Kunstwerken die samen een daadwerkelijke barricade vormen: wel of niet doen?

De Koerdische kunstenaar Ahmet Ögüt wil dat zijn kunstwerk ‘Bakunin’s Barricade’ uit de collectie-opstelling van het Stedelijk wordt gehaald, omdat het museum een bruikleen bij een pro-Palestijnse demonstratie weigerde.

featured-image

‘Ik groeide op in een gebied waar burgeroorlog onderdeel was van het dagelijks leven.” Met deze woorden introduceerde de Koerdische kunstenaar Ahmet Ögüt in 2015 zijn persoonlijke proloog op het online kunstplatform e-flux . Hij vervolgde zijn verhaal met: „Ik kom van een plek waar ik leerde hoe belangrijk bewustzijn – of beter, een collectief bewustzijn – is wanneer mensen zowel cultureel als politiek geïsoleerd worden.

” Collectief bewustzijn omzetten in kunst, dat typeert het werk van Ögüt, die nu het Stedelijk Museum vraagt om zijn werk uit de collectieopstelling te halen. Wat is er gebeurd? In mei van dit jaar vroeg de protestgroep Not Surprised Collective om uitlening van Ögüts werk Bakunin’s Barricade (2015) om protesterende studenten te beschermen tegen politiegeweld. Een bruikleenverzoek kan altijd geweigerd worden, maar in dit geval had het museum een contract ondertekend waarin stond dat het werk uitgeleend mocht worden voor protesten.



Na getouwtrek heen en weer, waarbij Ögüt en de demonstranten aan het kortste eind trokken, liet Ögüt vorige week weten dat zijn werk, dat sinds deze zomer in de collectieopstelling staat met het verhaal rondom het bruikleenverzoek, niet meer mag worden opgesteld. Het museum probeert de inzet van het concept verder in te perken, zegt hij in zijn verklaring op Instagram . Hoewel het Stedelijk eigenaar is van het werk, verwacht hij „dat zowel de integriteit van het kunstwerk als mijn rol als auteur worden gerespecteerd”.

Het kunstwerk – een barricade van autowrakken en -banden, hekken, verkeersborden en enkele kunstwerken uit de collectie van het museum van onder meer Käthe Kollwitz, Kazimir Malevich en Nan Goldin – is gebaseerd op een idee van de Russische denker Michail Bakoenin. Bakoenin bedacht in 1849 om in Dresden een muur van kunst op te bouwen om de demonstranten te beschermen tegen Pruisische soldaten. Soldaten durven niet door kostbare kunstwerken uit het Nationaal Museum in Dresden heen te breken, vermoedde hij.

Zijn plan kwam nooit tot stand. Ögüt werkte het plan wel uit, alleen bleef het bij een installatie die alleen in musea te zien was. Daar kwam deze zomer dus geen verandering in, vanwege de opstelling van het Stedelijk.

Ögüt is een sociaal bevlogen kunstenaar, die het publieke debat in kunst wil betrekken. Dat doet hij met installaties, video’s, geluidskunst, beelden en programma’s. Zo bedacht hij het onderwijsplatform Silent University, toen hij een residentie had bij het Londense Tate Modern.

Hierbij gaat het om een onafhankelijke universiteit die geleid wordt door hoogopgeleide vluchtelingen, die geen plek krijgen aan westerse universiteiten. Met optredens en schrijfprojecten wil deze universiteit laten zien wat er verloren gaat aan kennis doordat asielzoekers niet aan de slag kunnen en zo het zwijgen wordt opgelegd. Het project loopt nog en wordt door Tate ondersteund.

Ook het publiek is deelnemer in het werk van Ögüt waarbij je bij installaties bijvoorbeeld je eigen weg moet vinden langs historische en maatschappelijke verhalen en beelden. Het gaat daarbij niet alleen om sociaal betrokken onderwerpen, maar ook over de rol die kunst kan spelen in de maatschappij. Vaak met humor – in het Van Abbe Museum in Eindhoven was een expositie waarbij je eerst door deurtjes moest waar Police op stond – plaatst hij vraagtekens bij vanzelfsprekende autoriteit.

Of je krijgt een ander perspectief op oorlog, zoals in het videokunstwerk Things We Count (2008) waar ‘gepensioneerde’ gevechtsvliegtuigen op een vliegtuigbegraafplaats staan. In het Turks, Engels en Koerdisch worden ze geteld. Werkeloos staan ze er, maar hun verleden heeft oorlogen en werelden gevormd.

Op de Biënnale in Venetië in 2009 vertegenwoordigde hij de Turkse inzending. Als 28-jarige viel hij toen op met de installatie Exploded City die bestond uit gebouwen en voertuigen die de afgelopen twintig jaar waren ingestort na aanslagen. Dus stonden het Europa Hotel in Belfast, The Oberoi Hotel in Mumbai, de Nationale Bibliotheek in Sarajevo en de Paddy’s Pub in Bali gewoon bij elkaar in een stad.

Vijf jaar later kwam hij met een maquette, Pleasure Places of All Kinds (2014), die vol huizen staat waarvan de bewoners niet willen wijken voor nieuwbouwprojecten. Hoe de moderne wereld in dorpen binnenkomt, liet hij ook effectief zien in Ground Control (2007-2008): in Istanbul werd een ruimte alleen maar bedekt met asfalt. Wie dacht met minimalistische kunst van doen te hebben, vergiste zich.

Ögüt wilde dat mensen die het vers gelegde asfalt betraden, zouden ervaren hoe het is als je voor het eerst door asfalt met de rest van de wereld wordt verbonden. In Turkije kregen afgelegen dorpen opeens asfalt waardoor ze in verbinding kwamen met de rest van het land en opeens op de landkaart meetelden. Dat ging niet alleen over nieuwe werelden openen, maar wederom over de macht van autoriteiten die bepalen wie meetelt en wie niet.

Dergelijke vragen maken de discussie met het Stedelijk extra relevant..