Literatuur als mythische ontsnapping aan de dystopische realiteit op Crossing Border

Nationalisme, de gruwelijkheden van oorlog en verborgen Europese verhalen waren de thema’s op literatuur- en muziekfestival Crossing Border dit jaar. Literatuur en verbeelding moeten zorgen voor verbinding.

featured-image

Het was voor trouwe bezoekers wel even wennen. De verschillende podia van literatuur- en muziekfestival Crossing Border waren, anders dan vorig jaar, afgelopen vrijdagavond niet verspreid door het centrum van Den Haag, maar geconcentreerd in de Koninklijke Schouwburg in die stad. Niet alleen was de stad daardoor minder deelgenoot, ook Crossing Border zelf voelde erdoor als een iets meer individuele ervaring.

Anders, wel met voordelen: een goede garderobe, vrijwel niets hoeven missen omdat het volgende optreden slechts twee trappen weg kon zijn, een sfeer vol van literair gegons. En het bood de bezoekers de mogelijkheid zich te bezinnen op de betekenis van literatuur in een wereld waar we zelf zo weinig grip op hebben. De muzikale programmering trapte dit jaar af met de Amerikaanse componist en zangeres Sheherazaad.



Zij creëerde met haar nummers een hypnotiserende synthese tussen folk en pop. De keelklanken uit het Hindi en Urdi pasten perfect bij het snerpen van de cello en kamancheh [Een Armeens strijkinstrument, red.].

Het publiek zat wat onwennig op de schouwburgstoelen, niet zeker wanneer het applaus mocht worden ingezet. Het donker van de zaal en de comfortabele stoelen bleken voor veel bezoekers de ultieme gelegenheid om met de zaklampfunctie van hun telefoon ondertussen vast het blokkenschema te bestuderen. Gelukkig ging Sheherazaad volledig op in de muziek; haar gezicht ging half schuil achter haar lange haren, haar lichaam kronkelde ritmisch met haar stemgeluid mee.

Het nummer ‘Lejah’, over de manier waarop dialecten verhalen vertellen over ontheemding en verloren wortels, bleek de perfecte inleiding voor de rest van het festival. Even later, in dezelfde zaal, was duidelijk te merken dat schrijver Paul Lynch er sinds het winnen van de Booker Prize vorig jaar al tussen de 250 en 300 interviews en „ an obcene amount of travel ” op had zitten. Hij sprak vlot, wist de gelaagdheid van zijn roman Het lied van de profeet – dat zich afspeelt in een fictief, totalitair Ierland en werd geïnspireerd op de onverschillige omgang met vluchtelingen in het westen – bijna vanzelfsprekend te koppelen aan het dagelijkse leven.

Dat maakte het extra indrukwekkend dat journalist Anna Luyten eerder gesprekspartner dan interviewer was, zonder het om haar te laten draaien. Ze leek Lynch’ boek te hebben doorgrond, en voelde precies aan wanneer ze de ondertussen getrainde duider moest bevragen, of juist laten floreren. En hoewel Lynch de zaal vaak liet grinniken, of ronduit lachen, was zijn boodschap niet vermakelijk of troostend.

Want, zo stelde Lynch, de realiteit komt ná de dystopie. We zijn als mensen niet in staat om verschrikkelijke beelden uit bijvoorbeeld Gaza, Oekraïne en Soedan te verwerken, dat zou ons vernietigen. En omdat we er geen verbinding mee kunnen maken, kunnen we hen die het meeste lijden niet als gelijken zien; ze worden objecten.

Volgens hem is fictie de enige manier om die dehumanisering tegen te gaan: „Fictie kan je van sympathie naar empathie brengen. Dat is een van de grote krachten van fictie.” Schrijver Safae el Khannoussi (1994), die eerder dit jaar met haar denderende debuut Oroppa de Nederlandse letteren kwam binnenstormen, wilde in haar roman een podium geven aan verhalen die veelal geen onderdeel zijn geworden van het culturele archief van Nederland.

Ze benadrukte dat de migratieachtergrond van haar personages niet per se is wat ze met elkaar gemeen hebben. Het zijn volgens haar stuk voor stuk voorbeelden van perspectieven die wegglippen in onze maatschappij, perspectieven die we uit het oog verliezen. In gesprek met schrijver Oscar Kocken vertelde El Khannoussi dat ze de roman schreef vanuit het idee dat er in de orale traditie een belangrijke vorm van kennis zit.

De vertellers en personages zijn volgens haar onzichtbaar gemaakt door hun verhalen niet juist op te schrijven, of ze slechts op te voeren als eendimensionale karikaturen. Zulke hiaten in de Europese collectieve verbeelding stonden ook centraal tijdens het dagprogramma op zaterdag, dat zich met locaties als Theater PePijn en Border Kitchen wel over de stad had verspreid. In het Mauritshuis sprak NRC -redacteur Michel Krielaars met de Kroatische schrijver Slobodan Šnajder.

De auteur, die bij het grote publiek bekend werd dankzij zijn roman De reparatie van de wereld , had een duidelijke boodschap: het denken in nationalisme, in geworteld zijn, is de vloek van deze tijd. Volgens auteur Sana Valiulina zit er iets universeels in het zwijgen over en het wegstoppen van gruwelijkheden. In haar nieuwe boek Waar alle wegen ophouden volgt ze haar vader, die als landverrader tien jaar lang in de Goelag verdween.

Schrijver Lisa Weeda, die Valiulina interviewde, legde een mooi verband met de Nederlandse herinneringscultuur over de Tweede Wereldoorlog, door af en toe welgemeende vragen aan het publiek te stellen. „Weet u wat de Goelag was? Of order 270?” Het bleef stil. Ook op de tweede festivalavond bleek de muzikale programmering een ode aan de mondelinge vertelling; een herinnering aan gesproken taal als de ultieme vorm van verbinding.

June Mcdoom speelde haar nummers vol folk, jazz en soul in Heartbeat Hotel. In het gedimde licht kwamen steeds meer mensen binnengeslopen, hopend op een stoeltje, vaak genoegen nemend met de vloer. Haar intieme nummers voelden als de titelsong van deze editie van Crossing Border: „ I’m searching to find ”.

.