Lang vergeten maar nu een publiekslieveling: de harmonieuze, bijna mystieke schilderijen van Jan Mankes

Museum Belvédère en Museum Arnhem wijden gelijktijdig een tentoonstelling aan Jan Mankes. De jong gestorven kunstenaar schilderde in roerige tijden een verstilde wereld, realistisch maar toch nét buiten de realiteit.

featured-image

Het is één keer gebeurd dat Museum Belvédère in Oranjewoud (Friesland) géén werk van Jan Mankes op zaal had. Daar kwam zoveel commentaar op dat het nooit meer is voorgevallen. Jan Mankes (1889-1920) – in de kunstgeschiedenis wordt hij gerekend tot de realisten, maar zijn werk is vooral eigenzinnig – is een bijzonder gewaardeerde kunstenaar.

Vorig jaar nog stond zijn Sneeuwlandschap met sloot (1913) op de lidmaatschapskaart van de Vereniging Rembrandt. Het met hulp van de vereniging aangekochte schilderij van deze lange tijd zo goed als vergeten kunstenaar, was in een grote stemactie gekozen tot meest geliefde aankoop ooit. Sneeuwlandschap met sloot passeerde in de verkiezing een Rembrandt, een Matisse, een Monet en een Vermeer.



Sneeuwlandschap met sloot hangt bijna altijd op zaal sinds de opening van Museum Belvédère in 2004. Je ziet een door sneeuw bedekt vergezicht met twee molens, een paar boerderijen, een kleine zwerm vogels en, langs een brede sloot, wat hoopjes kreupelhout. Zeker is het niet, maar het zou kunnen dat dit het uitzicht was dat je toen had op de plek waar nu het museum staat.

Jan Mankes woonde van 1909 tot 1915 in het dorpje De Knipe. Van daaruit wandelde hij graag naar Oranjewoud. Dat deed hij langs de Woudsterweg, waarlangs een smal kanaal loopt, de Prinsewyk.

Dat zou de sloot op het schilderij kunnen zijn. In Museum Belvédère hangen bij dat sneeuwlandschap sinds dit weekend óók schilderijen van de Woudsterweg, van Mankes’ vrouw Annie terwijl zij achter het huis kippen en ganzen voert, van het landschap gezien vanuit het huis waar hij woonde, en dat huis gezien als je ervoor staat (het is later afgebroken). Er valt nog veel meer te bewonderen, een stuk of veertig prachtige werken bij elkaar zijn het.

Jan Mankes. Uiting geven aan geestelijk leven is de titel van de tentoonstelling – of eigenlijk zijn het er twee: een gelijktijdige tentoonstelling in Museum Arnhem heet Jan Mankes. Verstilling en strijd .

De in nauwe samenwerking samengestelde tentoonstellingen vullen elkaar aan, maar zijn elk apart ook een geheel op zich. In Museum Arnhem hangen ruim vijftig schilderijen van Mankes, naast werk van voorlopers, tijdgenoten (Piet Mondriaan, Jan Toorop, Theo van Hoytema) en hedendaagse kunstenaars. De tentoonstellingstitel ‘uiting geven aan geestelijk leven’ verklaart meteen waaróm Jan Mankes zo geliefd is.

„Kunst is uiting geven aan geestelijk leven”, schreef hij in 1913. „Aangezien het zuiver geestelijke, het onnoembare, niet te noemen is, neemt men stoffelijke dingen te baat als middel.” Dat klinkt misschien een beetje hoogdravend, maar bovenal refereert het aan het vrijzinnig-christelijk geloof van hem en zijn vrouw – Mankes’ echtgenote Annie Mankes-Zernike was de eerste vrouwelijke dominee van Nederland.

In de praktijk mondde deze opvatting over kunst uit in intieme, kwetsbare schilderijen, ze geven je het gevoel een schemergebied tussen werkelijkheid en verbeelding te betreden. Schilderijen van dieren, mensen en landschappen: in hun bijna-perfectie lijken ze elke keer nét buiten de realiteit beland. Voor even waan je je in een andere, verstilde en harmonieuze wereld.

Je ziet het goed op de drie schilderijen die in Museum Belvédère het centrum van de tentoonstelling vormen: Woudsterweg bij Oranjewoud (1912), Avondschemering (Woudsterweg) (1914) en Bomenrij (1915). De bomen langs de weg zijn echte bomen, maar toch ook weer niet: hun stammen zijn onmogelijk lang en rank. En ja, twee schilderijen zijn vernoemd naar de weg waarlangs hij graag wandelde, bij voorkeur aan het einde van de dag, wanneer de schemering inviel.

Daar stonden van oudsher eiken, maar wat dit zijn? En net als bij het schilderij van het sneeuwlandschap, „ontbreken ook hier directe aanknopingspunten met de historische werkelijkheid”, schreef inhoudelijk directeur Han Steenbruggen van Museum Belvédère eerder in een artikel over Mankes’ landschappen. Al dat soort elementen zijn weggelaten, gestileerd of simpelweg verzonnen, „[zodat de kunstenaar] door een realistische voorstelling te larderen met irreële accenten, een vervreemdende dubbelzinnigheid creëert”. Het verklaart allemaal de weemoedige, bijna mystieke sfeer die je ervaart als je voor zijn schilderijen staat.

De drie schilderijen van de langgerekte weg met zijn onmogelijk hoge bomen hangen voor het eerst samen in het museum. Het zijn bruiklenen van Museum Arnhem en Museum MORE, die met Museum Belvédère de grootste Mankes-collecties van Nederland hebben. Museum MORE organiseerde in 2020 een tentoonstelling met alle werken van Jan Mankes uit de eigen collectie, aangevuld met enkele bruiklenen.

Voor Jan Mankes. Uiting geven aan geestelijk leven ligt in Oranjewoud de nadruk op Mankes’ Friese jaren: de omgeving, veel landschappen, veel dieren uit dat landschap. Op zijn beurt heeft Museum Belvédère aan Arnhem pronkstukken in bruikleen afgestaan als Parelhoen (1917) en Theeschenkster (Annie Mankes-Zernike) (1915).

Theeschenkster is het eerste portret dat Jan Mankes schilderde van Annie, met wie hij trouwde in 1915. Een speciaal aan haar gewijd hoofdstuk in de catalogus wijst erop dat je haar mogelijk ook ziet op Bomenrij uit datzelfde jaar. „Ditmaal geen eenzame figuur in een mistig landschap, maar een koppel, samen op weg, langs hoog opgaande bomen.

Het huwelijk was aanstaande.” Jan Mankes werd geboren in Meppel, groeide op in Delft en verhuisde in 1909 met zijn ouders naar De Knipe. Zijn vader was met pensioen gegaan en hield er kippen, konijnen, ganzen en geiten.

Mankes had een klein atelier aan de achterkant van het ouderlijk huis, dieren vormden zijn belangrijkste onderwerp vond hij zelf. Hij schilderde dieren rond het huis, dieren die hij tegenkwam tijdens zijn wandelingen, maar ook dieren die hij toegestuurd kreeg van zijn mecenas, de Haagse kunstverzamelaar Aloysius Pauwels: uilen, kraaien, een witte haan. Je ziet Mankes’ in een speciale kooi gehouden uil op Zelfportret met uil uit 1911: het kenmerkend bleke, magere gezicht van de jonge kunstenaar met de grote ogen, de vogel rustend op zijn hand.

Annie Zernike ontmoette hij toen zij dominee werd in De Knipe. Na hun huwelijk verhuisden ze naar Den Haag en daarna om gezondheidsredenen – Mankes kreeg tuberculose – naar Eerbeek op de Veluwe. Daar overleed Jan Mankes in 1920, 30 jaar oud.

Zijn in 1918 geboren zoon Beint heeft hij nooit kunnen schilderen, toen was hij al bedlegerig. De tere kinderportretjes op de tentoonstellingen zijn van andere kinderen: een onbekend meisje met lijster, een meisje met een witte bloem, Aloysius Pauwels’ zoon Johan. Jan Mankes liet een oeuvre na van zo’n 180 (vaak kleine) schilderijen, 200 tekeningen en 30 houtdrukken en etsen.

In zijn eigen, roerige tijd viel dat werk al uit de toon als ingetogen, maar hij had wel degelijk succes en verkocht goed. Later verdween hij uit het publieke gezichtsveld: de kunstgeschiedenis besteedde vooral aandacht aan de vernieuwers uit die tijd. Museaal verzameld werden zijn werken pas vanaf de jaren vijftig (toen nog door één museum, Museum Arnhem).

„Je kent de teedere kant van mijn werk”, schreef Mankes een half jaar voor zijn dood aan Annie. „Die kant heeft me steeds overheerscht. Ik voel de blijdschap om dat teedere het sterkst, als ik aan een vinkennest denk, met spinrag en korstmos op een mei-ochtend.

” En Annie Mankes-Zernike? Zij verhuisde met Beint naar Rotterdam, waar ze als dominee haar gemeenteraadsleden meenam naar musea. Want, schreef ze in 1932 in Onze spiegel der schoonheid. Beschouwingen over ’t schoone door Vrijzinnige Protestanten : „De gang naar een museum [kan] voor wie ontvankelijk [is], een soortgelijke waarde hebben als de kerkgang heeft voor wie gaarne rechtstreeks wordt aangesproken door het woord: het leven [kan] hem er dieper en schooner door worden geopenbaard.

”.