Na het flinke verlies op de beurzen volgde fors herstel – maar waarom? Vier verklaringen

Ook dinsdag waren de beurskoersen wereldwijd nog volop in beweging, waarbij sommige koersen juist fors stegen.

featured-image

Maandag was een verwarrende dag op de beurzen wereldwijd, maar dinsdag kon er ook wat van. Nadat veel van de grootste beursgraadmeters, van Azië tot Europa, flink in de min waren geëindigd – de Japanse Nikkei 225-index kende zelfs de slechtste dag ooit – trad dinsdag juist vooral in Azië in grote mate herstel op. Zo won de Nikkei meer dan 10 procent en maakte de index een groot deel van de verliezen van de dag ervoor goed.

In Japan werd door de snelle stijging bijna een kritische grens bereikt, waarop automatische handelsbeperkingen in werking treden, iets wat een dag eerder door de snelle dalingen al was gebeurd. In Europa bleven de beurzen relatief kalm, in de VS traden kleine winsten op. Analisten, media en beleggers probeerden dinsdag chocola te maken van wat er de afgelopen dagen gebeurd is.



Daarbij vallen een aantal factoren op die hebben geleid tot de grote verliezen én het herstel. Directe aanleiding voor alle paniek was een rapport van vrijdag over de Amerikaanse arbeidsmarkt, die minder goed presteerde dan alom werd verwacht. Dat wakkerde de vrees aan voor een recessie in de grootste economie ter wereld.

Tegelijkertijd viel hier ook direct scepsis over te horen. En gedurende de dag kwamen er ook geruststellende signalen: in de avond, Nederlandse tijd, kwamen er cijfers over de Amerikaanse dienstensector binnen. Die bleken alleszins mee te vallen; de dienstensector – verreweg het grootste deel van de economie – draait nog prima.

Dit was er medeverantwoordelijk voor dat veel aandelen die eerst enorme verliezen kenden later wat opkrabbelden. Stond chipontwerper Nvidia in eerste instantie op min 15 procent, gedurende de dag nam het verlies af tot min 6 procent. Waarom crashte de Japanse beurs zoveel harder dan beurzen in de rest van de wereld? Het lijkt er sterk op dat de enorme neergang in het Aziatische land samenhangt met veranderingen in de waarde van de yen.

De yen was jarenlang een erg goedkope munt die bovendien een ultralage rente kende. Slimme beleggers maakten daar gebruik van door yens te lenen en dit geld te investeren in onder meer Amerikaanse techaandelen en Japanse bedrijven. De yen was, simpel gezegd, goedkoop geld om snel meer geld van te maken.

Daar is de laatste tijd verandering in gekomen. De Japanse centrale bank verhoogde een week geleden de rente naar het hoogste niveau in vijftien jaar. Dit leidde onder meer tot een stijgende waarde van de yen.

Het waren voor Japanse begrippen grote veranderingen in de financiële markten. Dit maakte de zogenoemde ‘carry trade’, de naam voor het goedkoop lenen van de yen om mee te investeren, minder aantrekkelijk dan voor de renteverhoging omdat de yen in feite minder goedkoop werd. Sterker: het lijkt erop dat de investeerders die leenden in yen probeerden hun verliezen in de carry trade te beperken door zo snel mogelijk aandelen te verkopen en zo aan geld te komen – waardoor de crash van de Japanse beurs extra hevig was.

„De yen verkeerde jarenlang in een soort glijvlucht ten opzichte van andere munten”, zegt Koen Bender van Mercurius Vermogensbeheer. „Had je eerst 100 euro nodig om een schuld af te lossen, dan was dat later 90 euro.” Dit kwam doordat de yen steeds minder waard werd.

Zo’n manier van handelen kan „jarenlang werken”, aldus Bender. Totdat het niet meer werkt en de paniek toeslaat. Daar komt nog bij dat de toenemende waarde van de yen ook de zorgen aanwakkert over Japanse bedrijven.

Veel concerns uit het land zijn sterk afhankelijk van export, en als de munt duurder wordt, verslechtert dit hun positie op de wereldmarkt. Hier heeft bijvoorbeeld het enorme Toyota veel last van gehad, een van de grootste autobouwers ter wereld. Dinsdag konden sommige beleggers maar nauwelijks bevatten hoe hard het in met name Japan was gegaan.

„Er moet iets zijn gebeurd met technische verkopen, want fundamenteel is er [met de economie van het land] niks zodanig veranderd dat dit een daling van 11 of 12 procent verklaart”, zei Kiran Ganesh, analist bij het Zwitserse UBS, tegen de Financial Times . Met ‘technische verkopen’ bedoelt hij aandelen die automatisch door computersystemen verkocht worden, in reactie op bepaalde gemeten waarden. Er bestaan sterke vermoedens dat dit soort algoritmes een grote rol hebben gespeeld bij de crash van maandag.

Daarbij wordt bijvoorbeeld door systemen automatisch besloten om aandelen te verkopen als een bepaalde grenswaarde van de koers van een bedrijf wordt bereikt. Of zelfs wanneer de Japanse yen op een bepaald punt komt. Dergelijke mechanismen kunnen een neergaande trend op de beurs snel enorm versterken doordat systemen allemaal tegelijk een aandeel gaan verkopen.

Ze kunnen ook weer menselijke reacties in de hand werken, want als aandelen om deze reden hard omlaaggaan, groeit de paniek en gaan sommige beleggers ook weer verkopen. Dit staat in sterk contrast met bijvoorbeeld de houding van vermogensbeheerders, die zich op zo’n dag veelal rustiger opstellen. Zij zien een crash vaak juist als een moment om nieuwe aandelen te kopen: een goedkoop instapmoment.

Dit lijkt dinsdag te hebben meegespeeld bij de positieve trend op veel internationale beurzen. Warren Buffett, de bekendste belegger ter wereld, maakte dit weekend plotseling bekend ruim de helft van zijn miljardenbelang in Apple verkocht te hebben. Wat Buffett doet, wordt breed gevolgd door veel investeerders wereldwijd en voedde een negatief sentiment over techbedrijven dat al de hele maand juli bestaat.

Veel beleggers hebben hun belangen in grote techspelers als Amazon, Tesla en chipontwerper Nvidia afgebouwd, onder meer vanwege scepsis over de mate waarin hun enorme AI-investeringen zullen leiden tot opbrengsten. De koersen van deze bedrijven waren flink opgelopen in de eerste helft van het jaar, maar zijn nu bezig met een dalende trend. De paniek die maandag ontstond leidde nog eens tot extra verkopen van deze aandelen.

De Nasdaq-index voor techbedrijven deed het slechter dan algemenere indices, zoals de S&P500..