Lize Spit: ‘Onder de haardot zit een lichaam met veel verdriet’

Na de romans Het smelt, Ik ben er niet en De eerlijke vinder schreef Lize Spit zopas haar eerste non-fictieboek.

featured-image

Na de romans Het smelt , Ik ben er niet en De eerlijke vinder schreef Lize Spit zopas haar eerste non-fictieboek. In Autobiografie van mijn lichaam dissecteert de Brusselse succesauteur haar gehavende, begerende en schrijvende lijf, dat gevormd werd door een afwezige biologische vader, een verslaafde moeder, denigrerende blikken en een ziekelijk gestel. Eind 2021 kreeg de moeder van Lize Spit te horen dat ze slokdarmkanker had.

Voor de mens Lize Spit leidde dat tot een laatste toenaderingspoging tot haar inmiddels overleden mama. Voor de schrijfster Lize Spit werd het de aanleiding voor een openhartig en ontluisterend autobiografisch boek, waarin ze zonder taboes haar lijf en leden maar ook haar jonge leven diagnosticeert. “Veel mensen zien alleen de succesvolle schrijfster, met die haardot als een soort handelsmerk.



Maar daaronder zit ook een constructie met veel verdriet. Ik vond het een bevrijding om daarover te schrijven.” Een onderzoek, samen met de Brusselse schrijfster, naar de verschillende lichamen die één lichaam kan herbergen.

Het lichaam is geen blanco pagina, maar is bij de geboorte al beschreven door al wat erfelijk is. Wat krijg je mee van je ouders, en wat wil je zelf doorgeven. Lize Spit: “Er is nature en er is nurture, en in Autobiografie van mijn lichaam gaat het over beide.

Ik vertel over hoe ik als tiener te horen kreeg dat mijn vader niet mijn biologische vader was, en dat ik net als mijn broer en twee zussen via een zaaddonor werd verwekt. Dat was een geheim tot mijn broer, die biochemie studeerde, de bloedgroepen van ons gezin moest onderzoeken. Ik wil aan dat verhaal niet te veel aandacht schenken, want het boek draait niet om die onthulling, en dat biologische vaderschap is geen groot thema in mijn leven.

Maar vragen over verwantschap en de genen die in het spel zijn behoren wel tot de thematiek van het boek. Hoe kijk ik, en hoe keken mijn ouders, naar mijn lichaam dat niet uit hen beiden voortkomt?” “Genetische belasting is er natuurlijk sowieso. Aan moederskant kwam diabetes type 1 voor, dus het zou goed kunnen dat ik die ziekte via mijn moeder doorgegeven kreeg.

Aan die kant van de familie zit ook een verslavingsgevoeligheid, al spelen bij de alcoholverslaving van mijn moeder zeker ook andere factoren. In het boek besteed ik vooral aandacht aan de nurture. Hoe de jaren waarin je afhankelijk bent van volwassenen heel erg bepalend zijn voor je zelfbeeld.

Hoe bepaalde gebeurtenissen onbewust een slechte invloed hebben op je lichaam. En hoe je lichaam je ook vormt. Ik zoom in op de onveiligheid thuis.

Het is zeker niet zo dat er in mijn jeugd alleen maar onveilige situaties waren, maar er was wel heel veel impliciet geweld. Omdat mijn ouders twee worstelende mensen waren, richtte ik me heel erg op hen. Maar door de verslaving van mijn moeder ontstond er een soort wantrouwen.

Een onvoorspelbaarheid, waardoor je eigenlijk nooit durfde uit te gaan van de situatie, en je nooit alles onder controle had. Zij was ook erg negatief en zelfs destructief, ook naar ons en onze lichamen toe. Zo ontwikkelde ik zelf een walging voor mijn moeder, die ik pas voelde toen ze ziek werd.

Dat lichaam was geen vertrouwde haven voor mij, maar een weerbarstige plek waar heel veel verdriet samengeklonterd zat. Ik vond het heel moeilijk om bij haar te zijn, om mij echt aan haar te tonen en om haar aan te raken. Zij cijferde zichzelf weg en ik cijferde mezelf weg.

Haar voorbeeld bepaalde ook hoe ik met mezelf omga.” “Mijn zus heeft snel de beslissing genomen om geen kinderen te krijgen. Ze studeerde net als mijn beide ouders pedagogie, en las in al die cursussen op hoeveel manieren het fout kan lopen, klaarblijkelijk zelfs bij ouders die die cursussen ook hadden gelezen.

Zij vreesde dat ze haar kinderen het gevoel zou geven dat ze niet gewenst zijn. Voor mij is kinderloosheid meer het resultaat geweest van een lang proces van niet doen, niet durven en andere levenskeuzes maken, die voor mij blijkbaar belangrijker waren. Het is niet dat ik al twintig jaar denk dat ik geen moeder wil worden.

Maar je moet ook een toekomstbeeld ontwikkelen voor een leven buiten de geijkte paden met kinderen, en dat kost tijd. Er is twijfel en ook verdriet om het gemis. Maar uiteindelijk volgt die keuze dan toch.

” Een zware zona en ernstige diabetes, die vraagt om prikken in haar eigen lichaam. Drankverslaving en uiteindelijk kanker bij haar moeder. Dat het lichaam wat te verduren krijgt, viel al op in de dagboekfragmenten van de jonge Lize Spit.

“In Autobiografie van mijn lichaam heb ik een selectie van mijn kinderdagboeken opgenomen, in het bijzonder alle zinnen die te maken hebben met mijn moeder, mijn lichaam, de dood of afscheid in het algemeen,” vertelt ze. “Ik merkte daarbij dat ik als kind heel erg gefocust was op pijn, doktersbezoeken, ziektes van juffen of klasgenoten. Ik was jaloers wanneer andere mensen ziek waren of naar het ziekenhuis moesten, omdat dat hen zogezegd speciaal maakte.

Ik beschrijf in het boek ook dat er een periode is geweest dat ik mijn wondjes uitbreidde of mijn gekneusde pols nog meer probeerde te kneuzen om naar de huisarts te kunnen. En ik had van kleins af aan al een sukkelig gestel, want toen ik vier was, heb ik een zware zona gehad. Omdat ze een keer op het punt hebben gestaan om mij te verliezen, waren mijn ouders ongeruster over mijn gezondheid dan over die van mijn broer en zussen.

Het benadrukken van mijn lichaam als een ziekelijk iets was dus mijn manier om aandacht, medelijden en liefde te krijgen.” “Het is gek dat ik dan op mijn dertiende suikerziekte kreeg, wat bij wijze van spreken ineens de hoofdprijs was. Toen besefte ik dat het menens was, en vanaf dan negeerde ik dat lichaam liever, en vond ik het helemaal niet meer leuk dat er voor mij moest worden gezorgd.

In de eerste versie van dit boek stond er zelfs niks over mijn diabetes, omdat ik zo omga met de ziekte: ik sluit ze buiten. Ik heb weinig zin om mij tot mijn ziekte te verhouden op de momenten dat ze niet mijn aandacht opeist – want dat is sowieso tientallen keren per dag. Ik ben iemand met een ziekte, maar de ziekte bepaalt mij niet.

Dat vind ik een belangrijk onderscheid. Het heeft ook even geduurd voordat ik er in de media iets over heb gezegd. De uitgeverij had natuurlijk gelijk om op te merken dat de ziekte zo’n wezenlijk deel van mijn lichaam vormt dat ik het er niet niet over kon hebben.

Ze beïnvloedt mijn leven, al heb ik misschien nog het geluk gehad dat ik op jonge leeftijd ziek werd, waardoor ik het volwassen leven in een gezond lichaam dat ongehinderd kan eten of sporten nooit heb gekend.” “Natuurlijk is er soms kwaadheid en verdriet om wat ik mis. Wie gezegend is met een goede gezondheid, beseft dat zelden.

Tijdens corona waren sommige mensen wc-papier aan het hamsteren, ik was bang om zonder levensnoodzakelijke insuline te vallen. De ziekte is er de hele tijd, dus je bent voortdurend met een eigen missie bezig. Mijn diabetes is als een tamagotchi, als een breekbaar ei waarmee ik voortdurend rondloop.

Ik moet mezelf dagelijks in leven houden. Alleen wilde ik niet schrijven over hoe uitzonderlijk mijn situatie wel is, want dat is ze niet. Dit is voor zoveel mensen een realiteit.

Heel veel lichamen hebben zo’n verhaal. Ik toon het mijne in de hoop dat mensen hun eigen lichaam ernaast leggen. Het is eigenlijk de biografie van ‘ons’ lichaam, van ‘een’ lichaam, van ‘het’ lichaam.

” Lize Spit beschrijft in Autobiografie van mijn lichaam onder meer hoe ze tijdens jaar jeugd denigrerende opmerkingen over haar lichaam incasseerde, en hoe haar fameuze haardot de aandacht moest afleiden van een lichaam waar ze moeilijk vrede mee kan nemen. “Op dat vlak kom ik van ver,” vertelt ze. “Er hing bij ons thuis veel negativiteit rond lichamelijkheid, en die werd ook gebruikt om te kleineren.

Mijn vader gebruikte vaak woorden als ‘olifant’ of ‘olifantenpoten’ om opmerkingen te maken over onze lichamen, waardoor ik het gevoel kreeg dat ik lelijk was. Een ouder hoeft niet voortdurend tegen zijn kind te zeggen dat het het mooiste kind is dat er is, maar als je dag in, dag uit het idee krijgt dat je beschaamd moet zijn, dan ga je dat ook denken. Als ik nu naar foto’s van vroeger kijk, dan zie ik een normale tiener.

Dat juistere beeld van het verleden sijpelt pas nu binnen, maar de worsteling blijft wel.” “Daarnaast heb je ook nog eens te maken met gangbare beelden en maatschappelijke ideeën van hoe een lichaam, en in het bijzonder een vrouwenlichaam, eruit zou moeten zien. Daar moet ik me ook met mijn ziekte tegenover verhouden.

De schoonheidsidealen die we zien hebben zelden een ziektebeeld. Al is er wel langzaam iets aan het veranderen. In mijn overzichten op sociale media krijg ik bijvoorbeeld advertenties voor lingerie te zien met modellen die een sensor of een katheter dragen.

Maar dat tonen ze dus aan mij, niet aan mensen die geen diabetes hebben. En dat is het probleem. Ik zou willen dat anderen dat zagen, want ik weet al hoe dat eruitziet.

Ik worstel niet met dat beeld, maar met het feit dat anderen dat beeld niet kennen. Daarom vind ik algoritmes ook zo gevaarlijk. Voor iedereen wordt online een wereld op maat gecreëerd, maar die werelden sluiten niet meer op elkaar aan.

” “Met dit boek leg ik dat allemaal een keer op tafel. En dat maakt je kwetsbaar, omdat je jezelf uit elkaar en onderuithaalt. Maar ik vond het ondraaglijker dat het beeld dat van buitenaf van mij bestond niet dichter bij mijn echte zelf lag.

Ik wilde de schrijver en de mens dichter bij elkaar brengen. Ik wilde meer eerlijkheid. Eerlijkheid die er in mijn jeugd vaak niet was.

Daarom is het inderdaad ook geen fictieboek geworden. Ik had een fictieve moederroman kunnen schrijven, maar ik wilde geen verstoppertje meer spelen.” Als het om afhankelijkheid en verslaving gaat, zijn zowel lichaam als geest in het geding.

De alcoholverslaving van haar moeder speelde een belangrijke rol in het leven én het schrijven van Lize Spit. Spit: “De generatie van mijn ouders, de zestigers en zeventigers van vandaag, had weinig kansen om over gevoelens te praten. Als je dan als huismoeder van vier – sociaal geïsoleerd in een klein dorp ver weg van je familie, én met een zekere verslavingsgevoeligheid – degene bent die de boodschappen doet, dan kan het zijn dat je naar alcohol grijpt om zaken te verwerken, en kan je gemakkelijk afglijden.

Ik kijk dus met veel mededogen naar haar verslavingsproblematiek. Maar alcohol is al sinds ik heel klein ben een groot ding in mijn leven, waar ik niet makkelijk mee kan omgaan. Tijdens het schrijven van dit boek heb ik bewust een keer een tijdje wat meer gedronken.

Ik ben veel beter omringd dan mijn moeder en kan dat onder controle houden, maar ik vond het opmerkelijk hoe makkelijk je in de fase komt dat je vindt dat je wel iets vroeger op de dag mag drinken, en dat het ook wel iets meer mag zijn.” “Het is niet zo dat ik een fysieke afhankelijkheid heb van schrijven of begin te huilen als ik het twee dagen niet heb gedaan, maar ik noem schrijven wel mijn verslaving, omdat er overeenkomsten zijn tussen mijn schrijven en het drinken van mijn moeder. Zoals het feit dat je het leven zelf niet ten volste in het hier en nu leeft, maar het op de een of andere manier wilt afzwakken.

Of het feit dat je in conflict komt met de mensen van wie je houdt, omdat je niet kan kiezen als iemand vraagt: ‘De drank of ik?’ of ‘Een boek of ik?’ Er zat veel ruis op mijn relatie met mijn moeder. En ik weet niet goed hoe ik zou zijn omgegaan met wat er vroeger is gebeurd als ik geen schrijver was geworden. Misschien had ik dan ook voor alcohol gekozen.

Ik beschrijf hoe mijn moeder een deel van haar thesis onder invloed schreef en hoe de prof die stukken echt veel beter vond. Mijn moeder is geconditioneerd door het idee dat ze in die staat op haar best was. En bij mij is dat met schrijven zo.

Als kind al kreeg ik van de juffen waardering voor mijn gedichten, dus wanneer ik schreef, voelde ik mij de moeite waard.” In liefdesrelaties wordt een lichaam ook een liefhebbend en begeerd lichaam. Bij seks komt ook kwetsbaarheid en overgave kijken.

Maar hoe zit dat als je nog niet in het reine bent met je eigen lichaam? Spit: “Als je eigen lichaam een onveilig gegeven is, dan kan lichamelijkheid in een relatie een strijd zijn, daar moeten we niet flauw over doen. In een relatie zit je met twee lichamen die andere verwachtingen hebben. Je moet eerst je eigen lichaam leren kennen, en meestal gebeurt dat al in je tienerjaren.

Maar ik heb dat totaal niet ontwikkeld. Wanneer je uit een problematische gezinssituatie komt, is het vaak een patroon dat je snel het huis verlaat. Je hebt dan mensen die juist heel erg het fysieke opzoeken, maar bij mij was dat niet zo.

Ik ben wel heel snel op zoek gegaan naar veiligheid, waardoor ik ook vlug in de situatie kwam waarin de andere wél een lichaam had en ik totaal nog niet. Dat was overweldigend. Ik had geen taal beschikbaar om dat te kaderen.

Om met een ‘lichaamloos lichaam’ seksualiteit met een ander te ontdekken, was voor mij heel moeilijk. Begeerte is geen probleem. Vooral begeerd worden is moeilijk, want dan moet je de controle loslaten.

Het gaat niet zozeer om het geven aan de ander, maar om het toelaten van de ander. In het hier en nu kunnen en durven te zijn, dat is het moeilijkste voor mij. Al hoeft dat misschien ook niet om er een rijk fysiek leven op na te houden.

Intimiteit kan je op heel veel manieren vormgeven, maar dat is voor mij een heel moeilijk parcours geweest. Terwijl seksualiteit nog steeds een thema is waar zoveel om draait. Dat maakt je positie nog eenzamer.

Ik probeer die strijd en die zoektocht eerlijk weer te geven, want ik zal heus niet de enige zijn die op dat vlak zoekende is en intussen in onze geseksualiseerde samenleving en media beelden te zien krijgt die niet overeenstemmen met waar je zelf staat of hoe je het zelf voelt.” Autobiografie van mijn lichaam is literaire non-fictie. Van iemand die misschien al schrijfster was toen ze zich als tiener tot haar dagboeken richtte.

Maar vandaag kan iedereen Spits ontboezemingen lezen. “Mijn zus wees me al op het schizofrene karakter van mijn schrijverschap,” zegt ze. “Ik ben de dochter van mijn ouders, maar ik ben ook een schrijfster, waardoor ik kan schrijven over wat ons overkomen is.

Als schrijfster kan ik veel ruimte innemen. Terwijl ik als dochter tegenover mijn moeder helemaal niemand kon zijn. Ik kon bij haar nul procent mezelf zijn, en alleen maar bezig zijn met wat zij wilde horen en zien.

Met hoe ik me door de kamer moest bewegen om geen negatieve opmerkingen van haar te krijgen. Ik was me heel erg bewust van haar blik. Dit boek is ontstaan na het mailtje dat ik van mijn moeder kreeg met de mededeling dat ze kanker had.

Na een tijdje besefte ik dat ik haar zelfs onder druk van die kanker niet tegemoet zou kunnen komen, omdat wij dezelfde personen bleven met dezelfde moeilijke relatie.” “Ik zou wellicht ook nooit zijn gaan schrijven als ik die moeilijke relatie met mijn ouders niet had – een zorgrelatie die niet per se heel goed was voor mijn eigen zelfvertrouwen. En als ik niet had geschreven, had ik misschien veel vroeger de confrontatie moeten aangaan met mijn ouders, terwijl dat nu via mijn boeken ging.

Ik voel wel loyaliteit aan mijn familie, maar in mijn werk schrijf ik vrijuit, en in interviews zeg ik zaken die ik als mens in relatie tot anderen eigenlijk nooit eerlijk zou durven te zeggen. Als ik dan thuis die interviews herlees, kan ik mij daar slecht bij voelen, omdat ik erg inzit met de reacties van de mensen over wie het gaat.” “‘Je zou kunnen zeggen dat Autobiografie van mijn lichaam bestaat uit twee delen.

Het eerste is een verslag van onze toenaderingspoging. Het tweede bevat, in de vorm van brieven aan mijn moeder, al de dingen die ik haar nooit heb durven te zeggen, omdat ik haar wilde beschermen tegen wat ik van haar vond. Zoals ik haar al mijn hele leven beschermde tegen de waarheid, die ze duidelijk probeerde af te zwakken door te drinken.

Toch is dit geen therapeutisch boek. Het is niet door het op te schrijven dat je tot inzichten komt. Dat therapeutische proces gaat eraan vooraf.

Het is meer een sublimering van de inzichten die dat denkproces opleverde. Aan tafel gaan zitten om de chaos te ordenen. ‘Dit is mijn moeder die aftakelt.

Hoe ga ik dat vatten? Hoe toon ik dat? Wat toon ik wel? Wat niet?’ Eerder dan om dingen veranderen, draait het leven vaak om het leren accepteren van die dingen. Dat kan je door te schrijven.” Autobiografie van mijn lichaam (389 p.

, 27,50 euro) verscheen zopas bij Das Mag, dasmag.nl.