Limburgse vastelaovesliedjes staan klaar voor nieuwe seizoen

Er staan tientallen kersverse vastelaovesliedjes klaar voor het nieuwe vastelaovesseizoen. De makers en uitvoerenden storten zich komende maanden als ware lemmingen in een zee vol juryleden, vastelaovesvierders en dj's die klaarstaan om het ene liedje compleet te negeren en het andere volop te omarmen.

featured-image

Er staan tientallen kersverse vastelaovesliedjes klaar voor het nieuwe vastelaovesseizoen. De makers en uitvoerenden storten zich komende maanden als ware lemmingen in een zee vol juryleden, vastelaovesvierders en dj's die klaarstaan om het ene liedje compleet te negeren en het andere volop te omarmen. Het is nu eenmaal een feit dat slechts een paar nummers per seizoen zullen doordringen tot het grote publiek.

De Giel In Blerick staan 16 gloednieuwe vastelaovesliedjes in de startblokken. Maandagavond houdt Vastelaoves Gezelschap De Wortelepin in zaal 't Raodhoes in hartje Blerick haar voorronde. Blerick kent een lange historie van liedjeskonkoersen die teruggaat tot 1961.



Talrijke liedjesschrijvers en zangers braken hier de laatste decennia door en wisten daarna regelmatig ook een plekje te bemachtigen op de beroemde leedjesaovend van 'grote broer' Jocus in Venlo. Een kritische jury mag maandag maar 11 liedjes doorsturen naar de Blerickse finale die gepland staat op 5 oktober. De winnaar ontvangt de wisseltrofee De Giel, vernoemd naar oud-voorzitter Giel Geurts.

En zo verloopt het op meer plaatsen in Limburg. Sittard en Venlo hebben, met respectievelijk 17 en 21 ingezonden liedjes, hun voorselectie al achter de rug. De jury in Maastricht buigt zich binnenkort over 27 nummers, Venray telt er voorlopig 8, Hoensbroek 11, Horst 9 en zelfs Doenrade telt 11 gloednieuwe vastelaovesliedjes.

Hoe ze dat voor mekaar krijgen in Doonder? "Samen zijn, dorpsgevoel en plezier", legt lokale zangheld Pascal Sutherland uit. Lokale kraker Het is dus een komen en gaan van konkoersen de komende weken. Velden, Bocholtz, Panningen, Meerssen, Meijel, Reuver, Oirsbeek, Brunssum, Geleen, Valkenburg, Schinveld, Grashoek, Koningslust, Heerlen, De Wien, noem maar op.

Wedstrijden met veel liedjes waar we in veel gevallen niks meer van horen. En toch gebeurt het af en toe dat een lokale kraker provinciaal furore maakt. Het Venrayse nummer Ik wooj nie gaon van het duo Van Lieshout en Arts werd afgelopen seizoen 'slechts' derde bij de jury van het liedjesfestival van de Pielhaas in Venray, maar door het succes tijdens het LVK mag dit nummer toch gezien worden als de grote provinciale vastelaoveshit van 2024.

Niet overal zijn lokale liedjeswedstrijden een lang leven beschoren. In Tegelen, Belfeld en Arcen is het konkoer ter ziele. Het liedjeskonkoer van Maasbree gaat dit seizoen niet door.

Het aantal aanmeldingen valt tegen, zo meldt Omroep P&M. Ook Weert, Geleen en Grubbenvorst hebben het regelmatig lastig om een volwaardige wedstrijd bijeen te krijgen. Roermond zoekt sinds kort samenwerking met Maasniel.

Voor de WOII De provincie telt de komende maanden zo'n 50 lokale en regionale liedjeskonkoersen. De traditie om mekaar muzikaal uit te dagen begint net voor de Tweede Wereldoorlog. In archieven zijn hier en daar nog oudere vastelaovesliedjes gevonden, bijvoorbeeld uit de negentiende eeuw.

De Momus mutz , een liedje uit Maastricht, stamt uit 1842. De Jocuswalzer, ergens tussen 1876 en 1883 geschreven door de Venlose dirigent en componist Gerard Hamm, is nu nog steeds het opkomstlied van het Venloosch Vastelaovesgezelschap. Het lied De Marotte zulle laeve in Sittard gemaakt in 1881 werd door speurneus Rene Haustermans in archieven ontdekt, het Heelder Vastelaovesleedje van den optocht 1897 is een stokoud carnavalsliedje uit Heel en in de Welkomsgroet 1898 heet het jubilerende Jocus op de melodie van het Belgische volkslied enkele collegacarnavalsverenigingen welkom.

Sittard pikt ondertussen ook nog het Frans soldatenliedje Le rêve passe uit 1909 op, in 1949 door zanger Joseph Locke gezongen in de bioscoopfilm What a carry on . De melodie wordt nog steeds met de vastelaovend door muzikanten van de Phil of de Paek gespeeld waarbij de laammaekers van Zitterd zingen Hoog 't rood, geel, gruin . Trinklieder Veel eigen liedjes met eigen melodieën en lokale thema's zijn er tot pakweg 1937 niet.

Im schwung zijn dan wel al enkele Duitse 'Trinklieder' die via de radio de Limburgse huiskamers bereiken. Es war einmal ein treuer Husar uit 1920, Heidewitzka, Herr Kapitän (1936) en natuurlijk Rosa Munde uit 1927 dat van oorsprong het Tsjechische Skoda Lasky is van componist Jaromir Vejvoda. Maar ook het Amerikaanse She'll be coming round the mountain uit 1927, beter bekend als Zing ik aja jippie jippie jee , is een melodie die het in onze contreien goed doet.

En daarnaast had je van oudsher nog de Hollandse soldatenliedjes die vooral in de oude vestingsteden (met kazernes en soldaten) rondom carnaval zijn blijven hangen. Het waren in vroeger tijden vaak soldaten (en nota bene niet-katholieke soldaten) die met carnaval, bewapend met een trommel, trompet of accordeon, de stad introkken en liedjes zongen als Wij zijn gezworen kameraden en Jij moet niet zo draaien , Hup Merjenneke en Hij is voor mij naar de oost gaan varen . Opleving Het zijn Venlo, Roermond en Kerkrade die net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een opleving van de vastelaovend krijgen.

De steden klimmen net als andere plaatsen in West-Europa uit het economische dal van de Beurskrach van 1929. Hierdoor krijgt ook de oudste nog actieve carnavalsvereniging van Nederland, Jocus, opgericht in Venlo in 1842, nieuwe energie. In Kerkrade wordt in 1936 de Kirchröätsjer Vasteloavends Verain opgericht en in 1937 komen er al eigen liedjes zoals Mörje is 'ne angere daag en Op d'r Joep zienne monneka .

Het oudste liedje van Sjtadsvastelaovesvereniging D'n Uul in Roermond is ook van 1937 en heet Vivat D'n Uul . Ook binnen Jocus leeft in die jaren de wil om eigen liedjes te maken. Een idee dat wellicht is opgepakt na feestelijke bezoeken van de Venlose Raod van Elf aan diverse carnavalssteden langs de Rijn.

In Keulen en Koblenz bezingen de Duitse carnavalisten namelijk voor het eerst hun eigen steden en tradities. Elf van Elf De muzikanten Baer Winters en Harry Verhagen schrijven daarom in 1936 een openingslied voor Jocus: Elf van Elf. Vanaf dat moment wordt het maken van vastelaovesliedjes een wedstrijd die de Venlose vastelaovesmuziek tot grote hoogten brengt met melodieën die verder reiken dan de provinciegrens.

Het Venloos Leedjes Bukske van 1937 telt maar liefst 24 nieuwe liedjes. De heren Winters en Verhagen sturen het liedje Och An, och An in en laten dat zingen door de dan 15-jarige Sjraar Peetjens. Het nummer wordt de eerste winnende schlager van Venlo.

Zanger en acteur Funs van Grinsven is dan ook teruggekeerd uit München waar hij een opleiding volgde aan de toneelacademie. In München, waar in het straatbeeld steeds vaker de hakenkruisvlag wappert, schrijft hij uit heimwee het liedje Venlo, stedje van lol en plezeer . De jury is in 1937 niet enorm gecharmeerd van het liedje maar Van Grinsven weet het nummer de jaren erna uit te bouwen tot het bekendste Venlose volkslied dat er is.

Nico Ploum Na de oorlog volgen andere Limburgse steden en carnavalsverenigingen met liedjeskonkoersen. Carnaval in Mestreech wordt de kraker van Math Niël in 1946 in onze hoofdstad. Liedjeswedstrijden in Heerlen, Weert en Sittard laten niet lang op zich wachten.

Lokale talenten krijgen een podium dat er voorheen niet was. En met financiële hulp van de carnavalsverenigingen weten deze zangers naam te maken door hun winnende liedjes op plaat te zetten. Funs van Grinsven, Felix Peters, Sjraar & Piet Peetjens, Wiel Knipa, Lex Stassen, Sef Thissen, Nico Ploum, Louis Devens en Leike de Borgie genieten bovenlokale bekendheid dankzij bakeliet en vinyl.

Ook de regionale omroep van Limburg, die met haar uitzendingen begint op Tweede Kerstdag 1945, helpt een handje mee aan de beroemdheid van lokale zangers. De toenmalige ROZ trekt regelmatig de provincie in voor opnames van carnavalszittingen maar nodigt lokale zangtalenten ook in de studio uit om vastelaovesliedjes in te zingen. Dialect De lokale wedstrijden hebben veel Limburgse componisten, tekstschrijvers en muzikanten uitgedaagd om een liedje te verzinnen.

Het heeft geleid tot een groot arsenaal aan mensen dat in de provincie bezig is met muziek, en vooral met dialect. De vastelaovesliedjes leveren nog jaarlijks een onschatbare bijdrage aan het behoud van de dialecten in Limburg. Datzelfde effect zie je in een steden als Keulen en Den Bosch waar muzikanten jaarlijks weer getriggerd worden om in de eigen taal liedjes te maken.

Niet alle makers en artiesten zijn afhankelijk van successen op de lokale konkoersen. De bekende artiesten die optredens hebben door de hele provincie richten zich eerder op een LVK dan op een lokale wedstrijd. Vaak ook omdat carnavalsverenigingen eisen stellen aan winnaars van een lokale liedjeswedstrijd.

1977 Vergeleken met de oudheid van de lokale liedjeswedstrijden is het LVK, het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoers, nog maar jong. Het bestaat sinds 1977 maar is vandaag de dag voor veel liedjesmakers en artiesten een doel of droom om te bereiken. Of een plek in de finale van het LVK 2025 is weggelegd voor een Blerick vastelaovesliedje is de vraag.

Het lot ligt, zoals op vele plaatsen, maandagavond in handen van de jury. Deel dit artikel 💬 WhatsApp ons! Heb jij een tip of opmerking voor de redactie? Stuur ons een bericht via WhatsApp of stuur een mail naar [email protected] !.