Maria Callas, de tragische operadiva die stierf zoals ze zong

In ‘Maria’ beleven we de zwanenzang van sopraan Maria Callas, La Divina, door haar eigen, door herinneringen en hallucinaties geplaagde ogen.

featured-image

Wie de films van Pablo Larraín een beetje kent, vooral die over publieke figuren als Jackie Kennedy en prinses Diana, weet dat je van hem geen traditioneel biografisch verhaal voorgeschoteld krijgt. Zijn film over de befaamde operaster Maria Callas is daar niet anders in. Dat zij wordt gespeeld door Angelina Jolie is treffend: diva speelt diva.

Maria ‘La Divina’ (‘de goddelijke’) Callas (1923-1977) wordt gezien als een van de beste sopranen uit de muziekgeschiedenis, haar optredens zijn bovendien fameus door haar diepe inlevingsvermogen in de tragische karakters: van Violetta in Verdi’s La Traviata tot Medea van Cherubini. Larraíns biopic is passend operatesk: alles wordt net even boven de werkelijkheid uitgetild. De kleuren zijn diep verzadigd, het licht is theatraal, de camera beweegt traag en shots waarin we Callas vanaf grote afstand zien worden afgewisseld met close-ups.



Meestal kijken we naar haar alsof zij op het toneel staat, haar leven ontvouwt zich als bewegend theater. Het rijmt met haar eigen visie: Callas zag het podium als haar brein en opera’s als haar ziel. Maria speelt zich af in september 1977 en focust op de laatste week van haar leven in en rondom haar appartement in Parijs.

Ze leeft er teruggetrokken met haar butler Ferruccio en huishoudster Bruna. Ferruccio houdt haar gezondheid in de gaten, Callas is verslaafd aan diverse medicamenten, Bruna zorgt ervoor dat de aan anorexia lijdende diva wat eet. Terwijl Callas op soms komische wijze met haar personeel omgaat, wordt ze overspoeld door herinneringen of geplaagd door hallucinaties door de grote hoeveelheid mandraxpillen (kalmeringsmiddelen) die zij slikt.

De fantomen uit het verleden zijn soms gelukkig, met name die waarin zij optreedt in de grote operahuizen. Maar er zitten ook traumatische herinneringen tussen: haar dominante moeder die haar laat zingen voor Duitse soldaten in Athene in de Tweede Wereldoorlog, de suggestie is dat zij en haar zus meer moesten doen dan zingen. Daarnaast beeldt Maria zich in dat zij wordt geïnterviewd door een journalist die niet toevallig Mandrax heet.

Cinematograaf Ed Lachman draaide op verschillende filmformaten, van Super8 tot 35mm, waarbij elk formaat een andere functie heeft. Het op 35mm-gefilmde heden is in warme kleuren, de herinneringen zijn zwart-wit, de ingebeelde interviews met Mandrax zijn herkenbaar aan de filmperforaties die af en toe door het beeld lopen. En dan zijn er nog de spaarzaam gebruikte home movies van butler Ferruccio.

Niet alle herinneringen zijn zwart-wit; haar legendarische optredens zijn wel in kleur, want hoogtepunten uit haar leven. Binnen scènes monteert Larraín vaak virtuoos van het heden naar het verleden en weer terug. Iets soortgelijks zien we bij het gemoed van Callas: het schiet heen en weer tussen sterk en kwetsbaar, hautain en nederig, koppig en inschikkelijk.

Het moment waarop ze de Griekse scheepsmagnaat Aristoteles Onassis ontmoet, vormt het scharnierpunt van de film. De vraag waarom ze viel voor deze ordinaire bruut, een zelfingenomen macho, keert meermaals terug. In die zin doet Callas in Maria een kritisch zelfonderzoek, een afrekening met het verleden in het oog van de dood.

Larraíns film is zo de autobiografie die ze nooit schreef. Maria biedt een subjectieve visie op de vrouw die in haar privéleven snakte naar de adoratie en de liefde die ze wel van het publiek kreeg. Filmbezoekers die weinig van Callas weten, zullen soms voor een raadsel staan.

Dat de beroemde sopraan werd gemanipuleerd en uitgebuit door haar moeder en haar echtgenoten Meneghini en Onassis wordt bijvoorbeeld slechts dunnetjes aangestipt. Larraín is een groot liefhebber van Callas, toch is dit geen al te eerbiedig portret; de nadruk op haar medicijnverslaving is tekenend. Illustratief voor zijn aanpak is een fraaie scène waarin Callas voor huishoudster Bruna zingt, die ondertussen onverstoorbaar een omelet bakt.

Op de geluidsband horen we het sissen van de koekenpan luid door de aria heen. Dat Callas een enigma blijft, past in die opzet. Na 1960 worstelde Callas meer en meer met stemproblemen.

In haar laatste week zoekt Callas met een pianist vergeefs uit of het haar zal lukken weer zo glorieus te zingen als vroeger. Het levert hartverscheurende momenten op, als zij beseft dat haar stem voorgoed verloren is. Dat Angelina Jolie zeven maanden zangles nam om deze scènes zelf te zingen, betaalt zich uit.

Het is realistisch: hier zingt iemand die de noten niet haalt, kracht mist en haar ademsteun verkeerd gebruikt. In de andere muzikale fragmenten wordt haar stem vermengd met die van Callas. De geluidsband is een feest voor Callas-fans, met onder meer beroemde aria’s als ‘Casta diva’ en de waanzinscène uit Anna Bolena .

Aria’s die ook thematisch werken: ze gaan over vaders, (foute) mannen en dramatische liefde. In opera’s speelde Callas vaak de tragische heldin die zij zelf werd, met diep verdriet over het verlies van haar stem en van Onassis, die stiekem trouwde met Jackie Kennedy. In de aria ‘Vissi d’arte’ zingt de heldin dat zij leeft voor de kunst en de liefde.

Dat gold bij uitstek voor La Divina..