’s avonds aan de bar.

Ze vertellen over de lucht boven het veld die „dik” is, waarvan ze duizelig en slaperig worden en hoofdpijn krijgen – klachten die de woordvoerder op het hoofdkantoor in Atyrau met een stalen gezicht zegt „nooit te hebben ontvangen”. Maar het werk verdient erg goed, dus blijven ze – 28 dagen in het oliekamp, 28 dagen vrij. Na de containerdorpen begint het olieveld zelf.

Daar staan de mega-installaties met grote vlammen, de pijpleidingen die over elkaar heen kronkelen, een vervallen begraafplaats van een dorpje dat moest wijken. En dan staat er, na weer anderhalf uur rijden, midden in de zandvlakte, een checkpoint waar de auto niet verder mag. Achter een paal blijkt zich een man te hebben verstopt die met z’n mobiel de aankomende auto van de verslaggevers staat te filmen.

En daarachter ligt Prorva. Hier deed Witteveen en Bos zijn grootste project na de Noord/Zuidlijn ooit. De inmiddels gepensioneerde ingenieur Bernard van Leeuwen, oud-collega van Krijn de Brabander, kan nog goed vertellen hoe zijn bedrijf de monsterklus kreeg.

Hij was er vanaf het allereerste begin bij, toen Witteveen en Bos in 1997 in het kielzog van Shell in Kazachstan arriveerde en de booreilanden voor Kashagan ontwierp. Na een paar jaar opende het bureau drie kantoren in Kazachstan en zocht het samenwerking met Tenizservice. ‘Prorva’ begint voor Witteveen en Bos op 4 oktober 2012, als Van Leeuwen met afgevaardigden van baggerbedrijf Van Oord en een directeur van Tenizservice een presentatie geeft aan hoge bazen van Chevron.

Die hebben haast. Consortium Tengizchevroil werkt aan een uitbreiding van het olieveld, die de productie moet verhogen van 591.000 vaten naar 851.

000 vaten per dag. Het consortium trekt alles uit de kast om tempo te maken. De olieconcessie loopt in 2031 af en elk jaar vertraging kost miljarden.

Op het hoogtepunt zet het consortium negentigduizend mensen aan het werk op het veld. Voor de uitbreiding zijn reusachtige fabrieksonderdelen van 1.800 ton per stuk besteld uit Zuid-Korea en Italië.

De vraag die op tafel ligt is hoe die aan land komen, en hoe snel dat kan. Chevron is zelf al bezig om een haven te ontwerpen bij de stad Atyrau verderop, maar dat gaat stroef: kwetsbaar gebied, ver weg. En moeten ze dan alle telefoonkabels in de dorpjes gaan weghalen als de opleggers met de reuzenmodules passeren? Staatsbedrijf KazMunaiGas, deelnemer aan het consortium, is expliciet tegen.

Het staatsbedrijf wil dat het consortium een alternatief overweegt van Tenizservice in Prorva. Op een powerpoint presenteren de drie bedrijven dat plan, in een zaal met wel dertig mensen, van wie er 25 niks zeggen, herinnert Van Leeuwen zich. Eigenlijk is de haven helemaal geen idee van Tenizservice, maar een uitwerking van een plannetje dat Witteveen en Bos jaren eerder al eens op papier had gezet in opdracht van het olieconsortium, vertelt hij.

Nu is het op verzoek van Tenizservice weer uit een la getrokken. Het plan is „niet meer dan een dikke streep op de kaart”, zegt Van Leeuwen. Die streep loopt van 75 kilometer voor de kust van de ondiepe Kaspische Zee recht door tot aan het olieveld Tengiz.

Witteveen en Bos zet gauw een presentatie in elkaar. „We hebben dat in twee weken gedaan.” Op de slides komen foto’s, kaarten en schematische tekeningen voorbij.

Het kanaal moet door ecologisch zeer kwetsbaar gebied, langs baaien waar de beschermde Kaspische zeehond zwemt, voorbij broedplaatsen voor steur en door plekken waar zeldzame trekvogels foerageren. Het idee om hier een haven te bouwen heeft Tengizchevroil zelf eerder als „onrealistisch” afgedaan: te belastend voor het kwetsbare ecosysteem, te moeilijk om de grofweg 170 handtekeningen onder de benodigde vergunningen te krijgen. Maar Tenizservice pocht in de powerpointpresentatie met „goede relaties met de autoriteiten” en garandeert alle vergunningen binnen 62 weken rond te kunnen krijgen.

De presentatie is, zo staat in documenten uit het project die NRC via Der Spiegel verkreeg, een „uitnodiging tot omkoping”. Zó snel een haven bouwen in een ecologisch kwetsbaar gebied, met alle vergunningen, terwijl de zee vijf maanden van het jaar bevroren is? Dat kan niet eerlijk gaan. De presentatie doet wat-ie moet doen.

Nog diezelfde maand tekent het olieconsortium een contract met Tenizservice voor het ontwikkelen van de haven. Dat het bedrijfje geen ervaring heeft met zulke grootschalige projecten, waar zo veel van afhangt, is geen probleem. Er komt ook geen aanbesteding aan te pas.

In interne documenten noemen mensen „de connecties om wettelijke vereisten te omzeilen” de enige reden dat Tengizchevroil dit kleine bedrijfje inhuurt. „Niets anders.” Ook al is Tenizservice ingehuurd als hoofdaannemer, het doet vrijwel niets, zegt een oud-medewerker van Witteveen en Bos die aan het project werkte.

„Ze vroegen alleen de vergunningen aan. Je móést met ze werken om vergunningen te krijgen.” En dat lukt.

De vergunningen zijn op tijd rond om in 2014 te beginnen met de bouw. Dan komt voor de drie bedrijven de grote klapper: Tenizservice krijgt het contract van 1 miljard dollar. Direct huurt het weer Witteveen en Bos in voor het uiteindelijke ontwerp, en nu ook Van Oord voor het baggeren van het kanaal.

Juristen van Tengizchevroil fronsen de wenkbrauwen: opnieuw is niet aanbesteed, maar direct gegund aan Tenizservice. En er zijn zorgen over de „mogelijk indirecte connectie met een publieke functionaris”, blijkt uit een memo van de hoofdjurist van het project aan de directeuren van het olieconsortium. En wat doet Tenizservice nou eigenlijk? Het bedrijf heeft slechts een handvol mensen op het project gezet, zo staat in een van de documenten.

„Het was alleen in naam de hoofdaannemer.” Het project belandt in 2013 ook op het bureau van Atradius Dutch State Business in Amsterdam, de speciale tak van verzekeraar Atradius die namens de Nederlandse staat garant staat voor kapitaalintensieve deals. Van Oord doet er een aanvraag voor een exportkredietverzekering.

Ook voor Atradius DSB is duidelijk dat Tenizservice vrijwel niks gaat doen. Een medewerker schrijft in interne stukken , waarin Tengizchevroil tot TCO wordt afgekort: „Tenizservice is officieel uitvoerder van het project. In de praktijk ligt het anders; er wordt namelijk geen beslissing genomen zonder goedkeuring van TCO.

TCO heeft circa tweehonderd van haar mensen op dit project gezet om ervoor te zorgen dat alles in goede orde verloopt.” En: „TCO heeft Tenizservice als vehicle ertussen geschoven. ” Atradius DSB doet z’n best om het project voor Van Oord toch te kunnen verzekeren.

Op het gebied van milieu en mensenrechten is het een risicoproject, maar volgens Atradius DSB heeft Van Oord „een goede reputatie” en is Tenizservice „transparant”. Een uitgebreid rapport van een Amerikaanse ngo over de enorme milieurisico’s doet een medewerker van Atradius DSB af als „uitermate vooringenomen blabla”. De medewerker is juist laaiend enthousiast over de maatregelen die Van Oord neemt om de ecologie te beschermen.

„Goed voor de steur, en dat is belangrijk want we willen kaviaar blijven eten.” Het project krijgt „heldergroen licht”. De troebele eigendomsstructuur van Tenizservice lijkt nog even struikelblok.

Atradius noemt het bedrijf dan wel „transparant”, maar wanneer de verzekeraar vragen stelt over de uiteindelijke eigenaren krijgt het geen antwoord. De Nederlandse ambassade waarschuwt bovendien dat Tenizservice politiek „ connected ” is. Toch verzekert Atradius het project voor 276 miljoen euro.

Dat het bedrijf door de controles van het olieconsortium is gekomen geeft „voldoende comfort”. In Nederland loopt nu een strafrechtelijk onderzoek naar omkoping door Van Oord voor de baggerklus bij Prorva. Journalistiek platform Follow the Money onthulde op basis van Zwitserse rechtbankstukken dat het Openbaar Ministerie de baggeraar ervan verdenkt steekpenningen te hebben betaald aan connecties van „ de vader van de schoonzoon van voormalig president Nazarbajev ”.

Van Oord zegt in een reactie dat het gedurende het onderzoek geen mededelingen kan doen. Wel heeft het bedrijf de baggerklus pas gekregen „na een internationale tender met meerdere partijen”. Het gesprek met Krijn de Brabander van Witteveen en Bos wordt stroever als de vragen van NRC zich toespitsen op de eigenaar van Tenizservice.

„Ik weet het niet”, zegt hij benepen. En het bedrag dat Tenizservice betaald kreeg? Was dat eerlijk? „Daar hadden wij geen zicht op. Je was niet in de positie om ernaar te vragen.

” Weet Stephan van der Biezen, directeur van Witteveen en Bos, met wie zijn bedrijf jarenlang nauw zaken doet? „Ja weten, weten...

we willen vooral weten: is het een betrouwbare opdrachtgever en is het een klant waar je goed zaken mee kan doen?” Het Prorva-project onttrekt zich aan elke bedrijfskundige logica. Het olieconsortium is ongelukkig met Tenizservice en trekt vrijwel alle coördinatie naar zich toe, blijkt uit mails en contractwijzigingen. Het consortium betaalt zelfs grotendeels de onderaannemers die door Tenizservice zijn ingehuurd, omdat het bedrijfje daar zelf te weinig geld voor heeft, blijkt uit de stukken.

De enige taak die voor Tenizservice overblijft, is het regelen van „alle landrechten, licenties, autorisaties, toestemmingen, decreten, ontheffingen en overheidstoestemmingen”, staat in een vernieuwd contract. Maar in plaats van minder geld, krijgt het er juist 700 miljoen dollar bij, blijkt uit contracten. En de rekening loopt maar op.

„Ze rekenen crazy bedragen”, mailt een medewerker van het olieconsortium. Juridische risico’s rond het Prorva-contract met Tenizservice staan „zeer helder op heel veel radars”, schrijft een bezorgde medewerker van Chevron. De haven en het kanaal kosten uiteindelijk niet 1 miljard, maar 2,4 miljard dollar en zijn in 2018 af.

Maar dan heeft het consortium nog niks. De faciliteiten worden eigendom van Tenizservice. Het olieconsortium moet huur gaan betalen om de haven te kunnen gebruiken.

Precies zoals bij Damba, het haventje dat Tenizservice jaren eerder bouwde. Tja, zegt Galina Tsjernova, de actievoerder die zich ook intensief bemoeide met dat haventje. „Als een opzet eenmaal werkt, proberen ze het natuurlijk nog een keer.

” In documenten die NRC kon inzien, wordt de werkwijze omschreven als „corruptie verstopt in meerdere contractwijzigingen en manipulaties van financiële analyses”. Ook hier is geen envelop met geld over tafel gegaan, geen Ferrari of superjacht cadeau gedaan. Dat maakt dit soort dubieuze deals moeilijker te grijpen.

Stephan van der Biezen, directeur van Witteveen en Bos, zegt niets te weten van enorme prijsstijgingen en noemt de planning realistisch. „Anders hadden we het niet gedaan.” Witteveen en Bos kijkt alleen of opdrachtgevers op sanctielijsten staan – niet of opdrachtgevers politieke connecties hebben of eerder onderzocht zijn voor corruptie.

„Dat is voor ons niet relevant. De opdrachten die we doen zijn niet politiek gevoelig, wij ontwerpen een damwand of zo.” Wat hij van NRC hoort over Tenizservice baart hem wel zorgen.

„Niet over onze rol, maar wel de beeldvorming. Het reputatierisico.” De lucht is heet en vol muggen, als de verslaggevers met Max Bokaj in Atyrau over een gloednieuwe boulevard langs de Oeral wandelen.

De route gaat over strakke wandel- en fietspaden langs speeltuintjes, fitnesstoestellen en drie fonteinen. De hele weg is betaald met geld van Shell en de andere eigenaren van olieveld Kashagan. Ineens stopt het strak aangelegde fietspad.

Daar houdt het sociale project op en gaat het asfalt prompt over in zand. Bokaj grijnst. „Dit is wat je krijgt.

” Bokaj wil wandelen, omdat de geheime dienst dan moeilijker kan meeluisteren. Als de verslaggever wil oversteken over een lege straat, sleurt Bokaj haar terug. Niet hier! Dáár, bij het zebrapad.

Bokaj organiseerde in 2016 protesten tegen de verkoop van land aan buitenlandse investeerders, en werd daarom vijf jaar gevangengezet. Sinds zijn vrijlating staat hij 24 uur per dag onder politiesurveillance. „Ik kan me niks permitteren.

” Wat is er nou terechtgekomen van Lubbers’ belofte voor Kazachstan? De belofte dat Nederland een stabiele handelspartner zou krijgen, en Kazachstan een vrije, welvarende democratie? Niks, zo lijkt het. „Je leest altijd dat markteconomie democratie gaat brengen”, zegt Bokaj, terwijl hij de muggen weg wappert. „Maar dat gaat niet op voor de olie-industrie in Kazachstan.

Die heeft de positie van invloedrijke families alleen maar versterkt.” Olie brengt geen verandering. Dat komt mede door de lange duur van de oliecontracten, zegt hij.

„Stel dat je de directeur van Shell bent en een oliecontract tekent voor dertig jaar. Dan wil je dat in die dertig jaar alles hetzelfde blijft, geen wisseling van de macht. Er gaat een enorme conservatieve kracht van uit.

” Ook de tweede belofte van Lubbers kwam niet uit, die van de stabiele handelspartner voor Nederland. Al jaren vindt Kazachstan dat het te weinig overhoudt aan de olierijkdom. Zeker het vertraagde probleemproject Kashagan had het land al veel meer moeten opleveren.

De milieuverontreiniging en de vieze lucht blijken nu ineens een handige stok om mee te slaan. De Kazachstaanse staat heeft in maart vorig jaar voor miljarden aan milieuboetes opgelegd aan het consortium met Shell erin. Een maand later volgde nog een veel hogere claim van 160 miljard dollar voor gemiste inkomsten.

Wil Kazachstan alleen maar geld, of draait het de duimschroeven aan met als doel Kashagan af te pakken, net als de Russische staat met Sachalin deed? De oorlog in Oekraïne maakt alles nog instabieler. Nadat Rusland Oekraïne binnenviel en er sancties tegen Russische olie werden afgekondigd, is Kazachstaanse olie belangrijker dan ooit voor het Westen. Maar die olie kan maar via één pijpleiding het land uit, via Rusland.

Dat weet Poetin ook. Toen president Tokajev vlak na de inval in Oekraïne plechtig aan het Westen beloofde de sancties tegen Rusland niet te gaan saboteren, draaide Rusland de enige grote oliepijpleiding uit Kazachstan dicht. Kazachstan zit klem.

Bokaj tast in het duister over de plannen van de staat met de olievelden. Niemand weet het, ook de bestuurders van de westerse maatschappijen niet. Alles is vaag, mistig.

Net als met die gifwolken waarvan niemand zeker weet waar ze vandaan komen, of de geheimzinnige mannen die mensen filmen of ’s nachts aan de deur verschijnen. Maar je als burger uitspreken en je rechten verdedigen, blijft riskant. „Je weet nooit wanneer je een grens over gaat en het ineens gevaarlijk wordt.

” Reageren? [email protected].