Met vasthouden aan vlees maakt Nederland zich kwetsbaar

Nederland moet af van het op vlees- en zuivelconsumptie gebaseerde voedselsysteem. Julia Rijssenbeek pleit voor een creatieve ‘eiwittransitie’.

featured-image

De veestapel hoeft niet te krimpen, het voortbestaan van de visserij heeft voorrang, en er wordt vol ingezet op het versoepelen van stikstofregels. De plannen van het nieuwe kabinet zijn duidelijk: het houdt vast aan het huidige, op vlees- en zuivelconsumptie gebaseerde, voedselsysteem. Met geen woord repte het kabinet in het hoofdlijnenakkoord op het overstappen naar een meer plantaardig dieet.

Maar een dergelijke eiwittransitie, van dierlijke naar plantaardige eiwitten, is hard nodig. Juist als Nederland zijn positie als voedselland op termijn wil behouden. De kabinetsplannen zijn onduurzaam.



De productie van dierlijke eiwitten draagt aanzienlijk bij aan de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. Meer dan de helft van de broeikasgasuitstoot van het mondiale voedselsysteem is afkomstig van de veehouderij. Daarnaast leidt de productie van veevoer tot grootschalige ontbossing en bodemuitputting.

Door over te schakelen op plantaardige eiwitten, zijn deze negatieve milieueffecten drastisch te verminderen. Een plantaardig dieet kan bovendien bijdragen aan een betere volksgezondheid en de druk op ons gezondheidszorgsysteem verminderen. Nederland kampt met gezondheidsproblemen door overmatige consumptie van dierlijke producten.

Ziekten als obesitas, hart- en vaatziekten en diabetes type 2 zijn direct gerelateerd aan onze huidige voedingsgewoonten. Vegetariërs en veganisten hebben een verminderd risico op deze gezondheidsproblemen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de gezondheid en het welzijn van dieren in de bio-industrie.

De kabinetsplannen zijn niet alleen onduurzaam en ongezond, ze zijn ook onstrategisch. Nederland bevindt zich in een kwetsbare positie als voorname importeur van enorme hoeveelheden veevoer, en als exporteur van dierlijke eiwitten – Nederland is de grootste vleesexporteur van de EU. Deze grote afhankelijkheid maakt ons nog kwetsbaarder voor geopolitieke schokken.

Het uitbreken van de oorlog in Oekraïne toonde al aan hoe fragiel internationale voedselketens zijn. Dat begrijpen buurlanden al wel, zo wil Frankrijk autonoom worden als het gaat om plantaardige eiwitten. Volgens het meest recente advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid bouwen landen overal ter wereld aan ‘strategische autonomie’ en moet Nederland dat ook doen, onder meer door het voedselsysteem toekomstbestendig te maken.

De eiwittransitie maakt Nederland niet alleen minder afhankelijk en meer zelfvoorzienend, het ontwikkelen van kennis en kunde op dit vlak helpt Nederland ook om een positie te kunnen blijven innemen als voedselland. Zelfs in een wereld waarin de vleesconsumptie stijgt. Vaak staan in het debat over het voedselsysteem enkel de ecomodernistische visie en de ecologische visie tegenover elkaar.

Ecomodernisten stellen dat het zaak is te zoeken naar manieren om onze economische activiteit te ‘ontkoppelen’ van de ecologische impact. Bijvoorbeeld door efficiënter en met minder uitstoot voedsel te produceren, middels technologische innovatie. Een visie die het kabinet ook lijkt aan te hangen, gezien zijn ministerie van Klimaat en Groene Groei.

Voor ecologen staan mens, dier en ecosysteem juist intrinsiek met elkaar in relatie, en kunnen ze niet ontkoppeld worden. Dat vergt een aanpassing in ons gedrag, willen we duurzaam op deze planeet blijven samenleven. Deze tweedeling geeft een beperkt beeld van welke toekomsten er mogelijk zijn.

In de Nationale Eiwitstrategie , in 2020 gepresenteerd door toenmalige minister van Landbouw Carola Schouten, lag de nadruk vooral op technologische innovatie. En hoewel technologische innovaties veelbelovend zijn, zoals cellulaire landbouw, waarin eiwitten in bioreactoren gekweekt worden, kan een focus op deze oplossingen tot nieuwe vormen van afhankelijkheid en machtsconcentratie leiden, zoals we kennen van (Amerikaanse) techbedrijven. Naast technologische zijn ook sociale en institutionele innovatie van belang, zoals een recent gepubliceerd rapport over mogelijke transitiepaden voor Nederland laat zien.

Voor de hand liggend is het om minder te investeren in de instandhouding van de vlees- en zuivelindustrie, waar nu nog vele malen meer in geïnvesteerd wordt dan in alternatieven. Daarnaast kunnen beleidsmakers leren van successen bij het bevorderen van de publieke gezondheid, zoals het Nederlandse antirookbeleid. Roken wordt door tal van interventies, van campagnes tot accijnsverhogingen, succesvol ontmoedigd.

Uit onderzoek blijkt ook dat een meerderheid van de Nederlanders voorstander is van de eiwittransitie. Er is dus draagvlak voor overheid en bedrijfsleven om de voedselomgeving te veranderen. Ook kan Nederland veel strategischer inzetten op bedrijfstakken in de voedselindustrie waarin het al voorop loopt.

Nederland heeft bijvoorbeeld een leidende positie in het veredelen van groentezaden. Meer dan een derde van het groentezaad ter wereld is afkomstig uit Nederland. De sector kan nog meer inzetten op traditionele eiwitrijke gewassen, zoals bonen en peulvruchten.

Kortom, naast investeringen in hoog-technologische oplossingen als vleesvervangers en kweekvlees, is het essentieel om te investeren in een waaier aan oplossingen. Dat maakt ons voedselsysteem diverser en veerkrachtiger. Een voedselstrategie waarin, al dan niet met technologische ingrepen, vooral op het behoud van het huidige systeem gestuurd wordt, is geen strategie om urgente uitdagingen als de klimaat- en de gezondheidscrisis het hoofd te bieden.

Nederland kan een voorloper worden in de mondiale eiwittransitie. Dit vraagt om visie en de bereidheid om verder te kijken dan de status quo. Nu de problemen van de huidige eiwitproductie en -consumptie in Nederland de eiwittransitie onvermijdelijk maken, rest ons de vraag hoe wij willen dat die transitie verloopt.

.