Marx en de mensheid

Marx en de mensheid Het politieke activisme van Marx was erop gericht het kapitalisme ten val te brengen om zo een einde te maken aan de uitbuiting van het proletariaat. Maar zijn intenties reikten veel verder. Hij wilde de mensheid als geheel bevrijden van de verdoving van een “valse bewustzijn”; van de vervreemdingen die de ... Read more

featured-image

Het politieke activisme van Marx was erop gericht het kapitalisme ten val te brengen om zo een einde te maken aan de uitbuiting van het proletariaat. Maar zijn intenties reikten veel verder. Hij wilde de mensheid als geheel bevrijden van de verdoving van een “valse bewustzijn”; van de vervreemdingen die de egoïstisch en heerszuchtig maakten; en van de beperkingen die de mensheid belemmerden haar volledige creatieve potentieel te bereiken.

Voorwaar, weinig doelen kunnen nobeler zijn dan dit. Men zou geneigd zijn te denken dat Marx alleen maar goede bedoelingen had voor de mensheid, maar om iemand te beoordelen uitsluitend op basis van zijn uitgesproken intenties, is nogal beperkt. Marx zou namelijk elke prijs betaald hebben om zijn visie werkelijkheid te laten worden, zelfs indien hij daarvoor miljoenen mensen moest opofferen in een wereldwijde revolutionaire oorlog.



Je zou kunnen aanvoeren dat de slachtoffers, technisch gezien, geen echte mensen zouden zijn – volgens Marx’ filosofische kijk op de wereld bestond de huidige mensheid uit vervreemde wezens geregeerd door een vals bewustzijn. Alleen door het communisme zouden deze creaturen kunnen veranderen in échte mensen, één met hun “soort-natuur”. Was dus niet elke prijs voor het communisme een goede prijs? Op 1 juni 1848 richtte Marx de op, een krant radicaal gekant tegen de Pruisische en Oostenrijkse regeringen.

De niet alleen een broeinest van polemiek, het was ook de meest oorlogszuchtige krant in Europa. Haar agenda werd vele jaren later samengevat door Engels, en bestond uit “twee hoofdpunten: een singuliere, ondeelbare, democratische Duitse Republiek en .” Met in het achterhoofd de Franse Revolutie en hoe die had geleid tot de mobilisatie van het hele Franse volk, tot de dictatuur van de Jacobijnen, en tot revolutionaire onrust in heel Europa, meenden Marx en Engels dat als Duitsland maar ten oorlog zou trekken – bij voorkeur met zijn meest “reactionaire” buur, Rusland – op de een of andere manier de kleinzielige achterlijkheid van het Duitse volk waarover ze altijd klaagden zou verdwijnen en een nieuwe, energieke Jacobijnse partij zou ontstaan (zijzelf: de Bond der Communisten).

Deze partij zou het proletariaat leiden, de Germaanse naties verenigen (Pruisen, Saksen, Beieren, Oostenrijk...

), en een revolutionaire kettingreactie in heel Europa in gang zetten – wanneer de tijd rijp was. Van zodra de werd gelanceerd, begonnen Marx en Engels met hun oorlogspropaganda. Op 7 juni vermeldde de krant terloops dat de Duitse eenwording “alleen maar kon ontstaan” als het gecombineerde resultaat van een interne “beweging” en “oorlog met het Oosten.

” Twee weken later: “De Duitsers, verenigd met de Fransen, zullen de oorlog van het Westen tegen het Oosten voeren.” Weer drie weken later: “Alleen een oorlog met Rusland is een oorlog van een revolutionair Duitsland, een oorlog waarin het de zonden van het verleden kan wegwassen, waarin het volwassen kan worden ..

. en zichzelf intern kan bevrijden zoals het in het buitenland bevrijdt,” enz., enz.

De argumenten van Marx en Engels waren gebaseerd op een combinatie van militaire en historische inzichten aan de ene kant, en een vastberaden xenofobie tegen de Slaven aan de andere kant – een volk dat ze nauwelijks het bestaan waardig achtten (met uitzondering van de Polen). “Volkeren die nooit een eigen geschiedenis hebben gehad, die vanaf het moment dat zij de eerste, meest elementaire stappen op weg naar beschaving zetten, al onder buitenlandse overheersing kwamen te staan, of die een eerste fase van beschaving te bereiken door middel van een buitenlands juk, zijn niet vatbaar om enige onafhankelijkheid te bereiken..

.” (Misschien was Engels vergeten dat het Romeinse Rijk de Germaanse stammen als eerste een hoge graad van beschaving had bijbracht?) Hun oorlogszucht tegen de Slaven vertoonde geen genade – Engels toonde zich zelfs een voorstander van totale genocide: “..

. in de geschiedenis wordt niets bereikt zonder geweld en onverbiddelijke meedogenloosheid ..

. het blijkt dat deze ‘misdaden’ van de Duitsers en Magyaren tegen de genoemde Slaven tot de beste en meest prijzenswaardige daden behoren waar het onze en het Magyaarse volk mee kunnen opscheppen in hun geschiedenis.” “.

.. strijd [met de Slaven] voor en meedogenloos terrorisme – niet in het belang van Duitsland, maar in het belang van de revolutie!” “Alle andere grote en kleine [Slavische] stammen en volkeren hebben de opdracht te vergaan in de revolutionaire wereldstorm .

.. De algemene oorlog die dan uitbreekt zal .

.. al deze kleine, stijfkoppige naties zodat zal verdwijnen.

De komende wereldoorlog zal niet alleen reactionaire klassen en dynastieën van de aardbodem doen verdwijnen, maar ook hele reactionaire volkeren. En ook dát, zal vooruitgang zijn.” Marx, hoofdredacteur van de krant, heeft nooit enige afkeer geuit over de meedogenloze meningen van zijn kameraad – hij had er zelf genoeg stevig in het hart gesloten.

De had een oplage van ongeveer drie- tot zesduizend exemplaren. Er werden in totaal 301 nummers gepubliceerd voordat de krant door de autoriteiten gedwongen werd te sluiten. In de laatste, in bloedrode inkt gedrukte editie van 19 mei 1849 beloofde Marx openlijk wraak.

“Wanneer onze tijd komt, zullen we geen excuses maken voor de terreur.” Zoals uit hun latere werk en correspondentie blijkt, had de sluiting van de krant geen invloed op hun verlangen naar een Duits-Russische oorlog. Ze steunden de Krimoorlog van 1853-56, maar hun woede richtte zich vooral gericht op het westerse bondgenootschap dat maar “halfslachtig” oorlog voerde tegen de Russische expansie.

In 1860 schreef Marx aan Lassalle: “Ik denk dat u zich bedriegt over onze relatie met Rusland ...

Overal in Duitsland heerst die haat tegen Rusland, en al in de eerste uitgave van de NRZ verkondigden we dat de oorlog tegen de Russen de revolutionaire missie van Duitsland was. Maar haten en begrijpen zijn twee verschillende dingen.” Lassalle waarschuwde hem dat zijn oorlogsfantasieën in de echte wereld anders zouden kunnen uitpakken, omdat een overwinning op Rusland de populariteit van de Duitse monarchie zou kunnen doen toenemen in plaats van te leiden tot een democratisering van Europa, maat staan een revolutie.

Marx en Engels weigerden het idee van een oorlog met Rusland los te laten. In twee anonieme pamfletten die in 1860 werden verspreid, waarschuwde Engels dat Frankrijk en Rusland een bondgenootschap tegen Duitsland zouden kunnen vormen. Deze pamfletten waren zo nationalistisch van toon en vertoonden zoveel militaire kennis van zaken dat algemeen werd verondersteld dat ze door een Pruisische generaal waren opgesteld.

Deze misvatting verheugde Engels ten zeerste: zijn kennis van oorlogvoering had hem onder zijn vrienden immers de bijnaam “Generaal” opgeleverd. Toen Marx in een brief aan Arnold Ruge opriep tot “een meedogenloze kritiek op alles wat bestaat,” gaf hij uiting aan zijn voornaamste passie: kritiseren. “Alles wat bestaat” omvat natuurlijk ook de mensheid.

Zelden kan men Marx en Engels betrappen op uitingen van genegenheid jegens volkeren, naties, of etniciteiten (of zelfs jegens vrienden en kennissen wat dat betreft); kritiek en minachting hadden ze echter in overvloed. Engels: “Deze ellendige, geruïneerde fragmenten van voormalige naties, de Serviërs, de Bulgaren, de Grieken en andere roversbendes ..

. voelen zich verplicht om elkaars hebzuchtige kelen door te snijden ..

. de waardeloze Balkanvolkeren.” “Scandinavisme is enthousiasme voor de brutale, grimmige, piraatachtige, Oudnoorse nationaliteit, voor dat diepe innerlijke leven dat zijn uitbundige ideeën en gevoelens niet in woorden kan uitdrukken, maar alleen in daden, namelijk in brutaliteit jegens vrouwen, eeuwige dronkenschap, en tranerige sentimentaliteit afgewisseld met wilde, op hol geslagen woede.

...

Het is duidelijk dat hoe ruwer een volk is ...

hoe ‘Scandinavischer’ het moet zijn.” “Hij is door en door Slavisch, sentimenteel in zijn frivoliteit en zelfs in zijn beestachtigheid, serviel en arrogant; en hij heeft niets van de Engelsman behalve in overdreven – omdat hij een Rus is, moet hij overdrijven – zwijgzaamheid.” Marx: “Wat is de wereldse religie van de jood? Praktische noodzaak, het eigenbelang.

Wat is de wereldse cultus van de Jood? . Wat is zijn wereldse God? Geld.” “De bourgeois gedraagt zich tegenover de instellingen van zijn regime zoals de Jood zich tegenover de wet gedraagt; hij omzeilt ze zo vaak als in elk afzonderlijk geval mogelijk, maar hij staat erop dat alle anderen zich eraan houden.

” “Dit prachtige gebied [de Balkan] heeft de pech bewoond te worden door een conglomeraat van verschillende rassen en nationaliteiten, waarvan moeilijk te zeggen is welke het minst geschikt is voor vooruitgang en beschaving.” “Rusland is een naam die de Moskovieten zich hebben toegeëigend. Ze zijn geen Slaven, behoren helemaal niet tot het Indo-Duitse ras, maar zijn , die weer voorbij de Dnjepr teruggeslingerd moeten worden.

” “De Spanjaarden zijn reeds gedegenereerd. Maar als ontaarde Spanjaard is een Mexicaan het ideaal. Alle ondeugden, opschepperij, luidruchtigheid, en Donquichoterie van de Spanjaarden tot de derde macht, maar geenszins de soliditeit die zij bezitten.

” “Lafargue heeft het nare stigma van de negerstam: . Waarmee ik bedoel geen bescheidenheid om zich belachelijk te maken.” “Het lijkt alsof de geschiedenis dit hele volk [de Chinezen] eerst dronken moest maken voordat het hen uit hun erfelijke domheid kon verheffen.

” Dit zijn dus de conclusies van Marx de historicus. Maar beweren dat hij een racist was, is hem niet goed begrijpen. Zijn oordeel over personen en groepen werd namelijk bepaald door één factor, en één factor alleen: Als ze dat niet deden, dan was er niets goeds aan hen en konden ze evengoed van de aardbodem verdwijnen.

Aangezien Marx tijdens zijn leven nooit getuige was van een geslaagde communistische revolutie, kon hij niet anders dan slecht spreken over de meeste volkeren. Maar wanneer een etnische groep zich goede revolutionairen toonde, zou hij zich meteen opwerpen als hun grootste supporter. Zijn totale minachting voor de Slaven verdween als sneeuw voor de zon zodra hij vernam hoeveel vooruitgang de Russische revolutionairen hadden gemaakt, en hij was de eerste om hun inspanningen te prijzen (zoals de moord op de Russische keizer Alexander II).

Marx had veel minder sympathie voor Russische ballingen als Plechanov en Axelrod, die ervoor kozen zich te richten op propaganda in plaats van op revolutionair geweld. “Zij – meestal mensen (niet allemaal) die Rusland vrijwillig hebben verlaten – vormen in tegenstelling tot de terroristen die hun leven op het spel zetten, de zogenaamde propagandapartij. (Om propaganda te maken in Rusland – verhuizen naar Genève! Wat een !) Deze heren zijn tegen elke politiek-revolutionaire actie.

Rusland moet met een in het anarchistisch-communistisch-atheïstische millennium springen!” Het lijkt wel een echo van zijn poëzie. “Ik duik erin, al moest ik er een wereld voor vernietigen.” De roekeloosheid van de Marxiaanse retoriek baarde meerdere van zijn tijdgenoten zorgen.

Ruge had een hekel aan zijn “gewetenloze, ongegronde kritiek” en voegde eraan toe dat Marx “gewetenloosheid, trouweloosheid, en wreedheid als de stelregel” beschouwde. “Grommend en grijnzend zou , de nieuwe , iedereen afslachten die hem in de weg stond.” Dit harde oordeel kan niet worden afgedaan als een ongegrond verwijt; enkele jaren later zou de dertigjarige Marx in de NRZ adverteren als de snelste revolutionaire weg voorwaarts: “Er is slechts waarop de moorddadige doodsstrijd van de oude maatschappij en de bloedige geboortestrijd van de nieuwe maatschappij kunnen worden , vereenvoudigd en geconcentreerd, en dat is door .

” Proudhon vertelde Marx dat hij niet ver zou komen als hij het proletariaat slechts bloedvergieten te bieden had. De Franse filosoof was van mening dat Marx zich presenteerde als een “exterminator” en raadde hem beleefd aan zijn aanpak te heroverwegen. Marx bestempelde hem als een naïeve idioot die door de wereld zo snel mogelijk vergeten moest worden.

Marx stelde in ook duidelijk dat dialoog geen aandacht verdient – maar wat rest er dan nog behalve geweld en capitulatie? “De beschuldigingen tegen het communisme, die doorgaans vanuit religieuze, filosofische, en ideologische gezichtspunten worden geuit, verdienen geen verdere discussie.” Hoewel Marx hartstochtelijk het erbarmelijke leven van de arbeiders beschreef, had hij geen enkele scrupules om hen (of wie dan ook) op te offeren in een (succesvolle) bloedige revolutie. Heinrich Heine, ooit een goede vriend, kreeg om precies deze reden een hekel aan de kliek Duitse communisten waar Marx deel van uitmaakte.

Hij verafschuwde hun cynische onverschilligheid tegenover de mensen die ze naar de revolutie zouden leiden (en naar de onvermijdelijke slachting die daarmee gepaard zou gaan). Uiteindelijk vond Heine het gepast hen een “menigte goddeloze zelfbenoemde goden” te noemen. Marx werd door zijn eigen aanhang verweten dat hij de Internationale de reputatie van een bende bandieten en moordenaars had gegeven.

Voor een overtuigd aanhanger van gewelddadige revolutie zoals Marx, was dit zeker geen beschuldiging die hem ‘s nachts wakker zou houden. Integendeel, hij kon de beruchtheid best wel smaken. De publicatie in 1871 van – een zinderend, vernietigend, en tegelijkertijd briljant commentaar op de nederlaag van de communistische opstand – schokte kameraden en tegenstanders in gelijke mate.

Het 40 pagina’s tellende pamflet leverde Marx prompt de bijnaam “de Rode Terreurdokter” op, een ronkende titel die de activist van middelbare leeftijd best beviel, net als zijn nieuwverworven sociale status: doelwit van publieke afkeur. “Op dit moment heb ik de eer in Londen te zijn. Dat doet echt goed na een saaie twintig jaar durende moerasidylle.

De regeringskrant – – dreigt met vervolging. !” Maar het vereist wel een heel speficieke ingesteldheid om genoegen te scheppen in een titel als “de Rode Terreurdokter”; het betekent dat men het vindt om geassocieerd te worden met terreur (opgemerkt zij dat “terrorisme” het vermoorden van onschuldigen goedkeurt zolang het de zaak dient). De populaire Italiaanse revolutionair Giuseppe Mazzini, een vroom Christen die later een van de vier grondleggers van het moderne Italië zou worden, was ervan overtuigd dat de belangen van Marx en Engels zó enorm verschilden van de behoeften van individuele naties en volkeren dat hun ideeën “uiteindelijk ofwel niét zullen functioneren, ofwel tiranniek zullen functioneren.

” De geschiedenis heeft hem onveranderlijk gelijk gegeven. In een artikel over de Internationale Arbeidersvereniging beschreef Mazzini Marx als volgt: “Een man ..

. met een destructief karakter, met een dominerend temperament, jaloers op de invloed van anderen ..

. wiens hart, vrees ik, meer elementen bevat van woede, zij het gerechtvaardigde, dan liefde.” Wat de revolutionaire partij betrof, Marx eiste van haar leden een absolute gehoorzaamheid en onderwerping aan de agenda.

Karl Ludwig Bernays, een journalist die kort samenwerkte met Marx, stelde er zich vragen bij. “U zegt dat al diegenen die niet strikt zijn, die de nieuwe wereldorde niet in al zijn volheid willen, die slechts met één vinger vasthouden aan één enkel flardje van de oude wereld, de hele niet helpen – althans dat is hoe ik uw kritische, eliminerende ambities vertaal; maar wat zijn wij? Wie is de kern van onze partij?” Techov, een voormalig Pruisisch officier die zich tot de revolutie had bekeerd, schatte Marx en Engels in als twee berekende kerels die erop gefixeerd waren een sterke, autonome partij van een uiterst autoritair karakter op poten te zetten: “Daartoe moet niet alleen alles wat er vreemd aan is worden uitgesloten, maar moeten ook alle mensen die er zich op welke manier dan ook tegen verzetten, worden vervolgd.” Tijdens een ontmoeting voerde Techov Marx dronken om hem uit te horen, maar de ex-militair was niet onder de indruk: “Voor ons doel betreur ik het dat deze man, naast zijn eminente intellect, geen nobel hart te bieden heeft.

Ik ben ervan overtuigd dat een zeer gevaarlijke persoonlijke ambitie al het goede in hem heeft weggevreten. Hij lacht met de dwazen die zijn proletarische catechismus napraten, net zoals hij lacht met communisten à la Willich, en de bourgeoisie. De enige mensen die hij respecteert zijn de aristocraten, de rasechte, die er zich goed van bewust zijn.

Om hen van hun troon te stoten, heeft hij een bron van kracht nodig die hij alleen kan vinden in het proletariaat. Daarom heeft hij zijn systeem op hen afgestemd. Ondanks al zijn verzekeringen van het tegendeel, en misschien juist daardoor, kreeg ik de indruk dat persoonlijke heerschappij het doel was van al zijn inspanningen.

” dan? Vierentwintig jaar later velde de anarchistische peetvader Bakoenin, die Marx’ genialiteit erkende maar zijn karakter verafschuwde, een finaal oordeel over zijn rivaal. Zijn woorden, geschreven kort na het uiteenvallen van de Internationale, bevestigden zijn eerste indrukken van Marx, net zoals ze Techov’s inschattingen weerspiegelen: “Marx gelooft niet in God, maar hij gelooft heel erg in zichzelf en betrekt alles op zichzelf. Zijn hart is niet vol liefde maar vol bitterheid, en hij heeft weinig natuurlijke welwillendheid voor de mensheid .

.. Mazzini wilde de mensheid het juk van God opleggen, mijnheer Marx streeft ernaar de mensheid het zijne op te leggen.

” Op 8 september 1872, de dag na het Haagse congres van de Internationale, verklaarde Marx (in wat vermoedelijk zijn laatste openbare toespraak was): “Wij ontkennen niet dat er landen zijn, zoals Amerika en Engeland, en als ik bekend was met zijn instituten, zou ik ook Nederland kunnen vermelden, waar de arbeiders hun doelen met vreedzame middelen kunnen bereiken.” Marxisten hebben deze uitspraak gebruikt om te beweren dat Marx géén voorstander was van geweld – maar in hun argument laten ze altijd de erop volgende regel weg, die het juiste kader biedt: “Dat gezegd zijnde, we moeten erkennen dat in de meeste continentale landen de hefboom van de revolutie geweld zal moeten zijn; een beroep op geweld zal op een dag nodig zijn om de heerschappij van de arbeid te vestigen.” Marx gaf hooguit toe dat er op de regel dat geweld het pad vooruit was.

In 1880 schreef hij aan Henry Hyndman dat hij een Engelse revolutie niet “noodzakelijk” maar “mogelijk” achtte, waarmee hij opnieuw hintte naar de mogelijkheid van een vreedzame revolutionaire aanpak. Het zou echter verkeerd zijn om te veronderstellen dat revolutionairen altijd open kaart spelen. Engels zei dat de partijpolitiek van de communisten bekend maakte “voor zover die tot het publiek behoort.

” Dan is er de veelzeggende brief van Marx uit 1864 waarin hij zich bij Engels bekloeg het “stoutmoedige taalgebruik van vroeger” niet te kunnen gebruiken bij het opstellen van een nieuw handvest voor de Internationale, uit vrees dat de andere leden niet zouden accepteren. Het kan dus niet volledig worden uitgesloten dat deze wel héél uitzonderlijke opmerkingen over vreedzame oplossingen louter diplomatie waren van de kant van Marx. Verder (en dit bevestigt het voorgaande) publiceerde vier jaar voor zijn dood een interview met Marx waarin hij fijntjes bevestigde dat geweld de enige manier was – of op zijn minst van de revolutie: “Geen enkele grote beweging is ooit tot stand gekomen zonder bloedvergieten.

” Hier was hij heilig van overtuigd: in een omzendbrief van datzelfde jaar gericht aan Bebel, Liebknecht, Kautsky, en anderen, distantieerden Marx en Engels zich van de Duitse sociaaldemocratische partij. De reden voor hun beslissing (behalve de uitvoerig beschreven tekortkomingen van haar leiders) was dat de partij “laat zien dat zij niet de weg van gewelddadige, bloedige revolutie wil nemen.” Dit alles maakt duidelijk dat Marx ook op latere leeftijd zijn standpunt inzake gewelddadige revolutie nooit heeft opgegeven.

Op basis van deze citaten en getuigenissen uit de eerste hand lijkt het erop dat de drang om te domineren en het verlangen naar vernietiging die zo krachtig in Marx’ jeugdige poëzie tot uiting komen, niet louter stilistische oefeningen waren, maar uitingen van echte passies – passies die hem zijn hele leven bleven definiëren. De morbide furie die tot uitdrukking kwam in zijn poëzie raakte hij nooit kwijt, zijn fixatie op evenmin. Maar hoe konden deze intense sentimenten de goede bedoelingen die hij voor de mensheid beweerde te hebben niét hebben besmet, uitgehold, of zelfs vergiftigd? Een onuitwisbare gelijkenis blijft overeind tussen Marx en Oulanem, de nihilistische boosdoener uit het gelijknamige toneelstuk dat hij als student schreef aan de universiteit van Bonn.

Oulanem, voor wie de hele samenleving een groteske abominatie was en die, gedreven door een eindeloze woede, alles vernietigd wilde zien: “Een vloek zal eindigen wat een vloek begon.” In tegenstelling tot deze eendimensionale wereldantagonist, stelde Marx een utopische oplossing voor die, volgens de wetten van “de dialectiek”, zou materialiseren uit de chaos van de revolutie; we hoefden enkel maar de oude wereld “met geweld” omver te werpen en het communisme zou verschijnen, in al zijn glorie. Maar wanneer we de hele menselijke geschiedenis overschouwen, welke belofte van wereldse utopie eindigde als een “vloek”? Het bovenstaande is een geredacteerd excerpt van het boek “ ” van Filip Demunsereeuw, dat zowel een karakterstudie van Marx als een functionele analyse van het Communisme bevat.

Epoch Times is een onafhankelijke nieuwsorganisatie die niet beïnvloed wordt door een regering, bedrijf of politieke partij. Vanaf de oprichting is Epoch Times geconfronteerd met pogingen om de waarheid te onderdrukken – vooral door de Chinese Communistische Partij. Maar we zullen niet buigen.

De Nederlandstalige editie van Epoch Times biedt op dit moment geen betalende abonnementen aan en aanvaardt op dit moment geen donaties. U kan echter wel bijdragen aan de verdere groei van onze publicatie door onze artikelen te liken en te her-posten op sociale media en door uw familie, vrienden en collega’s over Epoch Times te vertellen. Deze dingen zijn echt waardevol voor ons.

Waarheid & Traditie.